Balfour Verklaring

Door: Jan Schnerr - Laatst aangepast op: 5 januari 2014

IN HET KORT

DE “BALFOUR DECLARATION”

Arthur James Balfour

Op 2 november 1917 ontving de zionistische federatie in Engeland een brief van de Engelse regering: de Balfour Verklaring. Daarin sprak het kabinet van Lloyd George zijn steun uit voor een “joods tehuis” (“a national home for the Jewish people”) in het toenmalige Palestina. De Engelsen waren bezig hun koloniale belangen veilig te stellen in het Midden-Oosten. Zij zochten ook steun bij joodse organisaties in de oorlog tegen de Duitsers en het Ottomaanse Rijk. Deze Balfour Verklaring is voor de zionisten de basis geweest voor het vestigen van een joodse kolonie in Palestina en voor het creëren van eigen, exclusief joodse instellingen en een joodse economie.

In 1922 vertrouwde de Volkenbond (voorloper van de Verenigde Naties) het tijdelijke bestuur van Palestina officieel toe aan Engeland, het zogenaamde Britse Mandaat. Dat duurde tot 1947 toen de Engelse regering het Mandaat teruggaf aan de VN. Tussen 1918 (toen de Engelsen na de capitulatie van het Ottomaanse Rijk de feitelijke macht overnamen) en 1947 nam de macht en de omvang van de joodse gemeenschap sterk toe. Aan het einde van de jaren ’30 was die voor het mandaatsbestuur nauwelijks meer beheersbaar. De regering in Londen is pas laat tot dat inzicht gekomen. De belofte om ook de belangen van de Palestijnse Arabieren (in 1920 90% van de bevolking) te beschermen, werd niet waargemaakt.

Er is en wordt onder deskundigen veel gediscussieerd over de vraag waarom de Engelse regering zich tijdens de laatste oorlogsjaren in dit lastige parket heeft gemanoeuvreerd. Het meest wordt genoemd, het korte termijn belang van het verkrijgen van steun van belangrijke joodse gemeenschappen in de VS, Centraal Europa en Rusland voor de Engelse oorlogsinspanning. Als tweede motief wordt meestal het christelijk zionisme van een deel van de Engelse elite genoemd: de bijbelse profetie waarin “het joodse volk” en het “Land Israël” een rol spelen. Als derde en laatste motief zal volgens sommigen ook een strategische overweging voor de lange termijn hebben meegespeeld: het strategisch belang van het nabijgelegen Suezkanaal en het voorkomen van uitbreiding van de Franse invloed vanuit Syrië/Libanon naar het zuiden.

De Balfour Verklaring wordt door zionisten gezien als een doorslaggevend moment in het streven naar een eigen joodse staat. Door veel Engelsen wordt het beschouwd als een fiasco in de koloniale politiek. De Arabische wereld ziet het als ontrouw van Engeland aan de beloften die aan de Arabische wereld werden gedaan tijdens de Eerste Wereldoorlog. Velen die zich met het Palestijns-Israëlische conflict bezighouden beschouwen de Balfour Verklaring als een belangrijke historische oorzaak van dit conflict en het voortduren daarvan tot in de huidige tijd.

ACHTERGROND EN ANALYSE

ENGELAND, ZIONISME, PALESTINA EN HET “JEWISH HOMELAND”

Balfour verklaring, 2 november 1917

De Balfour Verklaring

De Balfour Verklaring is in de letterlijke zin een brief gedateerd 2 november 1917, die formeel gericht is aan baron Walter Rotschild en bedoeld voor de Zionist Federation. In de brief verklaart Lord Balfour namens de Engelse regering het volgende:

His majesty’s Government view with favour the establishment in Palestine of a national home for the Jewish people, and will use their best endeavours to facilitate the achievement of this object, it being clearly understood that nothing shall be done which may prejudice the civil and religious rights of existing non-Jewish communities in Palestine, or the rights and political status enjoyed by Jews in any other country.
(Zijne Majesteits Regering staat positief tegenover de vestiging in Palestina van een nationaal tehuis voor het joodse volk, en zal zich naar vermogen inspannen om het bereiken van dit doel te bevorderen, waarbij duidelijk wordt gesteld dat niets zal worden gedaan dat de civiele en religieuze rechten van bestaande niet-joodse gemeenschappen in Palestina zou kunnen schaden, dan wel de rechten en de politieke status van joden in enig ander land. Vert. JS)

