Ideeëngeschiedenis

Door: Jan Schnerr - Laatst aangepast op: 24 juli 2012
joodse ruiter met de Isra�lische vlag bij feestelijkheden op een collectieve boerderij (Keesings Historisch Archief, september 1949)

joodse ruiter met de Israëlische vlag bij feestelijkheden op een collectieve boerderij (Keesings Historisch Archief, september 1949)

Samenvatting

De zionistische gedachte komt voort uit de Europese geschiedenis vanaf de Franse revolutie tot aan het midden van de twintigste eeuw. Het zionistische idee om voor joden een eigen land te hebben ontstond in seculiere joodse kring in de tweede helft van de 19e eeuw. De bronnen in de tweede helft van de negentiende eeuw waren vooral het antisemitisme in Oost-Europa en Rusland. Het nationalisme, het idee “tot een natie te behoren” en het politieke gebruik dat daarvan werd gemaakt in veel Europese landen was een probleem voor joden in Midden- en Oost-Europa. Ezer Weizmann stelde dat er geen joodse Fransen, joodse Duitsers, enzovoort waren maar alleen joden die wonen in Frankrijk, Duitsland, etc. De joden behoorden in zijn visie tot een eigen joodse natie. Maar die joodse natie had geen land! De grondleggers van het zionisme waren zelf in meerderheid niet-religieus maar zij zagen wel de kracht van eeuwenoude religieuze tradities: Palestina, het “bijbelse land” werd de oplossing.

De combinatie van collectivistische opvattingen (Kibboetsen, bijvoorbeeld), zionisme en etnocentrische solidariteit bleken in het barre Palestina een succesformule die tot ver na de Tweede Wereldoorlog heeft standgehouden in het Israëlische politieke leven. In de joodse immigrantenmaatschappij in het Palestina van de jaren ’20 kwamen het seculier-nationalistische, het joods-religieuze samen in het bouwen aan een staat op etnische basis: een staat voor joden uit alle landen en cultuurkringen. Een ideologische strijd, de “Iron Wall”-discussie ontstond tussen de revisionisten en de “gematigden” rond de oorspronkelijke bevolking: de Palestijnen. Uit deze twee stromingen kwam een grootste gemene deler voort. Die zou deel gaan uitmaken van de latere landspolitiek van Israël en van de ideologie van zijn leger: de Palestijnen waren een fundamenteel probleem en alleen angst voor Joodse militaire overmacht en de bereidheid aan zionistische kant om militair geweld in te zetten kon dat probleem oplossen of beheersbaar houden.

Het praktische zionisme in Palestina, met zijn seculiere gezicht raakte geleidelijk aan vervlochten met opvattingen die een religieuze oorsprong hadden: de bijbelse geschiedenis en de heiligheid van “het Land Israël”. De werkelijk belangrijke heilige plaatsen zoals de Klaagmuur en de Tempelberg bevonden zich echter tot 1967 buiten Israël’s macht. Oost-Jeruzalem en niet West-Jeruzalem was bovendien het stadsdeel met de religieuze uitstraling. Zonder het bijbelse Judea en Samaria en zonder Oost-Jeruzalem hadden de legitimatie van de joodse staat en de creatie van een Israëlische identiteit grotendeels plaatsgevonden in een seculiere context. Vanaf 1967 kwam een beweging op gang om de religieuze wetten (Halacha) in overeenstemming te brengen met het kolonisatiebeleid in de bezette gebieden en dus met joodse hegemonie over niet-joden (Palestijnen). Fundamentele kritiek daarop kwam bijvoorbeeld van de religieuze filosoof Yehashaya Leibowitz die in de jaren ’70 en ‘80 een rigoureuze scheiding tussen staat en religie bepleitte. Onder Amerikaanse joden ontstond vooral na 2000 een kritische beweging door het in diskrediet raken van het Oslo-proces en het nederzettingenbeleid: de “liberal zionists”. Hun discussie beweegt zich op het grensvlak van het etnische principe (joodse staat) en het democratische principe (gelijke burgerrechten).

