Rechtspraktijk, Hooggerechtshof

Door: Jan Schnerr - Laatst aangepast op: 17 april 2013
High Court of Justice onder vuur

High Court of Justice onder vuur

Samenvatting

In de bezette gebieden heeft Israël een wirwar laten ontstaan van wettelijke regelingen uit de ottomaanse, de Britse en de Jordaanse periode, vermengd met Israëlisch militair recht. Een modern rechtssysteem heeft daardoor in de Palestijnse maatschappij niet kunnen ontstaan. De kolonisatiebeweging heeft van die situatie geprofiteerd, onder andere doordat de staat in disputen over land meestal aan het langste eind trok en land aan het leger dan wel aan de kolonisten kon toewijzen.

Over de verschillende rechtssystemen heen ligt het militair recht en de militaire rechtsspraak. De militaire rechtspraak heeft zich geleidelijk uitgebreid tot ver in het domein van het civiele recht. Daarmee heeft het militair bestuur vergaande invloed op het dagelijks leven van de Palestijnse bevolking.

In de bezette gebieden heersen twee fundamenteel verschillende rechtsstelsels: de bovenstaande wirwar voor Palestijnen enerzijds en het Israëlische recht voor de joodse kolonisten.

Vanaf 1993 werd op grond van de Oslo-Accoorden op de Westoever en in Gaza een onderscheid geïntroduceerd in A-, B- en C-gebieden (zie elders in DOC), die de Palestijnen in een klein deel van het gebied meer of minder zelfbestuur gaven. De complexiteit is daardoor vergroot, ook omdat allerlei voor de rechtszekerheid belangrijke aspecten nooit goed zijn uitgewerkt. In Oost-Jeruzalem, ook in 1967 veroverd en in 1980 door Israel geannexeerd, werd in tegenstelling tot de overige bezette gebieden Israelisch civiel recht ingevoerd voor de Palestijnen die toen hier woonden. In 2007 won Hamas de Palestijnse verkiezingen op de Westoever en in Gaza. Het werd echter verjaagd uit de Westelijke Jordaanoever en trok zich terug in Gaza. De juridische situatie is sindsdien dat in principe de Palestijnse basiswetten die na “Oslo” onder de Palestijnse Autoriteit zijn aangenomen ook in Gaza formeel van toepassing zijn.

Het HCJ (High Court of Justice) maakt deel uit van het Supreme Court, de hoogste beroepsinstantie. Vanaf het begin van de bezetting in 1967 heeft Israel de bevoegdheden (jurisdictie) van Palestijnse rechtbanken beperkt ten gunste van het HCJ. Deze ontwikkeling staat op zeer gespannen voet met het internationaal recht. De Haagse Conventie en de Vierde Conventie van Genève geven wat dit betreft de grenzen aan voor een bezettende macht.

Er is in de loop van de jaren steeds meer kritiek gekomen op de rol die het HCJ speelt ten aanzien van de kolonisatiepolitiek en de rechten van de Palestijnse bevolking.

Onder mensenrechtenorganisaties ter plaatse en advocaten in Palestijnse zaken is een discussie gaande over de zin van het blijven participeren in deze juridische context.

 

RECHTSPRAKTIJK, HOOGGERECHTSHOF

I RECHTSPRAKTIJK

Het onstaan van een juridische “spaghetti”

Na de oorlog van 1948, hebben de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook te maken gehad met verschillende rechtsstelsels. Gaza, omdat het eerst tot 1967 onder Egyptisch gezag viel en na de verovering in 1967 onder Israëlisch militair bestuur. De Westelijke Jordaanoever ging door de oorlog van 1967 van Jordaans bestuur ook over op Israëlische militaire orders en militaire rechtspleging. In Gaza en in de Westelijke Jordaanoever wordt het “juridisch leven” verder gecompliceerd doordat de Israëlische autoriteiten brokstukken van oud Ottomaans recht (voor 1918) en van Brits mandaatrecht en (in de Westoever) zelfs Jordaans recht blijven gebruiken. Het problematische hiervan is in de eerste plaats dat een opportunistische toepassing en uitleg van soms zeer oude rechtsregels vaak leidt tot een overgang van Palestijns land in Israëlisch staatsland. In de tweede plaats voorkomt de combinatie van complexiteit en willekeurige toepassing het ontstaan van een gezond en modern rechtsstelsel. Rechtsonzekerheid is daardoor een belangrijk kenmerk van de Palestijnse maatschappij onder de bezetting.