Rothschild was een van de leiders van de joodse gemeenschap in Engeland. Weizmann was hun belangrijkste onderhandelaar. Aan de brief gingen twaalf maanden van intensieve onderhandelingen vooraf tussen vertegenwoordigers van de zionistische beweging in Engeland en functionarissen van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Verschillende belangrijke betrokkenen in de hoogste Engelse kringen hadden naast politieke overwegingen overigens ook religieuze motieven om behulpzaam te zijn bij een “terugkeer” van joden naar het bijbelse Palestina. Dat gold bijvoorbeeld in sterke mate voor Lord Balfour, maar ook voor de premier, Lloyd George. De bevolking van Palestina bestond op dat moment voor 10% uit joden en voor 90% uit Palestijnse Arabieren (zowel moslim als christen).

De kern van de Balfour Verklaring is de toezegging mee te werken aan “een nationaal tehuis”. De brief zegt “in” Palestina. Het gaat dus niet om de bestemming “van” (geheel) Palestina tot joods tehuis. En ook: “for the Jewish people” en niet “the Jewish nation”. En, een “national home” in plaats van “a state”. Binnen de zionistische beweging werd in die jaren wel degelijk gesproken van een “joodse staat” in Palestina. Om politieke redenen paste men zich in zijn retoriek in het openbaar aan bij de term “joods tehuis”. Dat zou in Palestina zelf onder de joodse kolonisten niet lang meer duren. De beperking in de Verklaring dat de rechten van de niet-joodse bevolking niet geschaad zouden mogen worden, zou (kon) uiteindelijk door Engeland niet waar worden gemaakt. Met “Jews in any other country” in de laatste zin van de Verklaring wordt gedoeld op geassimileerde joden in met name westerse landen.

Tot de kern van de Verklaring behoort in zekere zin ook datgene wat er niet in wordt gezegd. De 690.000 Arabieren (tegenover 59.000 joden) die 97% van het land bezaten, worden slechts indirect genoemd: “the existing non-Jewish communities in Palestine”. Die blinde vlek bepaalde mede de kijk van de internationale gemeenschap in het westen op Palestina. In januari 1919 pleitte Chaim Weizmann bijvoorbeeld op de Parijse vredesconferentie voor een Palestina “as Jewish as England is English”. Op dezelfde conferentie verwelkomde Lloyd George namens de Engelse regering het principe dat door de Amerikaanse president Woodrow Wilson naar voren was gebracht: zelfbestemming voor de volkeren van het Ottomaanse Rijk. Men zag er geen tegenstelling in. De tekst van de Verklaring impliceert burgerrechten (“civil rights”) en economische rechten voor de Palestijnse Arabieren maar zwijgt over politieke rechten.

Zie: Jaffadok PALESTIJNEN GESCHIEDENIS VÓÓR-1948 BRITS-MANDAAT.

In de literatuur is ook sprake van “the first Balfour Declaration“. Daarbij gaat het om een voorstel van de Engelse regering, bij monde van Balfour gedaan aan Theodor Herzl, ten tijde van de parlementaire behandeling van de “Aliens Act” (anti-immigratiewet) in 1903 om joden een thuisland te geven in Oeganda, destijds Engels gebied.

Postzegel uit de mandaatperiode: hebreeuws en arabisch

De Balfourverklaring en de Eerste Wereldoorlog

In het begin van de oorlog, in de jaren 1914/1915 was Palestina voor de Engelsen nauwelijks interessant. Hooguit als bufferzone tussen Egypte/Suezkanaal en de Franse invloedsfeer, Syrië/Libanon. Londen was aanvankelijk voor internationalisatie van Palestina of voor beheer door de VS (zoals Balfour. En ook: de Sykes-Picot overeenkomst). In de tweede helft van de oorlog werd met het Ottomaanse Rijk ook in het Midden-Oosten slag geleverd. Toch was het Ottomaanse Rijk in ontbinding en zijn feitelijke macht beperkte zich meer en meer tot de kern, het huidige Turkije. Engeland en Frankrijk waren al bezig de “erfenis” van dat rijk onder elkaar te verdelen. Het ging onder meer om Syrië (inclusief het huidige Libanon) en Transjordanië (het huidige Jordanië en Israël plus bezette gebieden).

