Traditioneel Palestina

Door: Jan Schnerr - Laatst aangepast op: 30 oktober 2012

Samenvatting

In 17e en 18e eeuw leefde de agrarische bevolking in “Palestina” in betrekkelijk vreedzame omstandigheden vergeleken met gebieden elders in de Arabische wereld en in Europa. Het leven op het land onderging geleidelijk invloed van de integratie van de lokale economie in de zich ontwikkelende wereldeconomie. Belastingdruk was vaak een reden dat grond die al generaties lang door een familie werd bewerkt, formeel op naam kwam te staan van een landeigenaar die ver weg zijn woonplaats had. Dergelijke afspraken waren niet bestand tegen de strijd die in Palestina over grond zou ontstaan na 1880, door de komst van de joodse kolonisten. De verhoudingen tussen joden en moslims was lange tijd beter geweest dan die tussen christenen en moslims. Tegen het einde van de 19e eeuw begon dat te veranderen met de komst van joodse immigranten uit Europa.
Tegen de achtergrond van een sterke groei van de bevolking tussen 1840 en 1914 kende Palestina een forse economische groei na het midden van de eeuw. Het Brits-Ottomaanse handelsverdrag van 1838 vormde in die ontwikkeling een belangrijke stap en een aanwijzing dat de opkomende koloniale machten in staat waren om de meer gesloten Ottomaanse maatschappij open te breken.
Palestina was voor Arabische wereld vooral van belang door Jeruzalem met onder andere het zeer belangrijke islamitische heiligdom de Koepel van de Rots, gebouwd in 691 na Christus.
De essentie van de Ottomaanse veelvolkerenstaat was, dat het hoger bestuur zich beperkte in zijn taken, op afstand heerste en tolerant was ten opzichte van de vele culturen en godsdiensten in het Rijk. Palestina was verdeeld in administratieve eenheden: “pashaliks”, op afstand geregeerd door de pashas van Sidon en Damascus. Deze pashaliks bestonden uit sanjaks (districten) met aan het hoofd notabelen uit de regio. Veiligheid en belastinginning waren hun belangrijkste taken. Het laagste niveau was de nahiya die enkele dorpen omvatte.
Autoriteit was uiteindelijk gebaseerd op grondbezit. Alleen in Jeruzalem berustte het gezag op de uitoefening van religieuze functies, met name die van Mufti.

 

TRADITIONEEL PALESTINA

De oude maatschappij

In 17e en 18e eeuw leefde de agrarische bevolking in “Palestina” in betrekkelijk vreedzame omstandigheden vergeleken met gebieden elders in de Arabische wereld en in Europa. Al vormden Bedouïnen op het platteland een gevaar, bijvoorbeeld voor reizigers. Palestina was in het algemeen stabieler dan de aangrenzende gebieden in het huidige Syrië en Libanon. Langs indirecte weg werd het leven op het land geleidelijk beïnvloed door de toenemende integratie van de Palestijnse economie in de zich ontwikkelende wereldeconomie. Onder de eenvoudige boeren waren belastingen vaak een probleem en een oorzaak van grote armoede. Omdat belasting was gekoppeld aan grondbezit, kwam het steeds vaker voor dat grond die al generaties lang door een familie werd bewerkt en beschouwd als zijn eigendom, formeel op naam kwam te staan van een landeigenaar die ver weg zijn woonplaats had. Dit systeem dat kon voortbestaan in een traditionele maatschappij was niet bestand tegen de politiek-juridische en uiteindelijk gewelddadige strijd die in Palestina over de grond zou ontstaan na 1880, met de komst van de joodse kolonisten. Daaraan voorafgaande waren er al anderen die profiteerden van deze omstandigheden. In de eerste plaats de laag van Palestijnse notabelen die al veel langer fungeerden als buffer tussen de boeren en de (belastinginnende) hogere bestuurders. In toenemende mate investeerden ook handelaren uit de kustgebieden in grond. Veelal waren het christenen, Libanezen en Europeanen. De productiviteit in de landbouw nam gedurende de 19e eeuw toe door de introductie van technieken uit Europa. In combinatie met de groeiende handelsstromen resulteerde dit in een sterke economische groei in Palestina in de decennia na de Krimoorlog (1854 – 1856). Tussen 1840 en 1914 deed zich een sterke groei van de bevolking voor. De bevolking van Palestina (gedefinieerd als het gebied van het huidige Israël plus de bezette gebieden) was in 1914 tenminste 650.000, van wie rond 555.000 Palestijnse Arabieren, ongeveer 80.000 joden (van wie circa 25.000 zionisten) en tenminste 25.000 anderen, voornamelijk religieuze immigranten.
In de stedelijke maatschappij waren dergelijke ontwikkelingen eerder en duidelijker merkbaar. Het Brits-Ottomaanse handelsverdrag van 1838 vormde in die ontwikkeling een belangrijke stap en een aanwijzing dat de opkomende koloniale machten in staat waren om de meer gesloten Ottomaanse maatschappij open te breken.

