Libanon 1982

Door: Jan Schnerr - Laatst aangepast op: 10 mei 2012
Israëlische delegatieleider (m.) brengt een toost uit op Libanese (l.) en Amerikaanse (r.) gesprekspartners, 13 januari 1983. Er is overeenstemming over "een agenda voor onderhandelingen".

Israëlische delegatieleider (m.) brengt een toost uit op Libanese (l.) en Amerikaanse (r.) gesprekspartners, 13 januari 1983. Er is overeenstemming over “een agenda voor onderhandelingen”.

Samenvatting

Van 6 juni 1982 tot 12 augustus 1982 voerde Israël een grootscheepse invasie uit in Libanon gecombineerd met luchtbombardementen: “Operation Peace in Galilee”. Ook wel: eerste Libanonoorlog. Na 1970 waren veel PLO-strijders vanuit Jordanië in Libanon in de al overvolle vluchtelingenkampen terecht gekomen. Er ontstond een Palestijnse staat-in-de-staat. In 1975 ontbrandde een burgeroorlog waarbij Israël christelijke milities steunde. In 1978 vond een grootscheepse invasie plaats door het Israëlische leger. De bewapening, training en financiering van de bevriende milities door Israël ging na 1978 door. De PLO-politiek schoof op van gewapend verzet naar politieke actie. Medio 1981 voerde het Israëlische leger echter een bombardement uit op een Palestijnse wijk in Beiroet, waarbij 200 doden vielen en 600 gewonden. De PLO reageerde met het afvuren van raketten. De Israëlische top verzekerde zich van Amerikaanse steun voor de komende aanval, die al geruime tijd was voorbereid. De doelen die Israël wilden bereiken, waren het vernietigen van de PLO en het verjagen van de Palestijnen en de met hen verbonden geraakte groeperingen naar het noorden van het land. Israël verwachtte in Zuid-Libanon een christelijk staatje te kunnen creëren dat afhankelijk zou zijn van Israël.

De aanval op 6 juni 1982 begon met een invasie met grondstrijdkrachten die niet beperkt bleef tot Zuid-Libanon. Syrië antwoordde met een invasie in Oost-Libanon. Israël omsingelde de hoofdstad Beiroet waar ook het hoofdkwartier van de PLO was gevestigd. De stad werd maanden lang zwaar gebombardeerd. Er vielen 17.000 doden, voornamelijk burgers, zowel Palestijnen als Libanezen. De wereldopinie keerde zich tegen dit geweld. Mede daardoor drongen de VS aan op een einde daarvan. Op 12 augustus 1982 kwam een staakt-het-vuren tot stand. Israël had met steun van de VS het vertrek van de PLO bedongen. Anderzijds zou een multinationale vredesmacht zorgdragen voor de bescherming van achterbijvende Palestijnen. In een deel van Zuid-Libanon bleef het Israëlische leger nog zeer lang aanwezig. De laatste Israëlische soldaat verliet Libanon in mei 2000, mede als gevolg van de voortdurende verliezen en de daaruit voortvloeiende druk van de publieke opinie.

Op 1 september 1982 waren de PLO-strijders vertrokken. De leiding van de PLO naar Tunesië. De Amerikaanse troepen trokken zich terug in de veronderstelling dat de situatie was gestabiliseerd en de achterblijvende Palestijnen veilig waren. Eind september vond een massamoord onder Palestijnen plaats in de kampen Sabra en Shatila, waarbij het Israëische leger op de achtergrond betrokken was. De Amerikaanse mariniers keerden weer terug. Op 23 oktober 1983 vonden 241 Amerikaanse mariniers de dood bij een aanslag (en op dezelfde dag 56 Franse militairen). De regering in Washington besloot alle mariniers terug te brengen op de oorlogsschepen voor de Libanese kust. Het Libanese “wespennest” werd te complex en klein geacht voor een supermacht op afstand. Israël kreeg gaandeweg minder kritiek van zijn beschermheer en meer de vrije hand in de regio. Deze episode, die gelijk liep met de eerste termijn van president Reagan, leidde in Libanon tot de opkomst van een nieuwe speler: Hezbollah.