 

IDEEËNGESCHIEDENIS VAN HET ZIONISME

De zionistische gedachte

De zionistische gedachte, met zijn filosofische, culturele, religieuze en politieke kanten komt voort uit de Europese geschiedenis vanaf de Franse revolutie tot aan het midden van de twintigste eeuw. Het zionistische idee, met als kern een praktisch-politiek streven om voor joden een eigen land te hebben ontstond in seculiere joodse kring in de tweede helft van de 19e eeuw. Voor die tijd hadden het idee van een joodse natie en de wens terug te keren naar het “land van oorsprong”, vooral religieuze betekenis. Belangrijke bronnen van het vroege zionisme in de tweede helft van de negentiende eeuw waren:

  1. Het antisemitisme in Oost-Europa en met name Rusland, culminerend in de pogroms na 1880.
  2. De wens om de joodse cultuur te doen overleven in een land waar joden de meerderheid zouden vormen. Ofwel: het tegengaan van verdere assimilatie.
  3. Teleurstelling binnen de Europese joodse burgerij over mislukkende integratie; het “uiteindelijk toch niet volledig geaccepteerd worden”.

Deze laatste groep, veel minder talrijk dan de Oost-Europese joden leverde vooral de intellectuele basis voor het zionisme. De Oosterijker Theodor Herzl is het bekendste voorbeeld. Dit intellectuele zionisme begon als seculiere beweging. In de Verenigde Staten waarheen vanaf eind negentiende eeuw zeer veel joden emigreerden leidden enkele van de bovengenoemde factoren in veel later stadium tot een krachtige zionistische beweging. Pas ver na de Tweede Wereldoorlog leverde de Amerikaanse joodse diaspora een bijdrage van betekenis aan de immigratie naar Israël.

Het Europese nationalisme

In Europa speelde het nationalisme in de 19e eeuw een belangrijke rol. Zeker in die delen van Europa waar het historische proces van de vorming van een natie en een staat achter liep. Terwijl Engeland, Frankrijk, Nederland en andere landen inmiddels duidelijke grenzen hadden die in grote lijnen samen vielen met wat als “de natie” werd gezien, worstelde Duitsland tot in de 20e eeuw met het natiebegrip (en zijn grenzen). Hetzelfde gold voor de gebieden en volkeren waaruit het Oostenrijks-Hongaarse Rijk was samengesteld en voor de westrand van tsaristisch Rusland. Op de achtergrond van het nationalisme en de moderne staatsvorming waren de ideeën over volkssoevereiniteit en individuele versus collectieve rechten van belang (de “moderne burger”). De Europese Verlichting vormde daarvoor de kraamkamer, de Franse revolutie het “historische moment”.

De toenemende betekenis van het idee “tot een natie te behoren” en het politieke gebruik dat daarvan werd gemaakt werd een probleem voor joden in Midden- en Oost-Europa. Zowel voor joden die deels geïntegreerd of zelfs geassimileerd waren als voor hen die in joodse gemeenschappen leefden en integratie/assimilatie als een bedreiging zagen. De pogroms die aan het eind van de negentiende eeuw aan de westrand van het uitgeholde tsaristische Russische Rijk plaatsvonden maakte emigratie tot een realistische optie. Naast Amerika werd het Ottomaanse Palestina vanaf 1880 emigratiedoel. Het begrip “normalisatie van het joodse volk” deed zijn intrede: de joden waren (ook) een natie en zij dienden een land te hebben. Rond 1900 koos de zionistische beweging definitief voor Palestina als gebied waar de joden op enigerlei wijze een “thuisland” zouden moeten creëren. Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog was een volledige staat voor joden (aanvankelijk geconcipieerd als deel van het Britse wereldrijk) het ultieme doel geworden. Het “natieprobleem” van de joden, door vroege zionisten ook wel aangeduid als “het joodse probleem” werd door Ezer Weizmann verwoord in de stelling dat er geen joodse Fransen, Duitsers, enzovoort, zijn maar alleen joden die wonen in Frankrijk, Duitsland, etc. Palestina werd de oplossing. Na de Tweede Wereldoorlog zijn in Europa bepaalde aspecten van het nationalisme in diskrediet geraakt en wordt nationale soevereiniteit geleidelijk overgedragen aan supranationale organen. In de staat Israël heeft die ontwikkeling zich niet voorgedaan.

