Continuiteit, verandering

Door: Jan Schnerr - Laatst aangepast op: 19 mei 2012

Onder premier Erdogan van Turkije kreeg de politiek het primaat boven de legerleiding

I IN HET KORT

HET MIDDEN-OOSTEN

Het Midden-Oosten heeft een eeuwenlange geschiedenis achter de rug die heeft geleid tot zeer gebrekkige staatsvorming. Tot het einde van de Eerste Wereldoorlog (1918) viel het gebied inclusief het huidige Israël/Palestina, onder het Ottomaanse Rijk. Dit rijk werd bestuurd vanuit Istanboel. Het bracht relatieve stabiliteit, maar iedere vorm van zelfstandige natievorming werd onderdrukt. De vrede tussen de vele etnische en religieuze groepen werd bewaakt. De “prijs” daarvoor was dat een “burger” niet een zelfstandig individu met politieke rechten was, maar alleen als lid van een gemeenschap politieke rechten had. Men was soenniet, christen, jood, alawiet, enzovoort en als zodanig had men rechten.

Het Engelse en Franse kolonialisme dat al voor de ineenstorting van het Ottomaanse Rijk de macht in deze regio begon over te nemen, bouwde voort op elementen die geen voorbereiding waren op moderne staatsvorming. Ook paste het ontstaan van een dynamische regionale of nationale economie en een welvarende middenklasse niet in de koloniale economische structuur. Koloniale bestuurders gaven bovendien vaak de voorkeur aan traditionele, religieuze elites boven op modernisering gerichte stromingen in de grote steden. Toen de Fransen en Engelsen na de Tweede Wereldoorlog werden gedwongen te vertrekken konden zij een zekere invloed behouden door “cliënten” op machtsposities in de zwakke staten achter te laten. De koninklijke Hoesseinclan in Jordanië en koning Faroek in Egypte zijn daarvan voorbeelden.

De Verenigde Staten namen vanaf eind jaren ’50 de macht in de regio over. Zij wisten de invloed van de communistische Sovjet-Unie te minimaliseren. Turkije en Iran werden in de jaren ’50 en Egypte, Jordanië en Saoedi-Arabië in de jaren ’70 binnen de Amerikaanse invloedssfeer getrokken. Libanon bleef onbeheersbaar. Ook Syrië en Irak onttrokken zich aan de Amerikaanse macht. Iran maakte zich met de revolutie van 1979 los van Amerikaanse overheersing. Turkije heeft vanaf eind jaren ’90 zijn relatieve afhankelijkheid van de VS verminderd. Onder politieke analisten is sinds een aantal jaren discussie gaande over de vraag of strategische veranderingen in de wereld zullen leiden tot verminderde Amerikaanse aanwezigheid in het Midden-Oosten. Tijdens de eerste termijn van president Obama werd de intentie uitgesproken om de aandacht meer te verleggen naar de wateren rond China.

De Israëlische machtspositie in de regio is sinds de oprichting van de joodse staat in 1948 gestaag toegenomen. Dat is gebaseerd op: het vermogen mensen en middelen te mobiliseren voor militaire doelstellingen; de steun van de VS; een regionaal nucleair monopolie; de vernietiging van de infrastructuur van staten die mogelijk concurrerend zouden kunnen worden in de relatie die Israël heeft met de VS en Europa (Irak, Libanon, Iran); samenwerking met de VS bij het gebruik maken van etnisch-religieuze tegenstellingen (met name soenniten/shiiten).

Het bovenstaande heeft geleid tot stagnatie in de meeste staten in het Midden-Oosten. Met name bij de modernisering van het openbaar bestuur, de opbouw van effectieve staatsinstellingen en de aansluiting van de economieën op de globalisering. Tegenover deze conclusie staan de analisten, met name in de angelsaksische wereld en aan zionistische zijde, die de stagnatie toeschrijven aan culturele factoren en met name de islam.

 

Koning Faroek van Egypte met president Roosevelt; jaren ’40

II ACHTERGROND EN ANALYSE

CONTINUÏTEIT EN VERANDERING IN HET MIDDEN-OOSTEN

Waar ligt het Midden-Oosten?