Deze “eerste Libanonoorlog” wordt zowel in Israël zelf als door militaire analisten gezien als een mislukking vanuit Israëlisch perspectief: een enorme militaire suprematie vertaalde zich uiteindelijk in weinig of geen politieke winst.

 

DE EERSTE LIBANONOORLOG: “PEACE IN GALILEE”, 1982

“Operation Peace in Galilee”: de aanloop

Van 6 juni 1982 tot 12 augustus 1982 voerde Israël een grootscheepse invasie uit in Libanon gecombineerd met luchtbombardementen: “Operation Peace in Galilee”. Ook wel genoemd: de eerste Libanonoorlog. In 1970 waren PLO-strijders en veel Palestijnse burgers Jordanië ontvlucht en in Libanon terecht gekomen. Daar bevonden zich al honderdduizenden vluchtelingen. Er ontstond een Palestijnse staat-in-de-staat; niet alleen militair maar ook qua sociale voorzieningen. In 1975 ontbrandde een burgeroorlog. Israël steunde christelijke milities, zoals die van de Maronieten (Maronite Lebanese Forces) en de SLA (South Lebanese Army). In 1978 vond een grootscheepse invasie plaats door het Israëlische leger die de PLO-krachten naar het noorden dreef. De bewapening, training en financiering van de bevriende milities door Israël ging na 1978 door. Ook Syrië was actief in Libanon. Israël bereidde in de daarop volgende jaren een actie voor die het Palestijnse verzet definitief uit Libanon zou moeten verdrijven. Die militaire actie zou tegelijkertijd de Palestijnen van de Westoever duidelijk moeten maken dat er geen alternatief was voor de Israëlische bezetting. Begin jaren ’80 was de ambitie van de Maronieten en het doel van Israël om in Zuid-Libanon een christelijke staat te vestigen, onder de hoede van Israël. Zowel generaal Sharon als leden van zijn staf bezochten verschillende keren het hoofdkwartier van de Maronieten ten noorden van Beiroet in verband met de coördinatie van de komende oorlog.

Het taktisch voorsorteren

In 1982 was duidelijk dat de burgeroorlog in Libanon door geen van de partijen gewonnen kon worden, ook niet door de door Israël gesteunde milities. Tegelijkertijd nam op de bezette Westelijke Jordaanoever de spanning toe, door het verzet van de Palestijnse bevolking tegen het uit Israëlische koker komende “zelfbestuur” (de dorpsliga’s) en het harde optreden van het leger en kolonisten. In 1980 en 1981 zette de hoofdstroom binnen de PLO in op diplomatie, wat onder andere tot succes leidde bij de Europese Economische Gemeenschap, de voorloper van de EU. Ook de Amerikanen kregen meer contacten met de PLO. Medio 1981 voerde de Israëlische luchtmacht een bombardement uit op een Palestijnse wijk in Beiroet, waarbij 200 doden vielen en 600 gewonden, vrijwel allemaal burgers (de “two week war”). De PLO sloeg terug met raketten op Noord-Israël. De VS bewerkte een staakt-het-vuren. In Israël werd de verschuiving van de PLO van het militaire naar het politieke speelveld als een strategisch nadeel gezien. Israël wilde de beslissende slag slaan en de PLO-infrastructuur vernietigen, zowel de militaire als de sociale (ziekenhuizen, etc.), zodat de pro-Israëlische krachten in Beiroet zouden worden versterkt. De Israëlische top verzekerde zich van Amerikaanse steun voor de komende aanval. Daartoe overlegde minister van defensie Ariel Sharon in mei 1982 met de Amerikaanse minister van defensie Haig. Haig stelde als voorwaarde dat er sprake zou zijn van een provocatie vanuit Zuid-Libanon. Vermoedelijk gingen de Amerikanen ervan uit dat er een aanval op alleen Zuid-Libanon zou komen. Volgens sommige analisten gold dat ook voor premier Begin en in elk geval voor verschillende leden van het Israëlische kabinet. Op 3 juni voerde een anti-PLO factie uit het Palestijnse verzet, gesponsord vanuit Irak een aanslag uit op de Israëlische ambassadeur in Londen. Israël negeerde deze (Engelse) informatie over de Iraakse betrokkenheid en besloot tot de geplande aanval. Op 6 juni viel het Israëlische leger aan.