De Engelsen zochten vanaf 1916 bondgenoten in de strijd. Bondgenoot Rusland dreigde zich als gevolg van de revolutie terug te trekken van het front. De zionisten zouden daar voor blijvende deelname aan de oorlog kunnen zorgen. In het Franse leger was muiterij. In de Verenigde Staten meende Balfour te hebben waargenomen dat steun voor het zionistische project behulpzaam zou zijn voor een duurzame steun van deze machtige bondgenoot. Bovendien raakten Britse diplomaten ervan overtuigd dat Duitsland op het punt stond om een steunverklaring voor het zionisme af te leggen; eveneens om steun van invloedrijke joden en de Europese joodse gemeenschap in het algemeen te verkrijgen (Quigly, lit.). Volgens Smith (lit.) begonnen de pogingen om het jodendom, dat tot dat moment niet pro-entente (Engeland, Frankrijk en hun bondgenoten) was in het eigen kamp te krijgen, in de eerste helft van 1916.

Vertrouwelijke Engelse staatsstukken uit de jaren ’20 geven aan dat de propagandawaarde van een pro-zionistische verklaring de doorslag heeft gegeven (Smith). Zodra die besluitvorming had plaatsgevonden zette de Engelse regering onmiddellijk een propaganda-offensief in gang om de pro-zionistische opstelling met name in de VS, Duitsland en Oostenrijk ruime bekendheid te geven. De Oostenrijkse premier deed in een tegenreactie zelfs de toezegging aan joodse vertegenwoordigers dat een “joodse nationaliteit” officieel zou worden erkend (Smith). Het was van de Engelsen dus een “war-related” actie op een moment dat de situatie aan het front voor de Engelsen zeer bedreigend was. Als tweede maar minder zwaarwegend motief van de Engelse regering wordt ook het strategische belang van het Suezkanaal voor de langere termijn genoemd. Volgens sommige hitorici had de Engelse elite en zeker Lord Balfour overigens een overtrokken beeld van de joodse invloed in Rusland en de VS (Klug, lit.).

Behalve aan de zionistische beweging werden ook aan de Arabische kant beloften gedaan. In een overeenkomst tussen Hoessein en Mc Mahon werd aan deze belangrijke Arabische leider Arabisch gebied (inclusief Palestina) beloofd. Met Frankrijk werd de (aanvankelijk) geheime Sykes-Picotovereenkomst gesloten. Deze overeenkomsten en de Balfour Verklaring waren deels in tegenspraak met elkaar. Aan het einde van de oorlog voelden de Arabische leiders zich verraden. Rond 1919/1920 was er onder de Palestijnse Arabieren massale oppositie ontstaan tegen de Balfour Verklaring en deden zich de eerste straatgevechten voor. In deze sfeer begonnen de Engelsen aan de uitvoering van de overeenkomst met de zionisten.

Zie verder: Jaffadok PALESTIJNEN GESCHIEDENIS VOOR-1948 EERSTE-WERELDOORLOG.

Verschillende beloften en overeenkomsten

Veel historici hebben zich beziggehouden met de overeenkomsten, soms in de . van “briefwisselingen”, die zijn gesloten tijdens en kort na de Eerste Wereldoorlog. Zij vormen de context van de Balfour Verklaring. Zij vormen een complex geheel, omdat het achtergrond-“decor” razendsnel veranderde. Enkele van die verschuivende panelen zijn:

1. De zeer snel afnemende relevantie van het Ottomaanse machtscentrum in Constantinopel (Istanboel). De verwachting van de Arabieren op grond daarvan dat culturele en politieke zelfstandigheid aanstaande was.

2. De snelle wending in de strategische situatie in Europa in 1917/1918 ten nadele van Duitsland en ten gunste van Engeland en Frankrijk.

