Wrijvingen VS-Israël

Door: Levin Zühlke - van Hulzen - Laatst aangepast op: 5 maart 2014

I IN HET KORT

“ISRAËL” ALS BINNENLANDSE POLITIEK

De samenwerking tussen de Verenigde Staten en Israël was tot circa 2010 op het hoogste politieke niveau nagenoeg perfect. Onder het oppervlak speelt er meer. Hieronder volgt een historisch overzicht van incidenten en spanningen in de samenwerkingsrelatie tussen Israël en de Verenigde Staten. Als twee landen een omvattende strategische samenwerking hebben, dan zullen wrijvingen in het algemeen niet door officiële functionarissen bekend worden gemaakt of becommentarieerd. De informatie over incidenten en wrijvingen in het overzicht hierna zijn daarom meestal gebaseerd op gezaghebbende niet-regeringsbronnen. In veel gevallen is er sprake van bewust gelekte informatie.

Israël en de VS zijn twee qua macht en invloed in de wereld volstrekt ongelijkwaardige partners. De strategische samenwerking zou dan ook een asymmetrische samenwerking kunnen worden genoemd. In de samenwerking met de grootmacht Amerika, na de val van de Sovjet-Unie de enige “supermacht”, heeft Israël zich op het eerste gezicht moeilijk te begrijpen vrijheden kunnen veroorloven. Deze ruimte voor Israël was waarschijnlijk het grootst in de periode van de eerste helft van de jaren ’80 van de vorige eeuw tot circa 2010. De verklaring voor deze in de internationale statengemeenschap unieke situatie moet vooral worden gezocht in de enorme invloed van de pro-Israëllobby in de VS. Met name de invloed op het Congres is (nog steeds) dermate groot dat “Israël” beschouwd kan worden als Amerikaanse binnenlandse politiek.

De historie van deze samenwerking en van de enorme beleidsruimte die Israël daarbinnen had, zal worden behandeld in een tweetal nog te plaatsen Jaffadokartikelen (“VS Samenwerking” en “VS Continuïteit, verandering”). Zie voor de strategische positie van de VS in de samenwerking INTERNATIONAAL VS-OVERIG STRATEGIE-VS. De pro-Israëllobby wordt eveneens behandeld in een later artikel, dat voornamelijk gebaseerd zal zijn op de studie “De Israëllobby” van John J. Mearsheimer en Stephen M. Walt en de commentaren op dit boek.

 

II ACHTERGROND EN ANALYSE

HISTORISCH OVERZICHT VAN INCIDENTEN EN WRIJVINGEN

Pinhas Lavon

1 De Lavon affaire, 1954

De Lavon affaire vond plaats in een tijd waarin Egypte de belangrijkste opponent was van Israël. In de jonge joodse staat werd gevreesd dat de westerse machten, ook de VS die de Korea oorlog achter de rug hadden, zich minder met het Midden-Oosten zouden bemoeien. Minister van Defensie Pinhas Lavon en de chef van militaire inlichtingendienst Benjamin Gibli, besloten “onder valse vlag” Amerikaanse doelen in Egypte aan te vallen. Doel was de VS te doen terugkeren in de regio. De zaak kwam uit en werd “de Lavon affaire”, ook wel: “the rotten business”. Het leidde in Israël onder meer tot de terugkeer van Ben Goerion. Deze wist Frankrijk te interesseren in een campagne tegen Egypte. Daaruit resulteerde uiteindelijk de Seuzoorlog van 1956 (ook wel: Suezcrisis of: Sinai Campaign).

2 De Suezcrisis in 1956

De Suezoorlog vond plaats buiten de VS om in een nauwe afstemming tussen Israël en Frankrijk en met medewerking van Groot Brittannië. De zeer scherpe reactie van de VS was bijzonder pijnlijk voor de Engelsen. De relatie tussen Frankrijk en de VS was in die tijd afstandelijk. De woede van de VS gold ook Israël, maar dat land werd (toen al) door Washington in het openbaar “uit de wind” gehouden. De oorlog van 1956 wordt behandeld in ISRAËL MILITAIR OORLOGEN SUEZ-1956.