De Israëlische doelstellingen

De doelen die de Israëlische top voor ogen stonden met deze oorlog waren in grote lijnen dezelfde als bij de invasie in 1978: vernietigen van de militaire en sociale structuren van de PLO, het verjagen van de Palestijnen en de met hen verbonden geraakte groeperingen naar het noorden van het land en het verzwakken van de politieke en militaire posities van de Syriërs in Libanon. Meer dan in 1978 leek ook het intimideren van (niet-Palestijnse) Libanezen een doel, in verband met eventuele coalities met Palestijnse krachten. De discussie over de Israëls strategische bedoelingen wordt gecompliceerd door twee factoren. 1. Het staat vrijwel vast dat een groot deel van de ministerraad niet op de hoogte was van de plannen van Generaal Sharon om verder Libanon in te trekken. Mogelijk gold dat zelfs voor de premier. 2. Al decennialang werd er tot in de hoogste zionistische gelederen gesproken over verovering en annexatie van Zuid-libanon tot aan de (voor de watervoorziening belangrijke) rivier de Litani. Het is zeer onwaarschijnlijk dat het kabinet-Begin dat als doel voor ogen had. Wel leefde bij de politieke en militaire leiding de verwachting dat het mogelijk was om in Zuid-Libanon een christelijke pseudo-staat te creëren die vijandig zou staan ten opzichte van de omringende moslimbevolking en die feitelijk een cliëntstaat zou zijn van Israël. De doelstellingen van Sharon gingen vrijwel zeker verder (Shlaim; Schulze): het installeren van een pro-Israëlisch regiem in geheel Libanon onder leiding van de christelijke phalangist Bashir Gemayel.

Grondoffensief, bombardementen

De “Operatie Vrede voor Galilea” bestond om te beginnen uit een invasie met grondstrijdkrachten die niet beperkt bleef tot Zuid-Libanon. Syrië antwoordde met een invasie in Oost-Libanon, in de Bekaa Vallei. Israël verwoestte de Syrische luchtmacht en raketten. Na een week had Israël de hoofdstad Beiroet omsingeld en probeerde de Syriërs en de PLO uit de hoofdstad en uit Libanon te verdrijven. Twee maanden lang werd Beiroet, waar ook het hoofdkwartier van de PLO zat, zwaar gebombardeerd. Er vielen 17.000 doden, voornamelijk burgers, zowel Palestijnen als Libanezen. Voorzieningen als ziekenhuizen werden vernietigd en vluchtelingenkampen verwoest in massale bombardementen. Het Israëlische leger leunde zwaar op door de VS geleverde vliegtuigen, bommen en ander militair materieel.

De VS bracht in de onderhandelingen voor een staakt het vuren de eisen van Israel over. Die eisen werden ingewilligd: vertrek van de PLO naar andere (Arabische) landen, waarbij het niet alleen ging om de leiding en de verzetsstrijders maar ook om de complete infrastructuur, gezondheidszorgpersoneel, etc. De PLO-leiding vertrok naar Tunis. De oorlogshandelingen op de grond sleepten zich voort terwijl Israël zijn leger geleidelijke terugtrok. Drie jaar later was het leger uit Libanon weg, behalve uit een bufferzone in Zuid-Libanon. De laatste Israëlische soldaat verliet Libanon in mei 2000 mede onder druk van de publieke opinie in Israel en als gevolg van de voortdurende verliezen.