Het recht en de kolonisatiepolitiek

De Israelische bezetting vanaf 1967 bracht de gebieden onder militair bestuur. Israelisch militaire orders prevaleerden en recht werd gesproken door militaire rechtbanken voorzover het niet om strikt personen- en familierecht ging. Het is bij de invoering van het bezettingsrecht nimmer de bedoeling geweest om Israelisch recht te “exporteren” naar de Palestijnse bevolking, maar om “orde en veiligheid” te handhaven. Deze situatie heeft verschillende gevolgen gehad.

A. Er ontstond gaandeweg een zeer complexe juridische situatie, aangezien de restanten van de oudere rechtsstelsels “onder” het militair recht bleven bestaan; bij twijfel gaf de opvatting van de militaire commandant de doorslag.

B. Het Israelische recht werd wel van toepassing op de groeiende kolonistenbevolking, zodat er twee rechtssystemen voor twee ethnische groepen naast elkaar kwamen. Rechtsonzekerheid voor Palestijnen werd vergroot doordat de vergeten regels uit het verleden door de bezettende macht plotseling weer in het spel konden worden gebracht. Toen bijvoorbeeld de bezetting van Palestijnse grond door de eerste nederzetting, Elon Moreh in de jaren ’70, juridisch in problemen dreigde te komen werd een ottomaanse wet (door de regering) ingebracht en door de (Israelische) rechter geaccepteerd. Dit systeem van militaire orders, militaire rechtspleging en vrij wiilekeurige toepassing van oudere wetten en regels, maakte het de afgelopen 45 jaar mogelijk 300.000 kolonisten in het gebied te brengen en daarvoor land te confisqueren. Maar ook om Palestijnen te arresteren en in detentie te houden, al of niet na een proces. Veel arrestaties en dergelijke vonden bovendien plaats op grond van administratieve orders, die geen proces vereisen. Hoewel “(staats) veiligheid” een zeer intensief gebruikt begrip is hebben de Israelische staat of de rechterlijke macht voor dit centrale begrip nooit de criteria aangegeven. Aan dit systeem ligt dan ook geen juridisch sluitend geheel van uitgangspunten ten grondslag. Het is gegroeid op basis van de persoonlijke opvattingen van militairen, militaire behoeften aan controle en politieke wensen in regeringskringen en de legerleiding (zoals kolonisatie).

Oslo en de Palestijnse Autoriteit

Vanaf 1993 werd op grond van de Oslo-Accoorden op de Westoever en in Gaza een onderscheid geïntroduceerd in A-, B- en C-gebieden (zie elders in DOC), die de Palestijnen in een klein deel van het gebied meer of minder zelfbestuur gaven. De complexiteit is daardoor vergroot, ook omdat allerlei voor de rechtszekerheid belangrijke aspecten nooit goed zijn uitgewerkt. De Palestijnse bestuurslaag kon (volgens anderen: wilde) in de A-gebieden niet zorgen voor een substantiële verbetering van de rechtszekerheid. Daarbij hebben de jaren van de 2e Intifada (Palestijnse opstand) toen het leger zich van de A-, B- of C-status weinig aantrok, onder andere een rol gespeeld.

In Oost-Jeruzalem, ook in 1967 veroverd en in 1980 door Israel geannexeerd, werd in tegenstelling tot de overige bezette gebieden Israelisch civiel recht ingevoerd voor de Palestijnen die toen hier woonden. Voor de juridische status van deze Palestijnen zijn echter aparte, complexe regels van toepassing.