3 Nucleaire ruil met Frankrijk: rond 1957

Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog waren de VS een atoommacht. Korte tijd daarna de communistische Sowjet-Unie eveneens. De Amerikaanse regering verbood de overdracht van nucleaire kennis naar Frankrijk en de levering van (onder andere) zwaar water voor zijn onderzoeks- en testprogramma. Israël kreeg van de VS zwaar water geleverd voor zijn onderzoeksreactor in Soreq. Er waren geheime afspraken tussen Israël en Frankrijk die voor de laatste als vangnet fungeerden indien zich problemen zouden voordoen in het Franse programma. (Bron: Warner D. Farr)

4 Dimona, vreedzaam gebruik van kernenergie: rond 1958

Rond 1958 kwamen de relaties onder spanning door wantrouwen (dat niet openbaar werd gemaakt) in de VS over wat het doel was van de reactor in het Israëlische Dimona. Uiteindelijk stond premier Ben Goerion twee maal per jaar inspectie toe door de VS, maar niet door een internationaal team. Israël verplichtte zich in een overeenkomst (“a final resolution”) met de VS tot vreedzaam gebruik van kerenergie. De inspecties (in feite eenmaal per jaar) werden gehouden van 1962 tot 1969. Uit later gedeclassificeerde documenten blijkt dat de Amerikanen volledig om de tuin zijn geleid. Farr wijst erop dat eind jaren ’50/begin jaren ’60 de VS weigerden Israël onder de bescherming van de Amerikaanse atoomparaplu nemen, zoals wel gebeurde met de Navolanden en Japan.

5 Het Samu incident: november 1966

In november 1966 viel het Israëlische leger het dorp Samu aan, officieel als vergelding voor een landmijn incident met drie doden aan Israëlische kant. Israël mobliseerde 3000 tot 4000 militairen en viel de Westelijke Jordaanoever binnen, toen behorend tot Jordanië. Het was de grootste Israëlische operatie sinds de oorlog van 1956. In het dorp werden grote verwoestingen aangericht. In een confrontatie met het Jordaanse leger vielen aan Jordaanse zijde tientallen doden en gewonden. Een en ander was zwaar gezichtsverlies voor de Koning. De VS veroordeelde de actie als buitenproportioneel en in strijd met de Amerikaanse belangen (namelijk, gericht tegen een bondgenoot van de VS). Later werd de actie gezien als een voorspel van de oorlog van 1967, met name het testen van de bereidheid van Egypte en Syrië om Jordanië te verdedigen. (Bronnen: J.C. Muhren; wikipedia)

6 De aanval op de USS Liberty: 1967

In juni 1967 viel Israël het Amerikaanse marineschip USS Liberty aan, vanuit de lucht en vanaf zee. Het schip lag dicht tegen de kust van Egypte en Israël aan. USS Liberty verzamelde inlichtingen tijdens de zesdaagse oorlog die aan de gang was. Vooral door de vervolgaanval vanuit zee is de indruk blijven bestaan dat de actie erop was gericht geen overlevenden achter te laten. Het schip bleef echter drijven. Er waren 37 doden en 170 gewonden, 70% van de bemanning. Door de reacties van de Amerikaanse president en zijn minister van Defensie zijn veel vragen blijven bestaan. Door het Congres is nimmer een grondig onderzoek gedaan. In marinekringen bleef de opvatting bestaan dat Israël zich gehinderd voelde door de “luisterpost”. (Bron: o.a. WRMEA; usslibertyveterans)

7 Nucleair ontstekingsmechanisme: 1971 – 1980

In 1971 begon Israël met het kopen van ontstekingsmechanismen (krytons) die zowel voor industriële doelen als voor nucleaire wapens konden worden gebruikt. In 1980 werd de Amerikaan Richard Smith in staat van beschuldiging gesteld wegens het smokkelen van 810 krytons naar Israël. Hij verdween voor het prces kon plaatsvinden en leefde vervolgens in de buurt van Tel Aviv. Ruim de helft van de apparaten werd door Israël met excuses teruggegeven; de rest zou bij testgebruik van conventionele wapens verbruikt zijn. Er bleven verdenkingen bestaan dat deze partij van Israël naar Zuid-Afrika is gegaan. (Farr)