Het religieuze element

Al snel kreeg in de zionistische beweging ook de religieuze stroming invloed en begon het zich te richten op “het Beloofde Land”, het toenmalige Palestina. De grootste aanhang kwam uiteindelijk uit het tsaristische Rusland en Midden Europa. Theodoor Herzl, seculier en met humanistisch-liberale opvattingen zag in dat voor deze mensen “Jeruzalem” en “Eretz Israel” krachtige begrippen waren, geworteld in een eeuwenoude religieuze traditie. De “religieuze injectie” was echter in feite een integratie van seculiere en religieuze elementen op de voorwaarden van de seculieren. Tachtig jaar later zou in Israël min of meer het omgekeerde gebeuren: religieuzen kregen een toenemende invloed op de staat en zijn instellingen.

In de begindagen van het zionisme luidde de gangbare rabbinale leer dat de joden met de terugkeer naar Palestina geduldig dienden te wachten tot de Messias hen daar aan het einde der dagen heen zou leiden. God had de joden immers gestraft voor hun zonden door ze in ballingschap te sturen en alleen Hij had de macht hen terug te leiden. De Duitse rabbijnen verhinderden Herzl om het eerste Zionistisch Congres van 1897 in Duitsland te houden. Het werd Bazel. De orthodoxen hanteerden primair bovengenoemd argument. De reformjoden benadrukten de plicht van joden om loyaal te zijn aan het land waar zij woonden. Herzl kreeg voldoende steun door kleine concessies te doen. Zijn meerderheid bestond uit joden die hun religieuze cultuur de rug wilden toekeren maar niet werden aangetrokken door het idee van assimilatie in de Europese maatschappij. Het seculiere element zou als gevolg hiervan tot ver na de Tweede Wereldoorlog overheersen binnen het zionisme.

Stromingen binnen het zionisme

De kern van het zionisme wordt niet gevormd door een maatschappijvisie (socialistisch, kapitalistisch, seculier of religieus, links of rechts) maar door het idee van een joods volk. Daardoor konden binnen het zionisme vele stromingen hun plek vinden. Ottman onderscheidt: 1. Politiek zionisme (Leo Pinsker, Theodor Herzl), 2. cultureel zionisme of “spiritueel zionisme” (Asher Ginsburg) en 3. “labour” zionisme (Nachman Syrkin,) uitlopend in marxistische en socialistische varianten. Na de Eerste Wereldoorlog ontstonden in joods Palestina de (4) revisionistische stroming (Jabotinsky) die stond voor een rechts, nationalistisch zionisme en dat de voorloper was van de latere partij Heroet en nog later Likoed. Chaim Weizmann wordt gezien als vertegenwoordiger van het “praktisch zionisme” (5) dat zich concentreerde op het voorbereiden van de joodse staat. Het liberaal zionisme (6) combineerde liberalisme en nationalisme. In de jaren ’50 had dit liberalisme invloed op de staatsinrichting (naar West-Europees model) van de joodse staat; na de jaren ’80 kwam het economisch liberalisme op. Het religieus zionisme (7) heeft politiek nooit de overhand gehad maar heeft vrijwel vanaf het begin van de zionistische beweging op de achtergrond gefungeerd als onmisbaar bindmiddel binnen het zionistische gedachtegoed (zoals voor het concept van “het joodse volk”). Het radicale messianistische zionisme kreeg na de verovering in 1967 van het bijbelse “Judea en Samaria” (de Westelijke Jordaanoever) grote politieke invloed via de beweging Gush Emoniem en de kolonistenbeweging. Niettemin moet onderscheid gemaakt blijven worden tussen orthodoxe joden die, deels op praktische overwegingen, actief deelnemen aan de Israëlische politiek en de instellingen van de staat (zoals het leger) en ultra-orthodoxen die dat op principiële gronden niet doen.

Bijzondere aandacht, in verband met de geschiedenis joods Palestina en van de eerste decennia van de staat Israël, verdient de “collectivistische” stroming binnen het zionisme.

