Algemeen

Door: Jan Schnerr - Laatst aangepast op: 11 september 2012

Samenvatting:
Het Palestijnse vluchtelingenvraagstuk

Kamp Jabalia in Gaza na bombardement; dec. 2004 (Pal. Center for Human Rights)

De Palestijnse vluchtelingenstroom is begonnen in 1948. De meerderheid van deze vluchtelingenpopulatie bestaat dus uit nakomelingen. Ook die kinderen en kleinkinderen leven voor een groot deel nog in de kampen die na de oorlog van 1948/1949 tussen joden en Arabieren werden opgericht. Belangrijke bestemmingen waren de Gazastrook (toen onder Egyptisch gezag), de Westelijke Jordaanoever (toen Jordanië), Jordanië en Libanon.

In 1967 toen Israël Gaza en de Westelijke Jordaanoever bezette kwam opnieuw een grote stroom vluchtelingen op gang, vooral naar Jordanië en Libanon. Ook langs andere wegen heeft Israël veel Palestijnen gedwongen hun land te verlaten. Israël heeft nimmer de verantwoordelijkheid aanvaard voor het ontstaan van dit vluchtelingenvraagstuk of voor maatregelen om hun lot dragelijk te maken. Dat geldt ook voor de vluchtelingen die terecht kwamen in kampen die in 1967 weer onder Israëlisch (militair) bestuur kwamen. Deze taak viel daarom toe aan de internationale gemeenschap en met name aan de VN-organisatie voor Palestijnse vluchtelingen, de UNWRA. De achtergrond van de Israëlische weigering is de zionistische visie dat de staat Israël een joods karakter moest hebben en dat daartoe een grote joodse meerderheid vereist was. Het aantal officieel door de UNWRA geregistreerde vluchtelingen is 4,6 miljoen.

In het Midden-Oosten zijn meer dan vijftig kampen voor deze Palestijnen. Vooral in Libanon en Jordanië zijn de economieën en de politieke structuren tientallen jaren zwaar belast geweest door de honderdduizenden verpauperde en (vergeefs) op terugkeer gerichte vluchtelingen. Toen tussen 1993 en 1995 de Akkoorden van Oslo werden gesloten vormde het vraagstuk van de vluchtelingen en hun terugkeer dan wel schadeloosstelling daarin een belangrijk element. Er was echter vastgelegd dat in concreto daarover in later stadium zou worden overlegd. Israël heeft op dit punt ook in deze akkoorden en in latere gesprekken geen enkele bindende toezegging gedaan.

De turbulente situaties in verschillende Arabische landen, Jordanië (rond 1970), Libanon (jaren ’70 en ’80), Irak (vanaf eind jaren ’80), Syrië (vanaf 2011) en recent Egypte hebben de positie van de Palestijnse minderheid alleen nog maar verslechterd.

 

“AL-SHATAT”: EEN RECENTE DIASPORA

Edward Said: beroemde vluchteling

De grote vluchtelingenstromen: 1947-1949 en 1967

De Palestijnse vluchtelingen staan wereldwijd aan de top van het vluchtelingenvraagstuk. In die zin dat het gaat om het grootste aantal en de langste periode van vluchtelingenschap. Door de oorlog die van 1947 tot 1949 tussen Palestijnen en andere Arabieren en Joden woedde, werden tussen 700.000 en 800.000 Palestijnen verdreven uit het strijdgebied, het gebied waarop de staat Israël werd gevestigd. De Palestijnen noemen deze gebeurtenissen de nakba, de catastrofe. Slechts een klein deel van de Palestijnse bevolking bleef achter. Zij kwamen onder Israëlisch militair bestuur tot 1966. Daarna kregen zij de Israëlische nationaliteit. Zij bleven sindsdien echter tweederangs staatsburgers.