Er is geen eenduidige “definitie” van de geografische regio die met “Midden-Oosten” wordt aangeduid. In officiële Amerikaanse stukken wordt soms ook de term “Near East” gebruikt. In studies soms “West Azië” of “Zuid-West Azië”. In dit artikel wordt met Midden-Oosten het volgende gebied bedoeld: Egypte, het Arabisch schiereiland, Jordanië, Israël/Palestina, Libanon, Syrië, Irak, Turkije en Iran. Het verschil met sommige andere publicaties is dat daar Lybië en Soedan wel worden inbegrepen. In publicaties over het Midden-Oosten worden Turkije en Iran vaak niet meegenomen. De reden is dat het weliswaar islamitische landen zijn maar in cultureel opzicht geen Arabische landen. De keuze in dit artikel heeft te maken met de invalshoek: de politieke interactie tussen Israël/Palestina en de omgeving daarvan. Daarbij zijn naast de culturele factor ook het militaire, de economie en de geografie bepalende factoren.

Invloed van het Westen

De invloed van West-Europa in het oostelijke Middellandse Zeegebied begon in de achttiende eeuw toe te nemen. Dat ging ten koste van het Ottomaanse Rijk. In de eerste helft van de twintigste eeuw werd de koloniale overheersing door Engeland en Frankrijk de bron van de spanning tussen de Arabische wereld en het Westen. Het uitroepen van de staat Israël in 1948 onder leiding van (voornamelijk) Europese Joden en met goedkeuring van het Westen werd gezien als een koloniaal project. Na de Suezoorlog in 1956 (toen Engeland, Frankrijk en Israël een coalitie vormden) veranderde het beeld: de VS werd de belangrijkste macht in het Midden-Oosten, toen nog op de hielen gezeten door de communistische Sowjet-Unie.

De belangrijkste tegenstander van Israël, de “opvolger van de koloniale machten”, werd Egypte. Egypte had in de jaren ’50 en ’60 de Sowjet-Unie als bondgenoot. Na drie oorlogen, in 1956, 1967 en 1973, koos Egypte uiteindelijk voor een bondgenootschap met de nieuwe beschermheer en wapenleverancier van Israël: de VS. Jordanië volgde later. Libanon met zijn etnische tegenstellingen bleef onbeheersbaar voor de oude machthebber Frankrijk en vervolgens (in de jaren ‘80) voor de VS en uiteindelijk ook voor Israël. Syrië bleef officieel altijd in oorlog met Israël maar in de praktijk hebben de Syrische heersers vanaf 1973 gezorgd voor rust aan de grenzen. De onderlinge krachtmetingen tussen Israël en Syrië vonden plaats in Libanon.

Saoedi-Arabië was vooral op religieuze gronden Israël vijandig gezind. Het land en zijn satellieten op het Arabisch Schiereiland konden zich door de macht over de oliebronnen tot ver in de jaren ’70 een van de VS onafhankelijke politiek veroorloven. Daarna werd het ingebonden in het netwerk van Amerikaanse bondgenootschappen. De betrekkingen van de VS met Israël, dat geleidelijk meer invloed kreeg op de Amerikaanse buitenlandse politiek, ontwikkelde zich van vrij afstandelijk in de jaren ’60 tot zeer nauw vanaf de jaren ’80. Iran was vanaf 1953 (na ingrijpen door de CIA) grotendeels een cliëntstaat van de VS en indirect een bondgenoot van Israël.

Leden van de religieuze politie in Riyadh, Saoedi-Arabië; augustus 2013

Arabisme, islamisme, socialisme

Islamisme en islamitisch modernisme ontstonden in het laatste kwart van de negentiende eeuw. De Ottomaanse maatschappij was in verval en de westerse invloed nam zienderogen toe. Grote delen van de Arabische bevolking dreigden tussen de wal en het schip van de moderne handel en economie te komen. De ontwikkelingen in Palestina zijn daarvan een voorbeeld. De meeste islamitische denkers wilden aanvankelijk een modernisering van de islam binnen het Ottomaanse gebied nastreven: panislamisme, want de cultuur van het Turkse centrum van het Ottomaanse Rijk was niet Arabisch. Met de ondergang van dat rijk, formeel in 1918, werd de Arabische identiteit een steeds belangrijker element, leidend tot het Arabisme. De gemeenschappelijke Arabische taal en de worteling van de islam in de Arabische cultuur en geschiedenis zijn essentiële aspecten van deze identiteit. De twee polen: westers geïnspireerd modernisme met behoud van eigen identiteit versus verdediging van de traditie tegen economische en intellectuele overheersing door het Westen, hebben zich niet volledig in één visie kunnen integreren.