Collectivisme, sociaal democratisch zionisme

Het sociaal democratisch element was in de vormende jaren van het praktische zionisme, de jaren ’20 en ’30 in Palestina, prominent. Het was een Europees-internationalistisch element dat al sterk aanwezig was in joods-intellectuele kringen in Midden- en Oost-Europa. Het paste goed bij pioniersgemeenschappen in het agrarische Palestina waarbinnen men zeer afhankelijk van elkaar was. In Oost-Europa waren veel jonge joden economisch gemarginaliseerde positie en hadden beperkte sociaal-culturele mogelijkheden binnen de joodse wijken en zeker binnen de “shtetls” (kleine steden waar binnen de joodse gemeenschap grote sociale controle bestond). Zij waren gevoelig voor politieke stromingen op basis van solidariteitsgedachten. Vooral als die solidariteit over nationaliteiten heen reikte. (NB: In Engeland, Frankrijk en Noord-West-Europa in het algemeen raakten de sociaal democratie en de nationale gedachte geleidelijk geïntegreerd. De Duitse sociaaldemocratie raakte door deze spanning uiteindelijk verscheurd en joodse “kameraden” kregen vanaf de jaren ‘20 loyaliteitsproblemen.) Sociaal democratie, zionisme en (groeps-)solidariteit bleken intussen in het barre Palestina een succesformule die tot ver na de Tweede Wereldoorlog heeft standgehouden.

1920 tot 1950: van ideologie naar praktijk

In diezelfde tijd ontwikkelden zich de ideologische uitgangspunten van de joodse economie en de exclusief joodse maatschappij met een joodse cultuur. In de joodse immigrantenmaatschappij in het Palestina van de jaren ’20 kwamen het seculier-nationalistische, het religieuze en het sociale gedachtengoed samen in het ideaal van een ethnocratische staat voor Joden uit alle landen en cultuurkringen. Het zionisme als intellectueel concept van Europese makelij kreeg rond 1925 zijn min of meer definitieve vorm. Midden jaren ’20 werd het debat gaandeweg overgenomen door de “praktisch zionisten” in Palestina. Het (enigszins gechargeerd) “one more dunum, one more goat” werd minstens zo belangrijk als het theoretische bouwwerk. Joodse arbeid ter vervanging van “arabische”, joodse banken en collectieven, joodse scholen en ziekenhuizen. Het praktisch vernuft, kenmerkend voor de opbouw van de joodse staat, kon zich vanaf de dertiger jaren ontplooien op een ideologische basis die klaar lag. De belangrijkste ideologische strijd die nog gevoerd werd, was die tussen de revisionisten en de “socialen”: de “Iron Wall”-discussie. Zeev Jabotinsky wilde een militanter zionisme en een meer rigoureuze afscheiding van de “Arabieren”. De hoofdstroom onder David Ben-Goerion was minder extreem, of anders gezegd: politieker. Rond 1940 bleek men zich in grote lijnen te hebben verenigd: de Palestijnen waren een fundamenteel probleem en alleen angst voor Joodse militaire overmacht en de bereidheid aan zionistische kant om militair geweld in te zetten kon dat probleem oplossen of beheersbaar houden. In de praktijk bleven er tot de oprichting van de staat Israël wel enkele aparte strijdgroepen bestaan naast de hoofdmacht (Hagana), maar dat had minder met ideologie te maken dan met praktisch-politieke overwegingen.

Israël: de joodse staat als ideologisch centrum

In de jaren direct na de Tweede Wereldoorlog maakte het internationale recht een belangrijke ontwikkeling door. De Joodse kolonisatie en de ideologische fundering daarvan voltrok zich tegen die achtergrond in een vacuüm. Tijdens de burgeroorlog in Palestina in 1947 en de Israëlisch–Arabische oorlog in 1948/’49 en in de jaren direct na het uitroepen van de staat Israël kwam de zionistische ideologie onvermijdelijk steeds meer onder invloed van concrete politieke doelstellingen en belangen van de staat-in-wording. Die staat was uitdrukkelijk seculier. Maar de keuze, ooit in de tijd van Herzl cum suis gemaakt voor Palestina als doel van immigratie en kolonisatie had een belangrijke implicatie. Het praktische zionisme in Palestina, met zijn seculiere gezicht rustte in wezen op een religieus fundament: de op de bijbel gebaseerde “geschiedenis” van het joodse land en het metafysische karakter van “het Land Israël”. Er waren ook andere voorboden van de toekomstige vermenging van seculiere en religieuze elementen: de symbolen van de staat, de vermenging van geschiedschrijving en mythen rond het joodse volk, het herschrijven van de geschiedenis van dat volk in bijbelse tijden, de “ontdekking” van heilige plaatsen, de positie van het rabbinaat, de uitzonderingspositie van orthodoxen. Deze zaken werden in de jaren ’50 en ‘60 gezien als marginale concessies door de grotendeels seculiere ashkenasische elite aan de binnenstromende, meer of minder religieuze immigranten na 1948.