De verdrevenen en hun nakomelingen worden aangeduid met “de Palestijnse vluchtelingen”. Zij vormden de oorspronkelijke bevolking van het Engelse mandaatgebied Palestina dat het huidige Israël plus de bezette gebieden omvatte. Zij leefden sinds onheugelijke tijden in dit gebied, dat de laatste vierhonderd jaar (tot 1918) deel uitmaakte van het Ottomaanse Rijk. Zij lieten in 1948/1949 vruchtbare gronden achter en een groot aantal ontvolkte dorpen. Ook een Palestijnse stedelijke cultuur hield op te bestaan, bijvoorbeeld die van de oude havenstad Jaffa. Het aantal vluchtelingen is na eind jaren ’40, met name als gevolg van de zesdaagse oorlog in 1967 maar ook door latere vlucht, deportatie en gedwongen emigratie nog aanzienlijk toegenomen.

Een deel van de Palestijnen die in 1967 moesten vluchten waren ook reeds in 1948/1949 hun steden en dorpen ontvlucht. Zij vluchtten vooral naar Jordanië en worden internationaal meestal aangeduid als “displaced persons”. Als “Palestijnse vluchteling” worden aangemerkt, mensen die huis en haard in het Britse Palestina hebben moeten verlaten en die door de Verenigde Naties, met name de VN-organisatie UNWRA als zodanig zijn erkend. De UNWRA verricht zeer veel taken ten behoeve van de vluchtelingen, waaronder de registratie.

Aantallen

Er circuleren verschillende cijfers over het aantal vluchtelingen als gevolg van de oorlog van 1948/1949. In 1949 schatte de Conciliation Commission van de VN het aantal op 726.000. Het United Nations Relief and Works Agency (UNWRA) die daarna werd ingesteld kwam in 1950 tot 957.000. De Israëlische overheid heeft in het verleden een aantal van 520.000 genoemd. Palestijnse onderzoekers kwamen (volgens PRRN, zie hieronder) op een aantal van 850.000.

PRRN gaat ervan uit dat 80 % van degenen die toen hun woongebied verlieten, daartoe gedwongen werden door de creatie van de joodse staat. Daarvan vluchtte eenderde naar de Westelijke Jordaanoever, eenderde naar de Gazastrook en de anderen naar Jordanië, Syrië, Libanon of andere landen. In 1967 vluchtten 300.000 Palestijnen vanuit Gaza en de Westelijke Jordaanoever naar Jordanië (200.000) en naar Syrië, Egypte of andere landen (totaal 100.000). Onder deze 300.000 Palestijnen waren er 120.000 die voor de tweede maal na 1948 moesten vluchten. Het UNWRA-registratiesysteem telde in 2010 4.766.670 Palestijnse vluchtelingen in zijn werkgebied, dat de Westelijke Jordaanoever, Gaza, Jordanië, Syrië en Libanon omvat.Alleen wie van juni 1946 tot mei 1948 in Palestina woonde en de nakomelingen, is volgens het UNWRA Palestijns vluchteling.

Gedurende een aantal jaren na de oorlog van 1967 volgde Israël een politiek van deportatie en gedwongen emigratie. Als gevolg daarvan verlieten jaarlijks 21.000 Palestijnen de nieuw bezette delen van hun land. Het totaal aantal Palestijnen dat als gevolg van de verdrijvingen buiten Israël en de bezette gebieden woont wordt geschat op ruim zeveneneenhalf miljoen (cijfers 2011). Van hen zijn door de UNWRA 4,6 miljoen geregistreerd als vluchteling. In Jordanië woont 40% van de geregistreerde vluchtelingen, in Syrië 10% en in Libanon eveneens 10%. 38% woont in de bezette gebieden, Gaza, Oost-Jeruzalem en de Westelijke Jordaanoever. Zij vormen ruim 40% van het totaal aantal Palestijnen in de bezette gebieden. Een klein aantal geregistreerde vluchtelingen woont in Irak, Egypte en elders.