Het Arabisme kwam op als culturele stroming. Dat liep parallel aan de vermindering van de culturele uitstraling van het Ottomaanse Rijk, die steeds meer vereenzelvigd werd met de Turkse cultuur, taal en identiteit. Begin twintigste eeuw werd het concept van het Arabisch nationalisme met een eigen onafhankelijke Arabische staat hieraan toegevoegd. Die stroming heeft tot in de jaren ’70 van de vorige eeuw een belangrijke politieke invloed gehad. De Egyptisch-Syrische unie (Verenigde Arabische Republiek, VAR) die van 1958 tot 1961 bestond en de Baathpartijen in Syrië en Irak zijn uit het Arabisch nationalisme voortgekomen. Hetzelfde geldt tot op zekere hoogte voor de Arabische Liga die werd opgericht in 1945. Vanaf midden jaren ’70 is de strategische as Verenigde Staten-Israël erin geslaagd een breuk in het Arabische kamp te forceren. Het Egyptisch-Israëlische vredesakkoord van 1979 vormt het kantelpunt.

De Arabische variant van het socialisme heeft na de ondergang van het kolonialisme in de jaren ’50 en ’60 een rol gespeeld. Het Nasserisme in Egypte is het bekendste voorbeeld. Ook de Baathpartijen hebben socialistische wortels. In Syrië en Irak hebben deze seculiere stromingen geen weerstand kunnen bieden tegen de, vaak van buitenaf gestimuleerde, sectarische krachten. In Egypte heeft de militaire elite het politieke domein nimmer verlaten en heeft eind jaren ’70 gekozen voor de Amerikaans-Israëlische as. De ervaringen met het westerse kolonialisme (na de jaren ’60 in de nieuwe vorm van de Amerikaans-Israëlische macht) en de komst van een globale markteconomie zonder overheden die in staat waren voor enig vangnet tegen armoede te zorgen, heeft de huidige Arabische wereld diepgaand beïnvloed. Een belangrijke rode draad in bovenstaande bewegingen en stromingen is, dat telkens nieuwe lichtingen goed opgeleide jongeren op arbeidsmarkten instromen waar posities niet met vaardigheden “verdiend” maar via corrupte kanalen verkregen moeten worden. De diepe frustraties als gevolg daarvan zoeken een intellectuele of religieuze uitweg.

President Rouhani van Iran in de VN; 26 september 2013

Opkomst en vernietiging van regionale machtsaanspraken

Met de Iraanse revolutie van 1979 en tegelijk met de “neutralisering” van Egypte onder de Amerikaanse paraplu, ontstond een regionale macht-in-de-dop die zich politiek en ideologisch tegen de as VS-Israël keerde. Terwijl de Egyptische militaire elite zich schikte naar de Amerikaans-Israëlische overheersing, weigerde Iran na de revolutie van 1979 die rol. Iran werd in de jaren ’80 in eerste instantie zeer verzwakt door de achtjarige oorlog tegen Irak dat werd gesteund door de VS. Toen Irak in 1990 een greep deed naar de oliebronnen van Koeweit begon een periode die in 2003 eindigde in de vernietiging van de Iraakse militaire macht door een militaire coalitie onder leiding van de VS. Deze Irak politiek werd sterk gesteund door Israël en de pro Israëllobby in de VS en Europa. Tegelijk heeft Israël vanaf de eerste helft van de jaren ’90 Iran beschouwd als zijn belangrijkste tegenstander en aangedrongen op actie. Door te dreigen met een militaire aanval op Iran heeft Israël na 2000 sterk bijgedragen aan de door de VS geïnitieerde sancties tegen dat land. De sancties tegen Iran voorkomen dat Iran zijn potentie van regionale economische macht realiseert.