De werkelijk belangrijke heilige plaatsen bevonden zich echter tot 1967 buiten Israël: de Klaagmuur, de Tempelberg, enzovoort. Oost-Jeruzalem, niet West-Jeruzalem was het stadsdeel met de overheersende religieuze uitstraling. Deze omstandigheid heeft er, achteraf gezien, toe bijgedragen dat de staat Israël in zijn eerste twintig jaar grotendeels buiten religieus vaarwater is gebleven. Zonder het bijbelse Judea en Samaria en zonder Oost-Jeruzalem vonden de legitimatie van de joodse staat en de creatie van een Israëlische identiteit grotendeels plaats in een seculiere context.

De Israëlische ontwikkeling

De groei van het religieuze zionisme is een betrekkelijk nieuw fenomeen. Het orthodoxe judaïsme leerde dat alleen de Messias joodse soevereiniteit over Palestina kon vestigen. De orthodoxe joden in Palestina en het latere Israël keerden zich tegen de zionistische beweging en kenden geen belang toe aan de seculiere staat. Andere gematigder religieuze Israëlische joden beschouwden de staat als een nuttig instrument voor joodse macht en streefden er in de jaren na 1948 naar, dat deze open zou staan voor de orthodoxe levenswijze. Van messianistische gedachten was bij hen niet of nauwelijks sprake. De oorlog en de veroveringen van 1967 veranderden dit met een schok.

De religieuze zionisten kwamen tot de overtuiging dat het zionisme, alhoewel van seculiere aard Gods manier was om het Land Israël gereed te maken voor de komst van de Messias. Veel orthodoxen gingen hier in mee, vrij snel voor wat betreft de kolonisatie van de Westelijke Jordaanoever en geleidelijk voor wat betreft de acceptatie van de joodse staat. Onder religieuze zionisten en orthodoxen kwam een beweging op gang om de religieuze wetten (Halacha) in overeenstemming te brengen met het in de jaren ‘70 ontluikende kolonisatiebeleid en dus met joodse hegemonie over Palestijnen. Er ontstond een ideologische overlap met de oude seculiere revisionistische beweging die voortleefde in de Likoed partij. Voor het huidige religieuze Israël vraagt God in de eerste plaats gehoorzaamheid aan het Land Israël dat is veroverd door het leger van de joodse staat. Deze ideologie is in religieuze zin uitgewerkt door met name rabbijn Kook. Dit leidde tot het toekennen van heilige status aan instituties die deel uitmaken van de staat (zoals het leger). Fundamentele kritiek daarop is gekomen van de religieuze filosoof Yehashaya Leibowitz die in de jaren ’70 en ‘80 een rigoureuze scheiding tussen staat en religie bepleitte. Mainstream-Israël ging een andere kant op.