Aantallen geregistreerde vluchtelingen (2010, UNWRA):

In Israël zelf wonen 335.000 Palestijnen van families die in 1948/1949 van hun grond en/of uit hun woonplaats werden verdreven (BADIL). Zij hebben inmiddels staatsburgerschap maar hebben geen recht terug te keren naar hun grond en vroegere woonplaats. Zij worden niet als vluchtelingen beschouwd.

Verantwoordelijkheid

Het internationaal recht regelt de positie en de rechten van vluchtelingen. Daarbij gaat het ook om verantwoordelijkheid. De meeste historici (en deskundigen op het gebied van het internationaal recht) zijn van mening dat Israël verantwoordelijk is voor de vluchtelingenstroom van 1947-1949. Sinds de jaren ’90 is met name door de “nieuwe historici” veel materiaal naar boven gebracht over systematisch geweld tegen Palestijnen in 1948/1949 door joodse strijdgroepen en de coördinatie van het geweld door de zionistische leiders in Palestina. Veel publicisten spreken van een etnische zuivering, ook al verschillen de meningen over de vraag of dat grotendeels planmatig dan wel meer spontaan gebeurde (deze discussie gaat met name over het zogenaamde Plan D, ofwel het Plan Dalet). Hieruit vloeit voort dat Israël op grond van het internationaal recht een grote betrokkenheid zou moeten hebben bij de problematiek van deze vluchtelingen en hun nakomelingen. Het aanvaarden van die verantwoordelijkheid zou consequenties hebben, met name bij de kwestie van de terugkeer van de vluchtelingen en de restitutie van tijdens of na de vlucht afgenomen bezittingen.

Israel heeft echter nooit verantwoordelijkheid genomen voor de Palestijnse vluchtelingen en uitspraken van de Verenigde Naties op dat gebied niet erkend. Met name is het recht op terugkeer naar het eigen land onbespreekbaar. Israël baseert zich op enkele ficties die de verantwoordelijkheid bij anderen leggen: 1. De Palestijnen hebben eind jaren ‘40 hun land vrijwillig verlaten, op aandringen van Arabische leiders. 2. Er is geen Palestijnse natie die zelfstandig recht zou hebben op een stuk grond, maar wel een Arabische natie waarvan de leiders (in casu die van de omliggende Arabische landen) moeten zorgen voor hun eigen volksgenoten (in casu de Palestijnen).

Europa en de VS hebben altijd een bepaalde afstand bewaard van deze problematiek in verband met de goede relaties met Israël. Tot ver in de jaren ’70 werd het Palestijnse vluchtelingenprobleem gezien als humanitair probleem (mensen die hulp nodig hebben) en niet als een politiek probleem (mensen die rechten hebben). In de Oslo Akkoorden van 1993 – 1995 werd de problematiek opgenomen als thema waarvoor in nadere onderhandelingen een politieke oplossing moest worden gevonden. Tot heden zonder resultaat. De Verenigde Staten dragen een politieke verantwoordelijkheid op grond van hun “beschermheerschap” over Israël vanaf ongeveer eind jaren ’60 tot heden. Europa, gastheer van de instituties van het internationale recht, draagt verantwoordelijkheid op grond van een koloniale erfenis en de steun aan de Midden-Oostenpolitiek van de VS. Wellicht ook vanwege de politieke inschatting onder Europese politici, dat het Palestijnse recht op terugkeer en de consequenties daarvan voor het joodse karakter van de staat Israël, een te gevoelig onderwerp is tegen de achtergrond van de jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog. Enkele Arabische landen dragen medeverantwoordelijkheid voor de slechte behandeling van Palestijnse vluchtelingen op hun grondgebied.