Het evenals Iran niet Arabische Turkije heeft tot circa 2000 een nauwe militaire samenwerking onderhouden met Israël en tegelijkertijd, rekening houdend met de anti-Israëlische houding van de eigen bevolking, politiek afstand bewaard. De geleidelijke “terugkeer naar de kazernes” van het leger en met name van de politiek machtige militaire top had onder meer tot gevolg dat de militaire samenwerking met Israël in de periode 2000 tot 2010 op een lager niveau is gebracht. Turkije is inmiddels een regionale economische macht geworden. Een verdergaande ambitie is om het centrum te worden van een economische zone in het Midden-Oosten, met Syrië en Jordanië. Het geweld in Syrië houdt dat voorlopig tegen.

Blokkades voor modernisering

Er leven sterk anti-Amerikaanse gevoelens bij de bevolkingen van al deze landen. De directe oorzaken zijn vooral de vrijwel onvoorwaardelijke steun aan Israël en het aan de macht helpen en steunen van autoritaire en corrupte regiems. De frustratie komt ook voort uit de machteloosheid van de regiems om een tegenwicht te bieden aan de Israëlische machtsaanspraken en het onvermogen om de economieën te moderniseren. Diepere oorzaken zijn:

1. De eeuwenlange op ethnische en religieuze scheidslijnen gebaseerde bestuursstructuur van het Ottomaanse Rijk en het toekennen van collectieve rechten op basis van die scheidslijnen.

2. Kunstmatige grenzen die na de ineenstorting van het Ottomaanse Rijk werden getrokken door Engeland en Frankrijk. Dat gebeurde op basis van koloniale machtssferen en de voor het koloniale bestuur kenmerkende verdeel-en-heerspolitiek.

3. De Engelse, Franse en Amerikaanse (post-) koloniale overheersing die niet gebaat was bij een sterke, zelfstandige middenklasse maar de voorkeur gaf aan autoritaire leiders en van het buitenland afhankelijke elites.

Uiteindelijk ontstonden verschillende modellen: het autocratische model (Syrie, Irak tot 2003, Egypte), gesponsorde monarchieën (Jordanie, Saoedi Arabie, Golfstaten en Iran tot 1979) of sektarische evenwichten (Libanon, huidige Irak). Uitzondering vormt het oude Ottomaanse kernland Turkije en het autoritaire sociaal-religieuze bewind van Iran. In de Arabische landen is natievorming als gevolg van deze historische ontwikkelingen zwak ontwikkeld. Aanzetten tot een Arabisch socialisme in Egypte, Syrië en Irak zijn in de jaren ’50 en ’60 stuk gelopen. In landen waar zich grote olievoorraden bevinden, hebben deze geleid tot veel rijkdom maar tevens tot machtige, met het Westen verbonden elites die geen belang hebben bij modernisering van de maatschappij. De meningen verschillen over de vraag in hoeverre daarnaast de Islam een inherent conservatieve kracht is.

De door vrijwel alle analisten voor noodzakelijk gehouden modernisering stagneert. Modernisering van de economieën is zeer urgent in verband met de bevolkingsgroei. Naast bovengenoemde oorzaken speelt in verschillende landen de Amerikaanse steun aan Israëlische strategische belangen een rol. Bijvoorbeeld in de vorm van het aan de macht houden van autoritaire, voor Israël niet bedreigende regiems in Egypte en Jordanië, het interveniëren in landen als Irak en Libanon of het economisch onder druk houden van Iran. Belangrijke interne oorzaak kan zijn de slechte ervaringen van de bevolking met wat in het verleden “privatisering en marktwerking” werd genoemd: monopolies in handen van de elite. Extern speelt een rol dat het IMF (Internationaal Monetair Fonds) als belangrijkste partner – bijvoorbeeld in Egypte – in vrij sterke mate een Amerikaanse visie op economische sanering uitdraagt, die zich in de praktijk vermengd met buitenlandse belangen.

