Partijvisies

Door: Jan Schnerr - Laatst aangepast op: 6 maart 2013
rechtse demonstratie in 1995 tegen het "weggeven" van joods land, een maand voor de moord op Rabin

rechtse demonstratie in 1995 tegen het “weggeven” van joods land, een maand voor de moord op Rabin

Samenvatting

Het joodse karakter van de staat is in de Israëlische politiek nimmer een punt van overweging geweest. De partijen delen een ideologisch “framework”, dat wil zeggen er bestaat consensus in fundamentele kwesties. Zoals het joodse karakter van de staat, de veiligheid van staat en volk en het recht op het “Land van Israël. Vanaf 1949 werd de zionistische consensus binnen joods Palestina tevens de basis en de legitimatie van de nieuwe staat Israël. Het betrekkelijke culturele isolement van de joods-Israëlische bevolking heeft de publieke opinie en de politieke partijen tot op zekere hoogte ongevoelig gemaakt voor kritiek vanuit de westerse landen. De als vijandig ervaren omgeving in het Midden-Oosten versterkt nog het “eilandgehalte” van de Israëlische politiek.

Het vijanddenken heeft volgens sommigen een belangrijke functie ten behoeve van de stabiliteit van het Israëlische systeem. Een vraag is in hoeverre het Israëlische politieke systeem het vermogen heeft om in de toekomst rationeel te reageren op veranderingen. Met name in zijn Arabische omgeving of veranderingen in de steun vanuit de VS en/of Europa. In de luwte van de a-politieke en vage term “vrede” heeft geen van de Israëlische partijen tot nu toe een concrete visie op een Palestijnse staat ontwikkeld.

Felle politieke strijd gaat wel over intern-politieke kwesties zoals de dienstplicht voor ultra-orthodoxe mannen. Buiten het religieuze domein vindt weinig debat tussen de partijen plaats over fundamentele zaken als de nucleaire politiek. Of, buiten het militaire domein, over de toekomstige relaties met de buurlanden. Sociaal-economische kwesties, huisvesting, uitkeringen, gezondheidszorg zijn tot in het begin van deze eeuw geen belangrijk politiek strijdpunt geweest.

Sinds 1967 is onder de joodse kiezers en bij de partijen sprake van een geleidelijke verschuiving naar rechts. Binnen die trend is niettemin een “linkse” vredesbeweging ontstaan in de jaren ’70. De neergang daarvan in de jaren ’90 werd gemarkeerd door:

1. Toenemende diplomatieke druk om met de Palestijnen tot een vergelijk te komen en om (vanaf midden jaren ’90: “Oslo”) het idee van een Palestijnse staat te concretiseren.

2. De mislukking van het Camp David overleg (2000, Clinton) toen een concreet plan voor een Palestijnse staat op tafel lag.

Op de lange termijn gezien zijn voor de verrechtsing van publiek en partijen van belang geweest:

A. De overwinning van 1967 waardoor de voor veel joden meest heilige plaatsen binnen “Groot-Israël” kwamen: Oost-Jeruzalem, Judea en Samaria. Vanaf dat moment kon het religieuze segment in de joodse samenleving een steeds belangrijker rol gaan spelen in de legitimatie van de joodse staat en bij het vormen van de joods-Israëlische identiteit.

B. Het toenemen van het aantal en/of de invloed van bepaalde minderheden, als oriëntaalse joden en joden uit de voormalige Sowjet-Unie.

C. Het ontstaan van een economische bovenlaag van succesvolle ondernemers die nauwe banden kreeg met rechtse partijen.

Bij geen van de partijen die bij de regeringsvorming een rol spelen, vormen de onderhandelingen met de Palestijnen een belangrijk issue. Hetzelfde geldt voor het opheffen of verminderen van de discriminatie van de Palestijnen die in de Israël wonen.