Amerikaanse bemoeienis

Gedurende de eerste termijn van het presidentsschap van Ronald Reagan was er intensieve Amerikaanse politieke en militaire interventie in de Libanonkwestie. Die bemoeienis speelde zich af van 1980 tot begin 1984. De Libanonpolitiek onder Reagan wordt in het algemeen beschreven als een fiasco vanuit Amerikaans gezichtspunt. In de VS leefde nog de herinnering aan het snelle en effectieve ingrijpen onder Eisenhower in 1958 in Libanon. Toen landden 14.000 mariniers bij Beiroet; zij kalmeerden de strijdende partijen en vertrokken weer zonder incidenten. Libanon in 1982 was een veel complexer land, met Israël en Syrië in het spel en goed bewapende binnenlandse milities. Bovendien lieten de Israëliërs zich niet afbrengen van de voorbereiding van wat de uiteindelijke slag om Zuid-Libanon zou moeten worden. De belegering van Beiroet, de bombardementen op woonwijken en de indruk die dat maakte op de publieke opinie in de wereld (minister van defensie Haig trad in verband daarmee af), zorgden voor Amerikaanse druk op Israël. Die leidde tot het staakt-het-vuren van 12 augustus 1982. De overeenkomst waarin dat werd vastgelegd hield tevens in dat toezicht werd gehouden op de aftocht van de PLO strijders naar andere Arabische landen en de bescherming van achterbijvende Palestijnen door de multinationale vredesmacht. Eind augustus landden Amerikaanse en andere westerse troepen. Op 1 september waren de PLO-strijders vertrokken. De Amerikaanse troepen trokken zich terug in de veronderstelling dat de situatie was gestabiliseerd. Met medewerking van het Israëlische leger vond eind september een massamoord plaats in de kampen Sabra en Shatila, door de Maronieten. De Amerikaanse mariniers keerden weer terug. De VS bleven werken aan een politieke overeenstemming rond de Libanese kwestie door het Camp David Akkoord (Carter, 1978) nieuw leven in te blazen. Daarbij schoven de Amerikanen op in de richting van Israël wat betreft het wel of niet erkennen van de PLO als vertegenwoordiger van de Palestijnen en dus als onderhandelingspartner. De VS werden geleidelijk een moeras ingezogen van politieke machinaties en geweldsincidenten. Steeds minder duidelijk was het in hoeverre zij deel uitmaakten van die machinaties en wat hun uiteindelijke doel was. Op 23 oktober 1983 vonden 241 mariniers de dood bij een terreuraanval en op hetzelfde moment 56 Franse. Op 26 februari 1984 waren alle mariniers terug op de oorlogsschepen voor de Libanese kust.

Analyses achteraf; politieke doelen versus militaire strategie

Israël zou nog lang in het Libanese wespennest blijven zitten. Syrië, door Washington gezien als een bondgenoot van de Sowjet-Unie en dat daarom door Washington werd genegeerd, had zijn positie in Oost-Libanon versterkt. Voor de supermacht VS was deze interventie in een klein land te complex en te gedetailleerd gebleken. Israël kreeg gaandeweg minder kritiek van zijn beschermheer en meer de vrije hand in de regio. De uitputtingsslag tussen de Libanese strijdgroepen, het machtsverlies van de Palestijnen en de haat die de acties van het Israëlische leger bij brede lagen van de Libanese bevolking had teweeggebracht, leidde tot de opkomst van een nieuw fenomeen: Hezbollah. De PLO die in 1970 al was verjaagd uit Jordanië werd nu verbannen naar Tunis en kwam nog verder af te staan van zijn thuisbasis: de bezette gebieden in Gaza en op de Westelijke Jordaanoever. Enkele jaren later, toen de eerste Palestijnse volksopstand uitbrak (de eerste “intifada”) zou blijken dat de PLO de greep op de ontwikkelingen daar grotendeels kwijt was geraakt.