Onafhankelijkheid, oorlogen en extreme bevolkingsgroei

De ineenstorting van het ottomaanse bestuur en het overnemen van de macht door de Engelsen in 1920, vormde het decor in Palestina en de rest van de Arabische wereld tijdens de opbouw van exclusief joodse organisaties en instellingen in de jaren ’20, ’30 en ’40 van de vorige eeuw. De ondergang van het Europese kolonialisme na 1945 en de chaotische situaties in de nieuwe onafhankelijke Arabische staten waren het decor bij de stichting van de staat Israël in 1948 en de oorlogen met Israël in 1956, 1967 en 1973. De Koude Oorlog en de steeds hechtere strategische en militaire band tussen de VS en Israël was daarna de achtergrond tijdens de oorlogen van Israël tegen Libanon en het door de VS en Israël gestuurde ‘vredesproces’.

Beslissend voor de toekomst van deze landen en ook hun relatie tot Israël zal de vraag zijn of een modernisering van de economieën de enorme bevolkingsgroei kan opvangen.

Tussen 1980 en 2008 zijn de economieën van Azië, de gehele wereld en de arabische wereld jaarlijks gegroeid met respectievelijk 5 %, 2 % en 0,2 %. De bevolkingsgroei was het sterkst in de Arabische landen. 40 % van alle werklozen in de Arabische wereld was in 2010 tussen 15 en 24 jaar oud. In Egypte was dat 60 %. De helft van de bevolking in de 22 Arabische landen is jonger dan 25 jaar. Tussen 2010 en 2050 groeit de bevolking van 350 tot 700 miljoen. Verwant hiermee is het voedsel- en waterprobleem: rond 2005 importeerden twaalf van de veertien landen in het Midden-Oosten (gezamenlijk) 80 % van hun graan. De “Arabische lente” – de rebellie in veel landen in 2011 – heeft de discussie gestimuleerd over de vraag of de Arabische wereld zijn kernprobleem kan oplossen zonder het monsterverbond te beëindigen tussen corrupte elites en westerse militair-industriële belangen.

Artist impression metro Riyadh, door Amerikaans-Duits consortium. Robottreinen: geen werkgelegenheid; oktober 2013

Toekomstige ontwikkeling

Israël is een land dat extreem geïsoleerd is van zijn directe omgeving. De steun van de VS en van Europa maakten dat tot nu toe mogelijk. Deze situatie staat haaks op de ontwikkelingen in de wereld die kunnen worden samengevat met de term globalisering. Gegeven de overheersende trend in de wereld ligt het voor de hand dat dit isolement in de toekomst zwaarder gaat wegen. Economisch en op den duur ook cultureel. Op het vlak van de officiële relaties tussen de joodse staat en zijn omgeving valt op dat in het afgelopen decennium sprake is van een sluipende “afslanking” van de diplomatieke relaties. In 2009 telde Israël negen vertegenwoordigingen van moslimlanden. In het najaar van 2011 waren dat er nog drie. Daarvan werd de Turkse gedevalueerd. De andere twee waren Egypte en Jordanië. De relaties met Egypte en Jordanië lijken zich te beperken zich tot de inlichtingendiensten en delen van de legertoppen.

De economische stagnatie in de directe omgeving van Israël en de greep die de VS hebben op de bewapening van deze landen, hebben Israël tot nu toe niet gedwongen tot meer openheid naar zijn omgeving. Voor het antwoord op de vraag of deze houding van Israël te handhaven is, zullen vele toekomstige ontwikkelingen van belang zijn:

1. Olievoorraden en de militaire aanwezigheid van (voornamelijk) Westerse landen. De Amerikaanse afhankelijkheid van olie-import zal sterk afnemen, de Europese afhankelijkheid van olie-import zal geleidelijk dalen en de afname van gas door Europa zal toenemen. Versnelt dat de Amerikaanse “pivot to Asia” (de draai naar Azië)?

2. De groeiende financiële macht van de elites op het Arabisch Schiereiland en de toenemende interne druk in die landen om te komen tot modernisering van de economie en de staat.

3. Het wel of niet toenemen van ethnische en religieuze tegenstellingen, met name die tussen soenniten en shiiten en daarmee de mogelijkheid deze tegen elkaar uit te spelen.

4. De vraag welke invloed de grote onvrede onder de bevolking over de Amerikaanse invloed in de regio en de Israëlische bezettingspolitiek zal hebben op met name de pro-Amerikaanse regiems.