 

PARTIJVISIES

Grenzen van het politieke denken

Het joodse karakter van de staat is in de Israëlische politiek sinds de overwinning op de Arabisch Palestijnse bevolking in 1949 nimmer een punt van overweging geweest. Afgezien van enkele in de marge opererende partijtjes. In Israël is sinds 1967 onder de joodse kiezers sprake van een geleidelijke verschuiving naar rechts. De groei in aantal en/of in politieke invloed van bepaalde minderheden speelde hierbij een rol. De orthodoxe en ultra-orthodoxe joden organiseerden zich politiek en wisten van hun “wippositie” bij regeringsvorming gebruik te maken. Joden van oriëntaalse afkomst vormden een belangrijk deel van de Likoed achterban. Vanaf eind jaren ‘90 gaf Yisreal Beiteinu een politieke stem aan de Russische immigranten.

De partijen die behoren tot de hoofdstroom van de Israëlische politiek vertegenwoordigen opvattingen die niet buiten een bepaald kader of “framework” treden. Het gaat om enkele fundamentele opvattingen “onder” de concrete partijprogramma’s. Buiten dat framework treden betekent dat een Israëlisch politicus al snel “verraad” pleegt aan de (uitgangspunten van de) staat Israel. Dit heeft de laatste tien jaar onder andere geleid tot wetgeving die de discussievrijheid beperkt binnen het Israëlische politieke systeem: de taboes in het publieke debat (Jaffadok 3D3 gaat onder andere daarop in).

Een “framework”

Het ideologisch kader, het “framework” kan omschreven worden als, het samenhangend systeem van uitgangspunten die niet zonder grote weerstand ter discussie gesteld kunnen worden. In Israël heeft dit ideologisch denkkader een paar kenmerken die het tot een hecht bouwwerk maakt, dat zowel een vitaal nationalisme als onbewegelijkheid voortbracht.

1. De kern van het framework is reeds in de eerste decennia van de zionistische emigratie naar Palestina tot consensus geworden. Het partijensysteem, op de as revisionisten – “socialen”, heeft zich in diezelfde tijd gevormd, in de relatieve afzondering van de joodse gemeenschappen in Palestina. Er heeft zich heftige politieke strijd afgespeeld (bijvoorbeeld tussen Jabotinsky en Ben Goerion), maar die leidde uiteindelijk tot versterking van de consensus rond een harde kern van opvattingen: het framework. Het Israëlische politieke systeem wordt sindsdien gekenmerkt door felle politieke strijd rondom een onaantastbare kern.

2. Vanaf 1949 werd de zionistische consensus van joods Palestina tevens de basis en de legitimatie van de nieuwe staat Israël. Die consensus was inmiddels “gestold” in visies op joodse identiteit, het joodse volk en zijn voorgeschiedenis, zijn relatie tot de buitenwereld, het recht op het “Land van Israel”, het joodse karakter van de staat en de veiligheid van staat en volk. Op die onaantastbare fundamenten rusten weer andere, secundaire opvattingen, waarvan de partijen binnen de hoofdstroom zich moeilijk kunnen distantiëren. Zoals de centrale plaats van het leger in militaire en in maatschappelijke aangelegenheden, de rol van geestelijken, de rol van vrouwen, het gezag (en de beslissingsruimte) van politieke en militaire leiders, de “aard van Arabieren” en de kolonisatie van “Judea en Samaria”. Zowel de Arbeiderspartij als Likoed hebben als regeringspartijen tijdens vele crises en oorlogen een beroep gedaan op de consensus.

3. De joodse immigranten naar Palestina en naar de jonge staat Israël kwamen vooral uit gemeenschappen die al eeuwen in een zeker cultureel isolement leefden en in het isolement hun kracht hebben gezocht. Zij zijn zeer bepalend geweest voor de cultuur van de Israëlische joodse bevolking. Dat heeft de publieke opinie en de politiek tot op zekere hoogte ongevoelig gemaakt voor kritiek van buiten, vooral na de jaren ’70 in het westen, op anachronistische elementen in het politieke systeem: opvattingen over natie en volk (die zijn geënt op een negentiende-eeuwse Europese gedachtewereld), de relatie tussen “volk” en leger, een zekere vermenging van staat en religie en een etnocentrische benadering van de geschiedenis.

4. De vervolging van joden in de Tweede Wereldoorlog kort voor het ontstaan van de joodse staat, heeft er aan bijgedragen dat vanuit het cultureel verwante en “schuldige” Europa Israëlische politici pas (te?) laat en slechts in beperkte mate een spiegel wordt voorgehouden. In deze specifieke Europese context heeft vooral de Arbeiderspartij tot 2000 gefigureerd als progressief en gericht op vrede. Mede daardoor wordt in Europa het Israëlische politieke proces gepercipieerd als vooral een strijd rond het thema “vrede met de Palestijnen”.