3. De ineenstorting van het Russische tsarenrijk.

4. De terugval op archaïsche tradities onder de leidende Arabische elite en de kloof tussen hen en de bevolking.

5. De koloniale belangen van Frankrijk en Duitsland in het Midden-Oosten.

6. De Amerikaanse macht op de achtergrond, die voor het eerst zichtbaar werd.

Zie ook voor deze kwesties: Jaffadok PALESTIJNEN GESCHIEDENIS VOOR-1948 EERSTE-WERELDOORLOG

Lloyd George (li.) en Woodrow Wilson (re.)

De internationale status van de Verklaring

De formele status van de Balfour verklaring was in de eerste plaats die van staand regeringsbeleid in Londen. Die beleidslijn was na verschillende (meestal vertrouwelijke) discussies en evaluaties aan het einde van de jaren ’20 stevig verankerd. Internationaal is het van cruciaal belang geweest dat de Balfour Verklaring werd opgenomen in de pré-ambule van de tekst van het Britse Mandaat over Palestina (aanvankelijk Transjordanië). Dat mandaat werd in 1922 goedgekeurd door de vergadering van de Volkenbond (Leage of Nations). Deze internationale erkenning had vervolgens twee werkingssferen: 1. Het internationale verkeer tussen de lidstaten van de Volkenbond. 2. De positie van de zionisten binnen het internationale jodendom.

Wat dit laatste betreft was het een opmerkelijk gegeven, dat de (joodse) zionisten op dat moment een minderheid vormden binnen het internationale jodendom. Typerend is dat het enige joodse lid van het kabinet van eerste minister Lloyd George, sir Edwin Montagu, het nodig vond om een duidelijk onderscheid te maken tussen judaïsme en zionisme (“a modern political ideology”). Hij was bezorgd om de status en de mogelijke dubbele loyaliteit van joden in Groot-Brittannië en hij stelde het recht van de zionistische organisatie om te spreken namens alle joden ter discussie (Masalha).

In het internationale verkeer tussen de lidstaten van de Volkenbond en later de Verenigde Naties, heeft de Balfour Verklaring als onderdeel van het mandaat waartoe de Volkenbond besloten had, gefungeerd als legitimatie van de pré-statelijke structuren in Palestina (voor 1948) respectievelijk de staat Israël (vanaf 1948).

De Engelse elite en zionistische ideeën

De Balfour Verklaring kwam dus niet alleen voort uit de politiek-tactische behoeften (steun voor de oorlog tegen de Duitsers) van de regering. Ook christelijke, messianistische voorstellingen waren onder de maatschappelijke elite die de Engelse politiek bepaalde duidelijk aanwezig. Sommigen (Nur Masalha, Powerful symbols … etc.) leggen daar zelfs de nadruk op. In die visie wordt de negentiende eeuwse Lord Shaftesbury als de centrale figuur gezien in het effenen van de weg voor de latere zionisten, naar de machtigen in Londen. Al in 1838 sprak Shaftesbury over Palestina als, “a nation without people for people without a nation”.

Zie voor een uitvoeriger behandeling van het christelijk zionisme: Jaffadok ISRAËL ZIONISME CHRISTELIJK ZIONISME. Een citaat daaruit, specifiek met betrekking tot het Engelse messianisme en de Engelse politiek:

Engelse en (in mindere mate) Franse strategen hebben de gehele negentiende eeuw gespeculeerd over de mogelijkheid dat een joodse gemeenschap in het Ottomaanse Palestina een bruggenhoofd voor de eigen belangen zou kunnen zijn. Napoleon deed een oproep tot de “Israëlieten, de rechtmatige erfgenamen van Palestina” om met Frankrijk samen te werken. De strijd tussen de Fransen en de Engelsen om de macht in het “bruggenhoofd” Palestina escaleerde tijdens de anti Turkse Syrië-campagne van 1799. Bij verschillende Engelse leiders had het geloof iets meer gewicht in het compromis met de strategische belangen. Lord Shaftesbury pleitte reeds voor 1840 voor een joods nationaal tehuis (“in the land of their fathers”) onder Britse protectie. Ook Lord Palmerston, David Lloyd George en Lord Balfour bewogen zich op dit grensvlak van geloof en koloniaal machtsdenken. De invloed van Shaftesbury, onder andere bij het vertalen van de vroeg zionistische religieuze visie in praktische politiek ging echter ver uit boven die van laatstgenoemde figuren uit de sociaal-politieke elite.