Vluchtelingen in 1949

Verspreiding

Het overgrote deel van de vluchtelingen leeft in de bezette gebieden en in Jordanië en Libanon. Honderdduizenden Palestijnen hebben werk gevonden elders in de Arabische wereld. Zij worden veelal gewantrouwd door de plaatselijke heersers, zeker die landen waarvan de heersers een afhankelijkheidsrelatie met de Verenigde Staten hebben. Er zijn meer dan vijftig kampen voor Palestijnse vluchtelingen, waarvan de meeste inmiddels het karakter hebben van stadswijken met dicht opeenstaande betonnen huizen (zie Jaffadok/Palestijnen/Vluchtelingen/Kampen). De positie van deze mensen in Arabische landen varieert: soms kregen zij staatsburgerschap, soms niet. In Libanon is hun situatie van oudsher zeer slecht en politiek zeer omstreden. Dit vloeit voort uit de sektarische spanningen in dit land, die nog zijn versterkt door het regelmatig binnenvallende Israëlische leger. In Jordanië woont de grootste Palestijnse gemeenschap. Volgens cijfers van de regering vormen zij 49 % van de bevolking. De realiteit komt in de buurt van de 70 %. In bijna alle westerse landen waaronder Nederland, maar ook in Zuid-Amerika leven Palestijnse gemeenschappen.

De vluchtelingengemeenschap wordt van oudsher vertegenwoordigd door de PLO (de wereldwijde Palestijnse Bevrijdingsorganisatie) maar niet door de Palestijnse Autoriteit, die sinds de Oslo-Akkoorden min of meer als Palestijnse regering optreedt in de bezette gebieden. De Palestijnen in de diaspora en die in de bezette gebieden hebben blijkens onderzoek veel contacten met elkaar. Uit onderzoek onder Palestijnen in Israël en de bezette gebieden bleek dat in 2000 66 % van de gezinnen met vluchtelingenstatus en 59 % van de andere Palestijnse gezinnen nauwe verwanten had in de diaspora (in de Gazastrook waren de percentages 56 % respectievelijk 47 %). Het niet meer bestaan van Palestijnse economisch-culturele centra (ooit: Jeruzalem en Jaffa) heeft ook de diaspora van een duidelijk oriëntatiepunt beroofd.

Natie, identiteit

De periode van 1949 tot heden werd gekenmerkt door een versplintering van de Palestijnse natie als gevolg van politieke maatregelen door Israël en door de onwil van westerse landen om druk uit te oefenen op Israël om tot oplossingen te komen. Aan Israëlische zijde speelt vooral de vrees voor verwatering van het joodse karakter van de staat. De grotendeels doelbewuste geografische versplintering heeft geleid tot afzonderlijke Palestijnse gemeenschappen in Israël zelf, op de Westelijke Jordaanoever, in Gaza en in de Arabische landen en het Westen. De laatste decennia is er een toenemende belangstelling voor herinneringscultuur: het herdenken van de nakba, het in kaart brengen van de gebeurtenissen van ’47-’49, het reconstrueren van de geografie van het Palestina van de jaren ’40, het optekenen van “oral history”, het samenstellen van fotoarchieven en de bestudering van de geschiedenis van Palestina onder het Britse en Ottomaanse bestuur.

De Palestijnse diaspora is in het Westen van belang voor de ontwikkeling van een hoogopgeleide Palestijnse intelligentia buiten het bereik van de Israëlische bezettingsautoriteiten en de culturele druk die uitgaat van de status van tweederangs burger in Israël zelf. Er is een geïnternationaliseerde middenklasse ontstaan van ondernemers, wetenschappers, journalisten en andere professionals. Naast historische belangstelling en politiek activisme is er ook sprake van toenemende aandacht voor de interne politieke structuur van de Palestijnse beweging (PLO, PNC, PNA). De Palestijnse gemeenschappen in de diaspora hebben over het algemeen een hoog niveau van politieke bewustwording. Om deze redenen is de diaspora ook van groot belang voor de officieel geregistreerde vluchtelingen.

Zie: Jaffadok/Palestijnen/Vluchtelingen/Gemeenschappen in diaspora.

Een belangrijk achterliggend thema is de nooit volledig onderbroken proces van Palestijnse natievorming. Gemeenschappelijke taal, religie, historie, alsmede de vele familiebanden zijn de drijvende krachten in dat opzicht. Ook de gemeenschappelijke politieke strijd met vele dramatische en traumatische episodes en gedeelde ervaringen in vluchtelingenfamilies hebben het bewustzijn een natie te vormen versterkt. Hetzelfde geldt voor de enorme aandacht voor de positie van de Palestijnen (die in een aantal opzichten een symboolfunctie vervullen) in zowel de Arabische als in de westerse wereld.