In de Gazastrook was tot 2005 het bovenstaande van toepassing. In 2005 trokken het Israëlische leger en de kolonisten zich uit het gebied terug en verklaarde Israël dat het verder geen verantwoordelijkheid had voor de bevolking. Vanaf dat moment werd ook de blokkade ingesteld en in de daaropvolgende jaren verscherpt. In 2007 won Hamas de Palestijnse verkiezingen op de Westoever en in Gaza. Het werd echter verjaagd uit de Westelijke Jordaanoever en trok zich terug in Gaza. De juridische situatie is sindsdien dat in principe de Palestijnse basiswetten die na “Oslo” onder de Palestijnse Autoriteit zijn aangenomen ook in Gaza formeel van toepassing zijn. Voor het Hamasbestuur, dat zich (juridisch waarschijnlijk terecht) als de gekozen regering beschouwd, prevaleren echter in principe de door haar genomen besluiten.

Militair recht versus civiel recht

Israël deed ervaring op met militair recht in de periode 1949 tot 1966. De nog overgebleven Palestijnen in het toenmalige Israël vielen onder militair bestuur. Sinds 1967 vallen de Palestijnen in de nieuw veroverde gebieden onder militair bestuur. Militair recht bestaat overal waar legers zijn. Het is bestemd voor bijzondere groepen en in bijzondere situaties. In de bezette gebieden heeft toepassing van dit type rechtssysteem op de gehele (Palestijnse) bevolking geleid tot een vergaande controle door het leger op het leven van die bevolking. Kwesties die tot het burgerlijke, civiele domein behoren, dus tot het domein van de burgelijke rechter, zijn verschoven naar de bevoegdheid van legerofficieren die rechtspreken. De basis van de rechtspraak zijn militaire orders waarin de omschrijving van delicten en de strafmaat stringenter respectievelijk zwaarder zijn dan in het civiele recht. Voor de inhechtenisneming, procesvoering, de bewijslast en de openbaarheid van informatie (bijvoorbeeld naar de advocaat) gelden andere normen. Daarbij komt dat de uitvoerders van militaire rechtspraak, legerofficieren, deel uitmaken van het dagelijkse controleapparaat en daardoor in principe de afstandelijkheid van een civiele rechter missen.

 

II ISRAELISCH HOOGGERECHTSHOF (HCJ)

Geleidelijke verschuiving

Het HCJ (High Court of Justice) maakt deel uit van het Supreme Court, de hoogste beroepsinstantie. Vanaf het begin van de bezetting in 1967 heeft Israel de bevoegdheden (jurisdictie) van Palestijnse rechtbanken beperkt ten gunste van het HCJ. Deze ontwikkeling staat op zeer gespannen voet met het internationaal recht. De Haagse Conventie en de Vierde Conventie van Genève geven wat dit betreft de grenzen aan voor een bezettende macht. De praktijk waarbij Israel het tot 1967 geldende recht in de bezette gebieden gaandeweg opzij zette ten gunste van Israëlische (voornamelijk militaire) rechtsregels en praktijken, is eveneens in strijd met deze regels van internationaal recht. Datzelfde geldt voor het introduceren van de Israelische wetgeving in de kolonistengemeenschappen in bezet gebied.

Het HCJ en de kolonisatie

Er is in de loop van de jaren steeds meer kritiek gekomen op de rol die het HCJ speelt ten aanzien van de kolonisatiepolitiek en de rechten van de Palestijnse bevolking. Het gaat dan om de volgende kritiek:

A. Het op zich gebruikelijke beginsel dat de rechter niet op de stoel van de regering behoort te gaan zitten, is door het HCJ in extreme mate toegepast. Daardoor krijgen veel uitspraken van het HCJ het karakter van juridische aankleding van het regeringsbeleid. Dat vaak hier en daar kleine correcties worden aangebracht verandert daar in beginsel weinig aan. Het Hof verliest daarmee zijn functie van beroepsinstantie voor het overgrote deel van de bevolking van de bezette gebieden: de Palestijnen.