5. Dezelfde vraag met betrekking tot de problematiek van de sociaal-economische positie van jongere generaties.

6. De toenemende verwevenheid van het Midden-Oosten met Aziatische economieën zoals die van India en China en de vraag of dat de positie van sommige landen zal versterken (Iran?) of minder pro-Amerikaans zal maken (Saoedi-Arabië?).

Militaire opbouw

Een specifiek aspect van de machtsrelaties in het Midden-Oosten is de bewapening. Een deel van de olie- en gas opbrengsten wordt besteed aan wapenaankopen. Na de beëindiging van de Koude Oorlog leverden de VS het leeuwendeel van de wapens, met op de tweede plaats enkele Europese landen. Dat beleid heeft als uitgangspunten:

1. De technologische superioriteit van het Israëlische leger (de “qualitative edge“) mag niet worden aangetast.

2. Er worden geen geavanceerde wapens geleverd aan niet met de VS bevriende landen.

3. Na het wegvallen van Iran in 1979 als belangrijkste behartiger van de Amerikaanse belangen, is Saoedie-Arabië de spil in de opbouw van een regionale militaire alliantie van bondgenoten met de Perzische Golf als potentiële confrontatiezone.

Het accent bij de wapenleveranties door de VS is sinds de regering Bush (verder) verschoven naar Saoedie-Arabië en de andere staten op het Arabisch schiereiland. De omvang is bovendien toegenomen. Het officiële motief is de bedreiging door Iran. President en Congres werken nauw samen om ervoor te zorgen dat dit beleid niet ten nadele van het Israëlisch overwicht uitpakt. Analisten geven verschillende redenen voor de toename van de wapenstroom:

1. Het economische voordeel voor de VS en zijn wapenindustrie.

2. Het geven van een signaal dat de VS niet bezig zijn (militair) afstand te nemen van het Midden-Oosten.

3. Het versterken van landen die als betrouwbare bewakers van de Amerikaanse economische en militaire orde in deze regio worden beschouwd (ook tegen mogelijke Chinese ambities).

Een van de gevolgen van dit Amerikaanse beleid is het toenemen van de religieuze spanningen tussen soenniten (centrum: Arabisch schiereiland) en shiiten (Iran-Zuid Irak-Syrië-Libanon).

 

Literatuursuggesties:

1. Rogan, Eugene. Frontiers of the State in the Late Ottoman Empire: 1850-1921. Cambridge, Cambridge Universaity Press, 1999

2. Kent, Marian. Moguls and Mandarins: Oil, Imperialism and the Middle East in British Foreign Policy. Portland, Frank Cass Press, 1993

3. Berger, Maurits. Religion and Islam in Contemporary International Relations. Instituut Clingendael, april 2010

4. Cleveland, William L. A History of the Modern Middle East. 3rd edn. Boulder, Colo.: Westview Press, 2004.

5. Kepel, Gilles. Beyond terror and martyrdom: The future of the Middle East. Cambridge, Harvard Belknap Press, 2008.

6. Kepel, Gilles. The War for Muslim Minds: Islam and the West. Cambridge, Mass/London, Belknap Press, 2004. (Eng vert.)

7. Aarts, Paul en Gerd Nonneman (red.). Saudi Arabia in the Balance: Political Economy, Society, Foreign Affairs. New York University Press, 2005.

8. Berger, Maurits. Islam onder mijn huid. Contact, 2003.

Sites en zoektermen:

1. WRMEA (Wash. Report on Mid. East Aff.) Search: arabism of islamism of socialism

2. Arab human development report, AHDR (o.a. UN en Wikipedia)

3. Arab Knowledge Report 2009, 2011-2012

4. AHDR Research Paper Series

5. International Energy Agency Middle East oil

6. The Middle East Research and Information Project, MERIP

7. http://leiden-islamblog.nl/

CITAAT:

“Islamic institutions, leaders and movements, far from being invariably anti-colonial, radical, anti-Western, or anti-Zionist (which of course they often were), were also at various times over the past century seen as usefull allies by the Western powers, by Israel, and by conservative Arab regimes aligned with the West.” Rashid Khalidi, The Iron Cage, paperback ed., 2009, blz. XXIV

Artikel geschreven op 19/05/2012
online op Jaffadok op 20/03/2013
geactualiseerd op 30/12/2020