8 Vredesoverleg met Egypte: 1978

De Amerikaanse regering onder president Carter heeft in 1977 en 1978 gewerkt naar een meeromvattend vredesakkoord met Egypte, Israël en Jordanië. Daartoe wilde de VS ten aanzien van de Westelijke Jordaanoever een formulering die het gebied (in casu de Palestijnen) een zekere autonomie in het vooruitzicht zou stellen, onder verwijzing naar resolutie 242 van de VN en met medewerking van Jordanië. Het zou op termijn een oplossing hebben kunnen betekenen voor de in 1967 bezette gebieden, inclusief Oost-Jeruzalem. Premier Begin blokkeerde de Amerikaanse lijn. (o.a. Charles B. Smith)

9 De “october surprise”: 1980

De term “october surprise” heeft betrekking op de nimmer volledig opgehelderde kwestie van de vrijlating door Iran van ruim vijftig langdurig gevangen gehouden Amerikanen. De beschuldiging aan het adres van hooggeplaatste medewerkers van Ronald Reagan (waaronder de latere president Bush sr.) luidt dat zij tijdens de verkiezingscampagne eind 1979 geheime afspraken zouden hebben gemaakt met het Iraanse bewind. Deze hielden in dat de gevangenen niet vrij zouden komen op een moment dat gunstig was voor de zittende President Carter. In ruil zouden wapens worden geleverd via Israël. Enkele minuten na de inauguratie van Reagan in januari 1980 werden de gevangenen vrijgelaten. Via Israëlische kanalen werden wapens geleverd. Het verwijt is (los van het lot van de gevangenen) dat Amerikaanse politici en functionarissen zich buiten de zittende regering om chantabel hebben gemaakt en dat Israël daaraan heeft meegewerkt. NB: Deze zaak ging vooraf aan het “Iran-contra schandaal” in het midden van de jaren ’80.

10. Levering van AWACS-toestellen aan Saoedi-Arabië, 1981

In 1981 beloofde Menachem Begin aan president Reagan niet te zullen lobbyen tegen de voorgenomen verkoop van Amerikaanse AWACS aan Saoedi-Arabië. Vervolgens vertelde de Israëlische premier aan een aantal senatoren in Washington dat Israël tegen deze transactie was. De AIPAC startte een lobby die echter geen succes was, mede door toedoen van senator Charles Perry. De AIPAC ondernam in 1984 met succes actie tegen de herverkiezing van Percy en heeft dat wapenfeit lange tijd uitgedragen als “waarschuwing” voor andere politici. (bron: Mearsheimer en Walt)

11. Bombardement op nucleaire reactor Osirak (Irak), 1981

Kaart van de aanval op de reactor in Osirak. bron: wikipedia

In juni 1981 bombardeerde de Israëlische luchtmacht met F-16 toestellen de Osirakreactor. Onder andere de VS veroordeelden de aanval en stopte voorlopig de levering van de F-16. De Israëlische toestellen hadden boven Saoedisch grondgebied gevlogen dat werd bewaakt door Amerikaanse AWACS-toestellen. Zij hebben (waarschijnlijk met succes) geprobeerd onopgemerkt te blijven voor de Amerikaanse toestellen en de grondstations. De commandant van de actie was Iftach Spector die in 1967 leiding had gegeven aan de aanval op de USS Liberty. (bron: Air Force magazine en +972mag.com)

 

 

12. Annexatie van de Golan Hoogvlakte, december 1981

De annexatie van de Golan door Israël was tegen de zin van de regering Reagan. Die besloot het Memorandum of Understanding over strategische samenwerking tussen de VS en Israël op te schorten. (bron: Mearsheimer en Walt)

13 “Beperkte” aanval op Libanon: voorjaar 1982

In het overleg dat in het voorjaar van 1982 plaatsvond tussen de ministers van Defensie Ariel Sharon en Alexander Haig over de komende aanval op Libanon hadden de Amerikanen de indruk gekregen dat het om een “beperkte” aanval zou gaan. Hierin werden zij om de tuin geleid. Deze episode en de oorlog van 1982 als geheel worden behandeld in: ISRAËL MILITAIR OORLOGEN LIBANON-1982.