De veranderbaarheid van Israël

Een politieke vraag is, in hoeverre de Israëlische publieke opinie en de politieke leiders in de nabije toekomst van buiten af beïnvloedbaar zijn. De vraag is relevant voor de internationale partners die Israël en het joodse karakter van de staat tot nu toe steunen. In hoeverre heeft het “Israëlische systeem” het vermogen om min of meer rationeel te reageren op veranderingen in zijn Arabische omgeving of op wijzigingen in de posities van de VS en Europa? Kunnen de Israëlische politieke partijen, indien er extern druk op het land wordt uitgeoefend zich aanpassen? Zoals elke staat (voor zover die geen supermacht is in een unipolaire wereld) zijn visie of ideologie, zijn strategie en zijn beleid soms moet aanpassen om op de lange duur te overleven. Deze flexibiliteit bepaald de ruimte die de Israëlische partijen en toekomstige regeringen hebben ten aanzien van:

1. Mogelijke concessies aan de Palestijnen indien dat noodzakelijk is om tot een leefbare samenleving te komen en westerse steun te behouden.

2. Integratie van Israel in het Midden-Oosten indien de economische ontwikkelingen dat onontkoombaar maken.

Uit verschillende bronnen waaronder opinieonderzoeken, blijkt dat de joodse Israëlische bevolking tot op heden geen enkele urgentie toekent aan de westerse wens om tot een vergelijk te komen met de Palestijnen. Daartoe zouden delen van de Israëlische politieke consensus tot thema in het partijpolitieke debat moeten worden gemaakt.

Het politieke debat

Het debat in de Israëlische politiek loopt asynchroon met het internationale debat over Israël en de bezette gebieden. Gezien de enorme politieke en financiële steun die de joodse staat uit de VS en Europa ontvangt en het toenemende ongemak met “de Palestijnse kwestie” in de internationale statengemeenschap is dat opvallend. Internationaal is sinds de jaren ’80 “een Palestijnse staat” het centrale thema. Geen van de Israëlische partijen (exclusief marginale partijtjes) hebben hierop een visie die enigzins concreet is en op basis waarvan met enige kans op succes naar een politieke oplossing toe zou kunnen worden gewerkt. Leidende politici op de rechterflank doen wel concretere uitlatingen maar die gaan in de tegengestelde richting: (feitelijke) annexatie van het gebied van die mogelijke Palestijnse staat. Voorzover kolonisatie van de Westelijke Jordaanoever tijdens verkiezingen of in debatten in de Knesseth een rol speelt, gaat het over details als de juridische procedures rond bepaalde joodse nederzettingen. Het recht van de joden op het land ten westen van de rivier de Jordaan behoort tot de politieke consensus, een opvatting die vanaf de jaren ’70 is gedragen door de twee partijpolitieke hoofdstromen: de Arbeiderspartij en Likoed. Ook was er geen wezenlijk verschil in visie tussen de regeringen en de (politiek belangrijke) legertop. Hetzelfde geldt voor de opstelling van de tot “links” gerekende Arbeiderspartij tijdens de verkiezingscampagnes in de jaren na 2000. Ten aanzien van Oost-Jeruzalem, cruciaal in het kader van een oplossing van het conflict, geldt mutatis mutandis hetzelfde.

