Wat gebeurde er op: 6 november 2001

Libanon bezorgd over nieuwe zwarte lijst

De zwarte lijst ofwel terreurlijst die de Verenigde Staten in september 2001 hadden bekend gemaakt bevatte groepen en personen die contact zouden houden met Osama bin Laden. Na het bezoek van de Britse premier Blair aan Syrië werd de lijst uitgebreid met een aantal organisaties uit Palestina en Libanon. Het gaat onder andere om Hezbollah en de belangrijkste Palestijnse gewapende groepen – Hamas, de Islamitische Jihad, het Palestijnse Bevrijdingsfornt, het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina, de Fatah-Revolutionaire Raad.

duizenden verzamelen zich in Beirut voor een toespraak van Hasan Nasrallah, de leider van Hezbollah, tijdens de oorlog van Israel tegen Libanon in september 2006

Het Libanese verzet verdreef het Israëlische bezettingsleger vorig jaar uit Zuid-Libanon. Daar zijn wij trots op”, zei de Libanese minister van Buitenlandse Zaken, Mahmoud Hammoud, nadat de nieuwe Amerikaanse lijst werd geopenbaard. “Wij beschouwen het verzet als een rechtvaardige manier om ons land van de Israëlische bezetting te bevrijden, en daar gaan we mee door, met de steun van Syrië en de rest van de Arabische wereld.” Alhoewel de VS de bovengenoemde groepen al langer op een terreurlijst van het Ministerie van Buitenlandse zaken voert waren zij nog niet opgenomen op de zwarte lijst die expliciete doelen voor de war on terror bevat. In het Midden-Oosten wordt de uitbreiding van de lijst gezien als een aanwijzing dat de Verenigde Staten de druk willen opvoeren op Arabische groeperingen die zich tegen het vredesproces in het Midden-Oosten keren. Verzetsgroepen die in het Midden-Oosten grote status en invloed hebben worden door deze stap als gesprekspartners gediskwalificeerd. Zo is Hezbollah een belangrijk onderdeel van de Libanese samenleving en beschikt over zetels in het parlement, eigen media en honderden scholen, ziekenhuizen en apotheken in het hele land.