Ten tijde van de eerste zionistische congressen eind 19e eeuw kon de anglicaanse priester en ijveraar voor de joodse zaak William Hechler, Theodor Herzl introduceren bij een reeks gelovige “Realpolitiker” uit de hoogste Engelse en zelfs Duitse kringen (zoals Keizer Wilhelm II). In de eerste twee decennia van de 20e eeuw is het contact tussen Chaim Weizmann en Lord Balfour, bij wie evangelische opvoeding en politiek-strategisch denken moeiteloos op elkaar aansloten, van groot belang geweest voor de uitkomst van de onderhandelingen aan het einde van de Eerste Wereldoorlog en de start van het Britse mandaat over Palestina.

Winston Churchill (2e kameel van links) tijdens de conferentie van Caïro, 1921, waar Irak en Transjordanië werden verdeeld

De Engelse politiek en de zionistische beweging

De pro-zionistische politiek van de Engelse regering ondervond onder de bevolking geen brede ondersteuning. Het was een zaak van een deel van de bestuurselite. Zelfs in het Engelse Hogerhuis was een meerderheid (60 tegen 29, Dugard) tegen het opnemen van de Verklaring in (de pré-ambule van) het Mandaat.

Het was ook het begin van vele vergeefse pogingen van Engelse functionarissen in Palestina en in Engeland zelf om “Londen” op een minder pro-zionistische lijn te krijgen. Men zag in de praktijk tot welke spanningen de politiek van Londen leidde met de oorspronkelijke bevolking. Een vertrouwelijke evaluatie van het beleid in het kabinet in augustus 1921 leidde tot de conclusie dat ondanks de zichtbaar geworden bezwaren, een herroeping van de overeenkomst geen optie was. Ook daarna was de Britse politiek gedwongen om zich nog jaren met zijn in 1917 via de Balfour verklaring in gang gezette politiek bezig te houden. Telkens met dezelfde uitkomst. En telkens was de vrees dat het mandaat van de Volkenbond internationaal ter discussie zou komen te staan een belangrijke overweging om niet op de Verklaring terug te komen.

De gevolgen van de Balfour Declaration

Naast een zekere toename van sympathie binnen de joodse gemeenschappen in Europa en de VS heeft de Balfour Verklaring de Engelsen in een goede positie gebracht bij de onderhandelingen na de capitulatie van Duitsland en het Ottomaanse Rijk. Dit onder controle krijgen van Palestina bleek in de jaren ’30 en ’40 echter een blok aan het been. In het naoorlogse Duitsland heeft de Verklaring en het propagandaoffensief vermoedelijk “de joden” (naast communisten en socialisten) een negatieve rol gegeven in de zogenaamde dolkstootlegende die voor veel Duitsers in de jaren ’20 en ’30 de plotselinge nederlaag verklaarde. In de Arabische wereld heeft de Engelse opstelling een negatieve invloed gehad op het imago van het land tot ver na de Tweede Wereldoorlog.

Een punt van andere orde is dat het politieke resultaat van de zionisten hun
positie binnen het wereldjodendom blijvend heeft versterkt ten opzichte van de bovenlaag van geassimileerde en naar assimilatie strevende joden in Europa. De rassenwetten van de jaren ’30 in nazi-Duitsland en de massale moord op joden tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben later voor veel joden het gelijk van de zionisten definitief bevestigd.

De betekenis van de “Balfour historie” in de huidige tijd

De Engelse afstandelijkheid ten opzichte van Israël die vooral na de Tweede Wereldoorlog manifest werd, vindt zijn oorzaak in het gevoel om de tuin geleid te zijn door de zionistische beweging. Niet alleen namen de vijandelijkheden tussen de Engelse mandaatmacht en de joodse immigranten vanaf de jaren ’30 toe, uitlopend in een georganiseerde terreurcampagne, maar ook richtte de zionistische lobby zich steeds meer tot de nieuwe wereldmacht, Amerika. Vanaf de mislukte Suez-actie in 1956 voegde Engeland zich onder de paraplu van de VS. Geleidelijk werden machtsposities in Egypte, Israël, Jordanië, de oliestaten, Iran en Irak overgedragen aan de VS.