Deze “eerste Libanonoorlog” wordt zowel in Israël zelf als door militaire analisten gezien als een mislukking. In recentere analyses worden veelal vergelijkingen getrokken tussen de Libanonoorlog van 1982 en die van 2006, waarover de meningen ook negatief zijn (eveneens gezien vanuit de Israëlische belangen). Elementen die in die analyses geregeld terugkomen zijn :

a. Het “Vietnam-effect”. Dat is het verlies van een belangrijk militair-strategisch voordeel, namelijk het onoverwinnelijk zijn in de ogen van potentiële vijanden. De “onoverwinnelijkheid” heeft ook in de zionistische ideologie en het zelfbeeld van de Israëlische militair altijd een belangrijke rol gespeeld.

b. Het onvoldoende kunnen inspelen op asymmetrische oorlogvoering: namelijk de asymmetrie van een hoog technologisch leger ten opzichte van betrekkelijk eenvoudig uitgeruste guerillatroepen.

c. Het verschil in “offerbereidheid” tussen soldaten aan beide zijden, op individueel niveau.

d. De misvatting dat massale vuurkracht (m.n. cluster- en fosfor bommen) en veel slachtoffers de vijand “tot inkeer” brengt (Helmer).

d. Het misverstand, gepersonifieerd door generaal Sharon, dat militaire overmacht en superieure technologie min of meer rechtstreeks politieke winst oplevert (Chomsky, e.a.).

e. De arrogantie (of: machtspositie) van de Israëlische militaire top ten opzichte van de politici, met als gevolg het onvermogen van de staat om militaire strategie te laten voortvloeien uit politieke doelen.

Indien deze laatste overweging (onder anderen genoemd door Caitlin Smith. Ook: Davis, “the imbalance of political ends and military means”) juist is, dan is dat gelet op de besluitvorming rond veiligheidskwesties in de Israëlische staat een fundamenteel punt.

 

Literatuursuggesties:

1. Smith, Charles D. Palestine and the Arab-Israeli Conflict. A History with Documents. Boston/NY, Bedford/St. Martin’s, 2001/2007.

2. Chomsky, Noam The Fateful Triangle, The United States, Israel, and the Palestinians. Londen, Pluto Press (en: Boston, South End Press), 1983.

3. Helmer, D.I. Flipside of the coin: Israel’s Lebanese incursion between 1982-2000. Kansas, Combat Studies Institute Press, 2007.

4. Rabinovich, I. (1985) The War for Lebanon 1970-1985 Revised Edition. London: Cornell University Press.

5. Schulze, K.E. (1998) Israeli Crisis Decision Making in the Lebanon War: Group Madness or Individual Ambition? Israel Studies. 3(2) pp.215-237.

6. Shlaim, A (2001) The Iron Wall: Israel and the Arab World. London: Penguin.

7. Fisk, Robert. Pity the Nation: The Abduction of Lebanon. Nation Books, 2002.

8. Soffer, Arnon. The Litani River: Fact and Fiction. Middle Eastern Studies, Vol. 30, No. 4, October 1994, 963-74.

9. Hirst, David. Beware of Small States: Lebanon, Battleground of the Middle East. New York, Nation Books, 2010.

10. El Khazen, Farid. The Breakdown of the State in Lebanon, 1967-1976. Cambridge, Mass., Harvard University Press, 2000.

11. Caitlin Smith. The 1982 Lebanon War was Israel’s Vietnam. e-International Relations, 27 november 2012.

12. Israel’s Wars in Lebanon, 1982-2006: An Ends/Means Mismatch, Major Kenneth W. Casais, United States Marine Corps, 2009.

Sites en zoektermen:

1. randcorporation analysis lebanon

2. globalsecurity.org military library, M.T. Davis Lebanon 1982

3. political science quarterly, Lebanon

4. encyclopedia Brittannica Lebanon civil war

CITATEN:

1. “(…) Israelis have referred, since the debacle of the 1982 Lebanon War and its eighteen-year aftermath, to the “Lebanese mud.” Ian Lustick, “Negotiating Truth: the Holocaust, Lehavdil and al-Nakba”. In: Journal of International Affairs, Fall/Winter 2006.

2. “When the army wants a war, it will have a war. This was proved in 1982, when Ariel Sharon attacked Lebanon, despite the fact that the Lebanese border had been absolutely quiet for 11 months. (After the war, the myth was born that it was preceded by daily shooting. Today, almost every Israeli can “remember” the shooting.)” The Stolen War, Uri Avnery, 7 januari 2012, op: AntiWar.com