Politieke strijd met soms kabinetscrises tot gevolg vond vooral plaats rond intern-politieke kwesties. Zoals de dienstplicht voor ultra-orthodoxe mannen, de subsidies voor (niet-werkende) ultra-orthodoxen, segregatie van mannen en vrouwen in de openbare ruimte (bussen, e.a.), de tactische – en operationele fouten tijdens de Libanonoorlog van 2006 (niet de strategische doelen), details van de segregatie van joden en Palestijnen binnen Israël en personele kwesties in de politiek (fraude, persoonlijke conflicten). Partijendebat vindt plaats maar in beperkte mate plaats over strategische kwesties. De nucleaire politiek, de toekomst van de Israëlische Palestijnen of het militair bestuur in de Westelijke Jordaanover in relatie tot de positie van de Palestijnse Autoriteit. Ogenschijnlijke uitzondering vormen zaken die bij nader inzien een hoog retorisch en (binnenlands) symbolisch gehalte hebben: de “aanval op Iran”, het “terrorisme” van Hezbollah en Hamas. Voorzover strategische kwesties een strijdpunt vormen gaat het veelal om druk vanuit rechtse partijen in de richting van een hardere lijn. Bijvoorbeeld de terugtrekking uit Gaza, segregatie van joden en Palestijnen binnen Israël, de vrijheid van wetenschap en media, de positie van het Hooggerechtshof, controle op NGO’s en dergelijke.

Tot in het begin van deze eeuw zijn sociaal-economische kwesties waaronder ook de gezondheidszorg geen belangrijk politiek strijdpunt geweest. Afgezien van de in verschillende opzichten zwakke positie van de Mizrahi. Sinds 2011 lijkt er een protestbeweging te ontstaan die zich richt op het overheidsbeleid ten aanzien van huisvesting, uitkeringen en onderwijs. De Arbeiderspartij is er niet in geslaagd daarvan de woordvoerder te worden. Zodra een link ontstaat met een element van de consensus, in dit geval het defensiebudget en dus het thema veiligheid, valt deze beweging uiteen. De sociaal-economische onderkant van de joodse bevolking identificeert zich sterk met segregatie van joden en Palestijnen en met veiligheidsthema’s. Dit verschijnsel, tezamen met de liberalisering in de jaren ’90 heeft een groot deel van de basis van de Arbeiderspartij weggeslagen.

Verschuiving naar rechts

Na de oorlog van 1973 ontstond onder jonge officieren de “vredesbeweging”. Dat was mede naar aanleiding van de binnen Israël veel bekritiseerde wijze waarop deze oorlog was voorbereid en werd gevoerd. Het werd een brede beweging die pleitte voor een vergelijk met de Palestijnen. De vredesbeweging deed dat op basis van een niet geconcretiseerd en a-politiek begrip “vrede”. In de jaren ’80 en ’90 leek de beweging te kunnen ontsnappen aan een belangrijk element van de consensus: “Arabieren” zijn niet per definitie vijanden en politieke overeenstemming kan militair optreden overbodig maken. De beweging zakte eind jaren ’90 in (zie ook 3D9) om een aantal redenen. Dit politiek falen van de vredesbeweging vond plaats tegen de achtergrond van een geleidelijke verrechtsing van het joodse publiek en de politieke partijen vanaf de jaren ’60. Het waren de volgende factoren die het grootste deel van de vredesbeweging uiteindelijk deden terugkeren tot de hoofdstroom van de partijpolitieke consensus:

1. De internationale druk (vanaf eind jaren ’70) om met de Palestijnen tot een vergelijk te komen. Vanaf de tweede helft van de jaren ’90 nam de diplomatieke druk toe om het idee van een Palestijnse staat te concretiseren. De joodse publieke opinie en de politieke partijen waren daar echter niet op voorbereid. Een deel van de partijen had zich sinds de Oslo Accoorden (voorbereid vanaf 1991) kunnen verenigen op basis van de vagere term “vrede met de Palestijnen”. De leiders van de Arbeiderspartij voerden daarmee een spagaat uit. Intern bleven zij (met moeite) binnen de consensus, extern kon het “vredesproces” op gang worden gehouden. Het grootste deel van de vredesbeweging ging eind jaren ’90 de kant van het algemene en vaag geformuleerde “vrede” op. Slechts een klein deel realiseerde zich dat dat moest leiden tot een concrete Palestijnse staat in “Judea en Samaria”. Dit strookt met een gegeven uit opinieonderzoeken. Een krappe meerderheid van de joodse bevolking is op een vrij abstract niveau voor een twee staten oplossing. Toch is de meerderheid tegen concrete stappen in die richting.

2. De mislukking van het Camp David overleg (2000) op concrete punten rond de realisatie van een Palestijnse staat. Omdat het in de publieke opinie slechts om een vrij abstract en a-politiek idee van “vrede” ging, kon de mislukking worden toegeschreven aan de Palestijnse leider “die geen partner was voor vrede”.