14 Sabra en Shatila: september 1982

Tijdens de Libanonoorlog vam 1982 onder Sharon als minister van defensie, werd door de christelijke milities van Libanese Maronieten met steun van het Israëlische leger een masamoord gepleegd in de vluchtelingenkampen Sabra en Shatila. Volgens zeer uiteenlopende schattingen kwamen 800 tot 3500 mensen (non-combattanten) om het leven. De Amerikanen “zaten er dicht op” maar waren om de tuin geleid door de Israëliërs. Het verzwakte het aanzien en de veiligheid van de Amerikaanse troepen in dit conflict zeer. (Bron: IMEU. Zie ook: ISRAËL MILITAIR OORLOGEN LIBANON-1982)

15 Jonathan Pollard en andere spionnen in de VS: 1980 – 2006

De ontmaskering van spionnen voor Israël in de VS heeft het vertrouwen in de goede samenwerking schade berokkend, zeker op het niveau van Amerikaanse veiligheidsdiensten. Het bekendste geval is dat van Jonathan Pollard in de jaren ’80. Deze spion zit een zeer langdurige gevangenisstraf uit. Voor zijn vrijlating (naar Israël) is door de Israëlische regering voortdurend gelobbyd. Opeenvolgende Amerikaanse regeringen zijn daar niet op ingegaan. Andere gevallen zijn Lawrence Franklin (2006) en een legeringenieur (2008). (Bron: Jonathan Cook)

16 Vredesoverleg met Syrië; jaren ’90 en daarna

President Clinton heeft vanaf midden jaren ’90 pogingen gedaan tot een vredesakkoord te komen tussen Israël en Syrië. Ook in de periode Bush werden door de VS pogingen in die richting ondernomen. Een mogelijk resultaat werd door opeenvolgende Israëlische premiers ontweken dan wel gesaboteerd. De kern was de door Israël veroverde en later geannexeerde Golan Hoogvlakte. (bron: Mearsheimer en Walt)

17 Militaire samenwerking met China

In 2006 ontstond ergernis in Washington over een wapenovereenkomst tussen Israël en China. Het ging om vliegtuigen voor het verzamelen van inlichtingen (Harpy). Het is een episode in een langere rij ergernissen over Chinees-Israëlische contacten. Na het ineenstorten van de Sowjet-Unie veranderde China in Amerikaanse ogen van nuttig drukmiddel richting Moskou in militaire concurrent in Oost-Azië. De bestaande Chinees-Israëlische relatie kwam daardoor vanaf 1992 in een negatief licht staan. Bijvoorbeeld: de Amerikaanse beschuldiging in 1992 dat een Patriot anti-raket systeem was geleverd; in 1994 de levering van technologie die was verwerkt in het Lavi gevechtsvliegtuig; 1999/2000 de voorgenomen levering van Phalcon technologie. Medio 2005 ontstond een vertrouwenscrisis waarover informatie naar buiten kwam en die binnen het Pentagon leidde tot vragen over de aard van de strategische samenwerking. (Bron: Middle East Forum)

18 Mossad, “false flag”-operatie

In 2007/2008 hebben agenten van de Mossad die zich voordeden als Amerikaanse geheime dienst agenten met Amerikaanse paspoorten, Iraanse soenniten gerecruteerd voor terreurdaden in Iran. De Iraniërs behoorden tot de terroristische organisatie Jundallah. (Bron: Foreign Policy/Mark Perry, 13/01/12)