Recente ontwikkelingen

Palestijnen behoren tot een minderheid in Arabische landen die bij politieke spanningen gevaar lopen. In Libanon leven onder het christelijke bevolkingsdeel al sinds de burgeroorlog in de jaren ’70 en ’80 anti-Palestijnse gevoelens. Veel christenen wijten de burgeroorlog aan de toestroom van Palestijnen. Potentieel geweld van de zijde van christelijke strijdgroepen en mogelijke nieuwe invallen door het Israëlische leger zijn een latente bron van spanningen. In Koeweit vonden grootschalige anti-Palestijnse acties plaats aan de vooravond van de eerste Irak-oorlog in 1990 toen de PLO partij koos tegen de Amerikaanse coalitie. In Irak vormt de onrust die volgde op de Amerikaanse aanval en bezetting in 2003 een voortdurende dreiging voor de aanwezige Palestijnen. Voor de opstand in Syrië vanaf 2011 en de militaire staatsgreep in Egypte in 2013 geldt in meerdere of mindere mate hetzelfde.

 

Literatuursuggesties:

1. Takkenberg, A. The Status of Palestinian Refugees in International Law. Proefschrift, promotie 18-02-1997, KUN. Reeks Recht en Samenleving nr. 13

2. Fargues, P. (red.). Migration 2005 Report. European University Institute, European Commission, Euromed Cooperation Office. CARIM, 2006.

3. Hilal, Jamil. Relations between Palestinian Diaspora (al-shatat), Palestinian Communities in the West Bank, and Gaza Strip, The American University in Cairo, Egypt, oktober 2007

4. Darwish, Mahmud. Memory of Forgetfulness: August, Beirut, 1982. Berkeley: University of California Press, 1995.

5. Hammer, Julian. Palestinians Born in Exile: diaspora and the search for a homeland. University of Texas Press. 2005.

6. Said, Edward. The Question of Palestine. New York, Vintage Press, 1992.

7. Aruri, Naseer H., ed. Palestinian Refugees: The Right of Return. Sterling, VA: Pluto, 2001.

8. Lesch, Ann Mosley and Ian S. Lustick, eds. Exile and Return: Predicaments of Palestinians and Jews. Philadelphia: University of Pennsylvania Press, 2005.

9. Tamari, Salim and Elia Zureik, eds. Reinterpreting the Historical Record: The Uses of Palestinian Refugee Archives for Social Science Research and Policy Analysis. Jerusalem: Institute of Jerusalem Studies, 2001.

Sites en zoektermen:

1. Refugee Studies Centre, University of Oxford

2. Oxford Journals org, Refugee Survey Quarterly

3. UNWRA

4. PRRN, Palestinian Refugee Research Net

5. UCP vluchtelingen

6. webgaza Palestine refugees

7. prc, Palestinian Return Center

8. al-Awda, The Palestine Right to Return Center

9. Badil, refugee rights

10. IRIN, humanitarian news and analysis

CITAAT:

1. “Bear in mind also that the Israelis will baulk even at acknowledging that there is any such thing as a Right of Return (even if it is not to be implemented), rejecting the implication that there was such an original sin at the heart of the creation of the Israeli state.” Tom Phillips (oud-ambassadeur van Engeland in Israël van 2006-2010), Prospect Magazine, 18 juli 2012.

2.
“I come from there, I return the sky to its mother when for its mother the sky cries, and I weep for a returning cloud to know me.
I have learned the words of blood-stained courts in order to break the rules.
I have learned and dismantled all the words to construct a single one:
Home”

Uit gedicht “I Am There” (vertaald) van de Palestijnse dichter Mahmoud Darwish, geboren in 1942 in al-Birwa, Galilea.