The diaspora strikes back: liberal zionism

Tot ongeveer midden jaren twintig was Europa het hoofdtoneel van het zionisme. Daarna kwamen de ontwikkelingen in Palestina zelf centraal te staan. Het centrum van politieke lobbyactiviteit verschoof begin jaren ’40 van Engeland naar de VS. Vanaf de oprichting van de staat in 1948 was Israël zowel het ideologische als het politieke centrum van het zionisme. De belangrijkste joodse gemeenschap buiten Israël, die in de VS heeft tot eind twintigste eeuw vrij unaniem de joodse staat gesteund. Door de secularisatie en assimilatie van Amerikaanse joden was dat voor een deel passieve steun. Daarna kreeg een kritische beweging massa. Daarbij speelden het in diskrediet raken van het Oslo-proces en het nederzettingenbeleid een hoofdrol. Binnen die beweging bevinden zich zionisten die “liberal zionists” worden genoemd. Zij steunen het ideaal van een joodse staat. Maar zij vinden op morele en/of praktische gronden dat niet-joden (in casu Palestijnen) binnen die staat dan wel in een eigen staat gelijke rechten moeten hebben. Al dan niet gedefinieerd als collectieve rechten. De liberal zionists en hun equivalenten in Europa, vertegenwoordigen niet de politieke macht binnen de joodse diaspora maar hun ideologische positie raakt de kern van fundamentele keuzes waar de joodse gemeenschappen buiten Israël voor staan. Deze discussie over Israël gaat in engere zin over de vraag of een joodse staat het recht moet hebben om niet-joden als tweederangs burgers te behandelen, ook al zou men hen schadeloos stellen of anderszins genoegdoening geven. Het achterliggende keuzeprobleem voor de “liberals” is, of het etnische principe (joodse staat) dan wel het democratische principe (gelijke burgerrechten) in laatste instantie voorrang heeft. En: of dat probleem als men er niet uit komt, opgelost mag worden via de weg van collectieve rechten voor minderheden. In Europa is deze discussie met het beëindigen de Tweede Wereldoorlog geschiedenis geworden, afgezien van politiek extreem rechts en van enkele historische relicten (Baskenland, Noord-Ierland, Bosnië, Kosovo). De dieper liggende vraag is die naar de joodse identiteit van een Amerikaan of Europeaan die niet (meer) gelovig is, voor wie joodse tradities nog hooguit een sentimentele waarde hebben, die Israël als etnische entiteit (laat staan als aanloop tot de vervulling van een heilsverwachting) verwerpt en die uiteraard geen deel heeft aan een seculiere Israëlische identiteit. Gericht op Israël zelf raakt deze ideologische discussie onder “liberals” aan de vraag in hoeverre het huidige Israël deel uitmaakt van de Europese of westerse waarden gemeenschap.

 

Literatuursuggesties:

  1. Sachar, Howard M. The Course of Modern Jewish History. Vintage Books, New York, 1990 (Met name hfdst’n 13 The rise of zionism en 14 The growth of Jewish socialism).
  2. Herzl, Theodor. Der Judenstaat, The Jewish State. Diverse uitgaven.
  3. Berkowitz, Michael. Zionist Culture and West European Jewry before the First World War. Cambridge University Press, Cambridge, 1993.
  4. Zipperstein, Steven J. Elusive Prophet: Ahad Ha’am and the Origins of Zionism. Berkeley, 1993.
  5. Sizer, Stephen. Christian Zionism. Road-map to Armageddon? Inter-Varsity Press, Leicester, 2004.
  6. Ateek, Naim, Cedar Duaybis en Maurine Tobin (ed.). Challenging Christian Zionism, Theology, Politics and the Israel-Palestine Conflict. Melisende, Londen, 2005.
  7. Gorenberg, Gershom. The End of Days: Fundamentalism and the Struggle for the Temple Mount. Oxford University Press, Oxford, 2000.

Sites en zoektermen:

  1. sabeel christian zionism
  2. Zionism socialism
  3. labor zionism history
  4. wrmea religious zionism
  5. revisionism likud
  6. rabbi Zvi Yehuda Kook
  7. Milton Viorst politics of judaism
  8. Yehasyahu Leibovich occupation

Suggesties voor scripties, werkstukken, nader onderzoek:

  1. Rabbi Kook: De religieuze interpretatie van de overwinning van 1967
  2. Religieuze betekenissen van de symbolen van de staat Israël
  3. Het gebruik van de benaming “Judea en Samaria” na 1967

CITAAT:

  1. “Under heavenly command, we have just returned home in the elevations of holiness and our holy city. We shall never move out of here. We are living in the middle of redemption. The entire Israeli army is holy. The Kingdom of Israel is being rebuilt. It symbolizes the rule of the [Jewish] people on its land.” Rabbi Zvi Yehuda Kook, kort na de verovering van “Judea en Samaria”, geciteerd door WRMEA, december 2002, blz. 71-72.
  2. “That for the first time in more than 2000 years Jerusalem is now in the hands of the Jews gives the students of the Bible a thrill and a renewed faith in the accuracy and validity of the Bible.” L. Nelson Bell, Christianity Today, 16 juli 1967.