19 Interventie in de Amerikaanse binnenlandse poltiek tijdens tweede Obama-campagne: 2012

Tijdens de verkiezingsstrijd tussen Obama en Romney heeft de Israëlische premier Netanyahu herhaaldelijk en en public zijn sterke voorkeur laten blijken voor de republikeinse kandidaat Romney. Het thema was vooral een mogelijke militaire aanval op Iran. De retoriek die de Israëlische regering hanteerde en de publieke optredens (VN, Congres, jaarlijkse AIPAC bijeenkomst) werden door de Amerikaanse regering gevoeld als een ongekende inmenging in de binnenlandse politiek van de VS. Er was volgens verschillende media sprake van openlijke kritiek op een presidentskandidaat met risico van gezichtsverlies voor een komende Amerikaanse president. Media spraken van een verkilling in de relatie tussen de Israëlische regering en de (herkozen) Amerikaanse president. (Bron: o.a. blog Tikun Olam)

20 Iran: 2011 en verder

Los van de poging in 2012 om de verkiezingen te beïnvloeden, is er rond kwestie Iran sprake van voortdurende en openlijke druk op de zittende Amerikaanse regering. De methode die daarbij wordt gebruikt, het uit elkaar spelen van de regering/president en de volksvertegenwoordiging (Congres) en het feit dat een klein land daartoe in staat is, zou schadelijk kunnen zijn voor het aanzien van de VS als wereldmacht. Aangezien het in de kwestie van wel/geen samenwerking met Iran gaat om voor de VS strategische belangen, die mogelijk afwijken van die van Israël, betreft het een wezenlijke kwestie in de relatie tussen beide landen.

21 Bombardementen op Syrië in 2013

Tussen mei en november 2013 heeft de Israëlische luchtmacht zes maal doelen in Syrië gebombardeerd. In februari 2014 volgde nog een bombardement. Voornaamste doelen waren Hezbollah voorraden, waaronder (oktober) Russische raketten. De informatie hierover kwam uit de VS, naar alle waarschijnlijkheid tegen de zin van Israël. Media schreven over toenemende spanning tussen de VS en Israël, met name na de oktober aanval, die de Syrië vredesconferentie zou kunnen dwarsbomen. (Bron: o.a. The Guardian)

 

Literatuursuggesties:

1. Scott McConnell. The Special Relationship with Israel: Is It Worth the Costs? Middle East Policy Council, 2011.

2. Mearsheimer, John J. en Stephen M. Walt The Israel Lobby and U.S. Foreign Policy. Farrar, Straus and Giroux, 2007. (Ned. vert.:) De Israëllobby. Amsterdam/Antwerpen, uitg. Atlas, 2007.

3. Avi Shlaim Obama Netanyahu

4. INSS (Institute for National Security Studies) Strategic Assessment

5. Chas W. Freeman Jr., William B. Quandt, John Duke Anthony en Marwan Muasher. U.S. Grand Strategy in the Middle East: Is There One? Middle East Policy Journal, 2012.

6. Gendzier, Irene. Past Tense, Present Sense: Considering US Oil Interests and the Connection with Israel/Palestine: 1945-49. ZNet, 21-05-2009

7. Spiegel, Steven L. The Other Arab-Israeli Conflict: Making America’s Middle East Policy from Truman to Reagan. Chicago, Il, University of Chicago Press, 1985.

8. Dowty, Allen. Middle East Crisis: Decisionmaking in 1958, 1970 and 1973. Berkeley, CA, University of California Press, 1984.

9. Raviv, Dan en Yossi Melman. Friends in Deed: Inside the U.S.-Israel Alliance. New York, Hyperion, 1994.

Sites en zoektermen:

1. belfercenter.ksg.harvard.edu Rami Khouri Congress Israel

2. US foreign policy Israel lobby

3. Irene Gendzier US policy Israel Palestine 1948

4. Walter Pincus national security United States Israel

5. AIPEC US Israel strategic partnership

CITAAT:

“We believe the Chinese seek from Israel advanced military technology that U.S. and Western firms are unwilling to provide.” James Woolsey, CIA-directeur, in oktober 1993 tijdens een hearing door een senaatscommissie naar aanleiding van beschuldigingen door de Bush-regering in 1992 dat Israël Amerikaanse patriot anti-raketsystemen “transferred” naar China.