Er zijn onderliggende factoren die leidden tot een trendmatige verschuiving binnen de Israëlische politieke partijen naar rechts en een verschuiving in de richting van religieus nationalisme.

A. De overwinning van 1967 die het “heilige” Judea en Samaria en vooral Oost-Jeruzalem met zijn religieuze uitstraling, binnen de Israëlische invloedssfeer bracht. Vanaf dat moment kon het religieuze segment in de joodse samenleving een doorslaggevende rol gaan spelen bij de vorming van de nationale identiteit en de interne legitimatie van het joodse karakter van de staat.

B. Het toenemen van het aantal en/of de invloed van de eerder hierboven genoemde minderheden.

C. De toegenomen invloed sinds het begin van de jaren ’90 van een economische bovenlaag van succesvolle ondernemers. Deze groep heeft nauwe banden met de legertop.

De schaal links – centrum – rechts

Indien de Arbeiderspartij op centrum-links wordt gezet, dan bevindt Kadima (of: Hatnuah) zich in het centrum en de nieuwe partij Yesh Atid in het centrum of op centrum-rechts, uitgaande van de campagne voor de verkiezingen van 2013. Likoed en Beiteinu zitten op rechts tot uiterst rechts. Jewish Home Party is uiterst rechts en religieus. Aan de uiterste rechterkant bevinden zich nog twee ultra-orthodoxe partijen. Links van de Arbeiderspartij zitten enkele kleine partijen, onder andere Arabisch-Palestijnse partijen die geen invloed hebben. Deze plaatsing van partijen op de schaal is niet voldonde om de precieze krachtsverhoudingen te bepalen. Zo heeft volgens verschillende politieke waarnemers het Likoed-deel van de combinatie Likoed/Beiteinu sinds begin 2013 in de Knesseth de meest rechtse samenstelling vanaf de oprichting van de partij.

Bij geen van de partijen die bij de regeringsvorming een rol spelen, vormen in de campagnes en in het publieke debat onderhandelingen met de Palestijnen een belangrijk issue. De Arbeiderspartij besteedt enige aandacht aan het vredesproces, maar: “… bij géén van de regeringspartijen is welke verwijzing dan ook te vinden naar de grenzen van 1967, een van de uitgangspunten in het internationale diplomatieke verkeer. Alleen de Arbeidspartij gaat niet uit van Groot-Israël, maar het is zeer de vraag of wat die partij als ‘twee-statenoplossing’ ziet, overeenkomt met internationale rechtsregels” (J. Elshout).

De afgelopen jaren speelde binnen Likoed een discussie over “nimmer een Palestijnse staat” versus “alleen een zekere mate van zelfbestuur in enkele Palestijnse bevolkingsconcentraties (Haneen Zoabi, IOA). Een ander punt is de tweederangs positie van de Palestijnen die in de Israël wonen. Het geven van een aan joden gelijkwaardige plaats aan deze bevolkingsgroep is in feite niet mogelijk zonder de grondvesten van de joodse staat ter discussie te stellen. Staatsburgerschap (en een paspoort) zal in een joodse staat nimmer de essentie zijn. Volwaardig inwoner van Israel wordt men door als Jood erkend te zijn en naar Israel te komen, ongeacht waarvandaan. Aan anderen, in casu Palestijnen, zal de staat Israel niet de rechten kunnen toekennen die zijn neergelegd in de Wet op de Terugkeer, zonder de essentie van de joodse staat aan te tasten. Geen van de Israëlische partijen, afgezien van “marginaal links” stelt dit ter discussie.