Moslims, christenen, joden

Al was Palestina voor de Arabische wereld van betrekkelijk belang, voor Jeruzalem ligt dat anders. Jeruzalem was en is voor de moslims de derde heilige plaats, na Mekka en Medina. De profeet Mohammed, volgens de religieuze traditie, beklom de Tempelberg voorafgaand aan zijn reis naar de hemel. De Koepel van de Rots werd gebouwd door een kalief van de Ummayadendynastie in 691 en was het eerste grote islamitische bouwwerk buiten Mekka. Jeruzalem bleef door de eeuwen heen een pelgrimsoord voor moslims en ook voor christenen en joden. Het Ottomaanse regiem ten opzichte van christenen en joden, ook als het ging om de bouw van kerken en synagogen was in de meeste perioden vrij tolerant. Christenen en joden, “dhimmis”, leefden volgens hun eigen regels en gewoonten. Hun basale rechten werden beschermd door het Ottomaanse bestuur. Zij konden tot een meer dan gemiddelde welvaart komen, onder meer omdat zij betere contacten hadden met de buitenwereld. Dat gold voor joden in sterkere mate dan voor christenen. Tot de 19e eeuw, toen de laatsten nog meer dan de joden begonnen te profiteren van de steeds intensievere handel met de christelijke Europeanen. De spanningen met de moslimmeerderheid namen geleidelijk toe. De verhoudingen tussen joden en moslims was lange tijd beter geweest dan die tussen christenen en moslims als gevolg van de meer terughoudende opstelling van de joden. Tegen het einde van de 19e eeuw begon dat te veranderen met de komst van joodse immigranten uit Europa. Toerisme uit religieuze overwegingen maar ook door de toenemende belangstelling voor de antieke bezienswaardigheden, begon na 1850 een bron van inkomsten te vormen voor Jeruzalem, Betlehem en andere “heilige” plaatsen en voor de havensteden Jaffa en Haifa.

Ottomaans bestuur

De Ottomaanse heersers en hun bestuurssysteem hebben vijf eeuwen lang grote invloed gehad op de structuur van de maatschappij in het gebied Palestina. Tegelijkertijd was de essentie van de Ottomaanse veelvolkerenstaat, dat het hoger bestuur zich beperkte in zijn taken, op afstand heerste en tolerant was ten opzichte van de vele culturen en godsdiensten. Palestina was door hen verdeeld in een aantal administratieve eenheden. Op afstand regeerden de pashas van Sidon en Damascus. Deze “pashaliks” waren verdeeld in sanjaks (districten) met notabelen uit de regio aan het hoofd, benoemd door het hoger Ottomaans bestuur. Veiligheid en belastinginning waren hun belangrijkste taken. Het laagste niveau was de nahiya die enkele dorpen omvatte en vertegenwoordigd werd door een dominante lokale familie. Autoriteit was uiteindelijk gebaseerd op grondbezit. Alleen in Jeruzalem berustte het gezag op de uitoefening van religieuze functies, met name die van Mufti. De Jeruzalemse (religieuze) notabelen benoemden de lokale geestelijkheid.

 

Literatuursuggesties:

1. A history of Palestine : from the Ottoman conquest to the founding of the state of Israel. Gudrun Krämer, Princeton, N.J., Princeton University Press, 2011 (org. in Duits).

2. Smith, Charles D. Palestine and the Arab-Israeli Conflict. A History with Documents. Boston/NY, Bedford/St. Martin’s, 7e ed., 2010.

3. Doumani, Beshara, Rediscovering Palestine: Merchants and Peasants in Jabal Nablus, 1700-1900 (Berkeley: University of California Press, 1995)

4. Porath, Yehoshua, “The Political Awakening of the Palestinian Arabs and their Leadership Towards the End of the Ottoman Period,” in Studies on Palestine During the Ottoman Period, Moshe Ma‘oz (ed.) (Jerusalem: The Magness, Press, 1986), 351-381.

Sites en zoektermen:

1. Ottomaanse Rijk Palestina

2. Palestinian notables A’ayan

3. Ottomaans Palestina Dhimmis

4 Ottoman British Palestine jews

5. The Palestine Exploration Fund, PEF UK

Suggesties voor scripties, werkstukken, nader onderzoek:

1. De vaststelling van de grenzen van Palestina door koloniale machten.

2. Landeigendom in Palestina rond 1900.

CITAAT:

“If His Majesty the Sultan were to give us Palestine, we would in return undertake the complete management of the finances of Turkey. We should there form a part of a wall of defence for Europe in Asia, an outpost of civilazation against barbarism.” Theodor Herzl. Der Judenstaat; geciteerd door Charles B. Smith, blz. 50. (1)