Intellectuele vrijheid is in de academische wereld in Engeland een zeer sterke traditie. De vanaf de jaren ’60 in het westen ontstane gevoeligheden rond de joodse staat hebben daarop relatief weinig invloed gehad. Kritische Israëlische en Palestijnse wetenschappers hebben in Engeland daarom gemakkelijk toegang gekregen. De historische verwerking van de Balfour geschiedenis heeft recent vorm gekregen in het Balfour Project. Recent historisch onderzoek heeft afgerekend met het idee dat de Engelse regering destijds min of meer om de tuin is geleid door de door Weizmann aangevoerde zionisten. Uit vrijgekomen documenten blijkt dat de betrokken politici wisten dat de “Arabieren” in het nieuwe Palestina wederom zouden worden bedrogen en met name dat de consequentie van de Balfour Verklaring was dat er gewerkt zou worden naar een joodse meerderheid in Palestina (Nutting, lit.).

 

Literatuur:

1. Quigly, John. Britain’s Secret Re-Assessment of the Balfour Declaration. The Perfidy of Albion. Website The Balfour Project (bezocht 22/12/2013), 12/12/2013.

2. James Renton, The Zionist Masquerade. The Birth of the Anglo-Zionist Alliance, 1914–1918. New York, Macmillan, 2007.

3. Wasserstein, Bernard. The British in Palestine. The Mandatory Government and the Arab-Jewish Conflict 1917–1929. London, Royal Historical Society, 1978.

4. Smith, Charles D. Palestine and the Arab-Israeli Conflict. A History with Documents. (m.n. hfdst. 2) Boston/NY, Bedford/St. Martin’s, 7e druk, 2010.

5. Kattan, Victor. From Coexistence to Conquest. International Law and the Origins of the Arab-Israeli Conflict, 1891–1949. New York, Pluto Press, 2009.

6. Masalha, Nur. Powerful symbols and the British-Zionist alliance: approaching the centenary of the Balfour Declaration. MEMO Middle East Monitor, 1 September 2013 (site bezocht 30/12/2013).

7. Ingrams, Doreen. Palestine Papers 1917-1922. London, John Murray, 1972.

8. Friedman, Isaiah. The Question of Palestina, 1914-1918: British-Jewish-Arab Relations. New York, 1973.

9. Sizer, Stephen. Christian Zionism. Road-map to Armageddon? Inter-Varsity Press, Leicester, 2004. (m.n. hoofdstuk 1)

10. Sanders, Ronald. The High Walls of Jerusalem: A History of the Balfour Declaration and the Birth of the British Mandate for Palestine. New York, Holt, Rinehart & Winston, 1983.

11. Klug, Brian. The Other Arthur Balfour”Protector of the Jews”. Website Balfour Project, 08/07/2013 (bezocht 30/12/2013).

12. Nutting, Anthony. Balfour and Palestine. A legacy of deceit. Website Balfour Project, 8 juli 2013 (bezocht 03/01/2014).

Sites en zoektermen:

1.The Balfour Project

2. MERIP, Balfour Declaration

3. British Journal of Middle Eastern Studies, Balfour Declaration

4. The Council for the Advancement of Arab-British Understanding

5. Middle East Monitor, Balfour Declaration

6. Journal of the History of International Law, Balfour Declaration

7. eerste wereldoorlog dolkstootlegende

CITATEN:

1. “The wars of the crusaders are now complete.” Generaal Edmund Allenby op 11 december 1917 bij zijn intocht, te voet, in Jeruzalem.

2. [Government had] “… offered to the Jewish race a great tract of fertile land in one of our possessions in order that they might … find an asylum from their persecutors at home.” Lord Balfour over de “Oeganda optie”, in 1905, tijdens de behandeling in het Parlement van de Aliens Act, die vooral was gericht op het tegengaan van de toestroom van joden uit Oost-Europa (Parliamentary Debates, 4th Series, vol. 149, col. 178).

3. “[The] Zionist idea has in it the most far-reaching possibilities, for we might hope to use it in such a way as to bring over to our side the Jewish forces in America, the East and elsewhere which are now largely, if not preponderantly hostile to us.” Lord Crewe op 11 maart 1916 tot de ambassadeurs in Parijs en Petrograd (St. Petersburg). Door Ch. Smith geciteerd (blz. 68) uit: Isaiah Friedman (lit).