De Palestijnse kwestie als bindmiddel

Door verschillende publicisten wordt de Israëlische maatschappij en derhalve het Israëlische politieke systeem als in wezen instabiel beschouwd. In verband namelijk met de grote culturele en etnische verschillen binnen joods Israël en de onderhuidse belangentegenstellingen en potentiële agressie. Die zouden alleen door het instandhouden van een gemeenschappelijke vijand, de Arabieren en/of de Palestijnen, toegedekt kunnen blijven. Dit zou de diepere oorzaak zijn van het stand houden van de hierboven genoemde consensus, inclusief bijvoorbeeld het in de binnenlandse politiek als non-issue behandelen van de Palestijnse staat. Gesteld wordt bijvoorbeeld dat het in feite een minderheid is die de opeenvolgende regeringen voortdrijft ten aanzien van de kolonisatie van de Westelijke Jordaanoever op een wijze die een Palestijnse staat onmogelijk maakt. Maar een meerderheid zou vrezen dat een eventuele ontruiming van de nederzettingen (ten behoeve van een Palestijnse staat) de splijtzwam in de joodse staat zichtbaar zou maken. De agressie, bijvoorbeeld bij gedepriveerde groepen in de joodse maatschappij, die nu nog op de Palestijnen gericht is zou zich naar binnen kunnen richten zodra Israël eenmaal binnen eigen, vastgestelde grenzen “opgesloten” zit. In deze redenering is het uitstel in het kader van het “vredesoverleg” nog veel belangrijker voor de joodse staat dan door de meeste kritici in het westen wordt aangenomen (van Erkelens). Als Israël definitief accoord zou gaan met een Palestijnse staat en daarbij zijn eigen grenzen zou vastleggen, dan wordt bovendien het “probleem” van de Palestijnen binnen de grenzen van Israël acuut. Israël zou dan, ofwel moeten ophouden een exclusief joodse staat te zijn, ofwel officieel racistisch moeten worden (Alastair Crooke).

 

Literatuursuggesties:

1. Honig-Parnas, Tikva. False Prophets of Peace: Liberal Zionism and the Struggle for Palestine. Haymarket Books, Chicago, 2011.

2. Svirsky, Gila. The Israeli Peace Movement Since the Al-Aqsa Intifada’. In Carey: the New Intifada.

3. Kimmerling, Baruch. The Invention and Decline of Israeliness: State, Society and the Military in Israel. Los Angeles en Berkeley/Londen, University of California Press, 2005

4. Smooha, Sammy Israel: Pluralism and Conflict. Berk. en Los Angelos, Univ. of Calif. Press, 1978.

5. Swirsky, S. Israel: The Oriental Majority. Londen, Zed Books, 1989.

6. Elshout, Jan. Website International Dialogues, 09/08/2012

7. Haneen Zoabi in IOA interview: Challenge Zionism; demand equality and co-existence

14 januari 2012:

8. Zvi Bar’el, ‘Don’t search for logic in a dream’, in: Haaretz, 8 augustus 2010.

9. Crooke, Alastair. London Review of Books/ geciteerd in Soemoed, 2011, nr. 2)

10. Yahni, Sergio. Alternative Informationcentre Netanyahu’s stability

11. Medding, Peter. The Founding of Israeli Democracy, 1948-1967. New York, Oxford University Press, 1990.

12. ‘Israël, partijprogramma’s regeringspartijen. Punten uit de partijprogram-

ma’s die de positie van Palestijnen direct raken’, in: Soemoed, jrg. 37, nr 2, maart

2009, blz. 30-32

Sites en zoektermen:

1. Knesseth Archive

2. Knesseth.gov.il likud

3. ACRI Knesseth 2010 Winter Session

4. Knesset Land of Israel Forum

5. tni.org/archives/bennis_riseoftheright

6. Serge van Erkelens: nieuwsfeit.nl groen-links-is-blijkbaar-failliet

7. Paul R. Pillar Israel Slides Farther to the Right, 2011

8. Kibush The Israeli Social Movement

9. New Land of Israel Forum (formed in) Knesset

CITATEN:

1. “The national solution for Israel’s Arabs lies elsewhere: in order to maintain a Jewish-Democratic state we must constitute two nation-states with clear red-lines. Once this happens, I will be able to come to the Palestinian citizens of Israel, whom we label Israel’s Arabs, and tell them that their national solution is elsewhere.” Tzipi Livni, op 10 december 2008, geciteerd door Nurit Peled-Elhanan in The presentation of Palestinians in Israeli schoolbooks, 5 september 2012

2. “Today, zionism is firmly in the hands of the extreme Right, a mixture of nationalists, religious fanatics and the settlers, supported by very rich Jews in Israel and outside.” Uri Avnery, Column Gush Shalom, 28/07/12