B. Het HCJ mag beslissingen van de militaire autoriteiten slechts met instemming van de advocaat generaal toetsen aan het internationaal recht. Dit keurslijf en de enigszins voorspelbare uitspraken waartoe dat leidt, over landkwesties, de Muur, het nederzettingenbeleid, enzovoort, maakt het HCJ medeplichtig aan het ondermijnen van de scheiding der machten (regering – rechterlijke macht).

C. Door de aparte rechtsstelsels in de bezette gebieden voor joden (kolonisten) en voor Palestijnen, werkt het HJC mee aan een fundamentele vorm van discriminatie. Kolonisten genieten bijvoorbeeld constitutionele rechten die de bezette bevolking niet heeft.

D. Het HCJ is geleidelijk steeds meer accoord gegaan met de wens van militaire en inlichtingenautoriteiten om in rechtszaken informatie als geheim te classificeren en mensen te veroordelen op grond van feiten die bij de advocaat niet bekend zijn.

Het HCJ is de laatste jaren geregeld bekritiseerd vanuit de politiek en de kolonistenbeweging. Het HCJ wordt met name “juridisch activisme” verweten. Deze kritiek komt volgens sommigen (bijvoorbeeld prof. Ilan Saban) voort uit de opvatting dat de rechten van minderheden niet beschermd behoeven te worden omdat de meerderheid beslist. De onafhankelijkheid van het HCJ is deste meer van belang omdat Israël geen grondwet kent waarin de staatsrechtelijke verhoudingen zijn vastgelegd.

Rol van advocaten

Onder mensenrechtenorganisaties ter plaatse en advocaten in Palestijnse zaken is een discussie gaande over de zin van het blijven participeren in deze juridische context. In deze discussie staan twee argumenten tegenover elkaar. Enerzijds betekent participeren binnen de gegeven structuur het verlenen van een zekere legitimatie aan de gang van zaken en het systeem als geheel. Anderzijds betekent stoppen om principiële gronden het aan hun lot overlaten van veel Palestijnse rechtzoekenden (die soms ook kleine succesjes boeken).

 

Literatuursuggesties:

1. Rapport: Legitimising the Illegitimate? The Israeli High Court of Justice and the Occupied Palestinian Territory. Al Haq, 2010.

2. The Occupation of Justice: The Supreme Court of Justice of Israel and the Occupied Territories. State Univiversity of NY Press, 2002.

3. Weill, Sharon. The judicial arm of the occupation: the Israeli military courts in the occupied territories. International Review of the Red Cross, Vol. 89 nr. 866, juni 2007.

4. Hajjar, Lisa. Courting Conflict: The Israeli Military Court System in the West Bank and Gaza. University of California Press, Berkeley, 2005

5. Sassoli, Marco. Legislation and maintenance of public order and civil life by occupying powers. European Journal of International Law, Vol. 16 (4) (2005)

6. Bisharat, George E. Land, Law and Legitimacy in Israel and the Occupied Territories. The American University Law Review, [Vol. 43:467 1994].

7. Kretzmer, David. The Occupation of Justice: The Supreme Court of Israel and the Occupied Territories. State University of New York Press, 2002.

8. Ayoub, Nizar. The Israeli High Court of Justice and the Palestinian Intifada: A stamp of approval for Israeli violations in the Occupied Territories. Al-Haq, Ramallah, 2004.

9. Yesh Din, Backyard Proceedings: The Implementation of Due Process Rights in the Military Courts in the Occupied Territories. Tel Aviv, 2007.

10. A Semblance of Law: Law Enforcement upon Israeli Civilians in the West Bank. Yesh Din, 11 september 2006.

11. Tilley, Virginia (red). Beyond Occupation; Apartheid, Colonialism and International Law in the Occupied Palestinian Territories. Pluto Press, 2013.

Sites en zoektermen:

1. Al Haq

2. Supreme Court HCJ separation fence private land

3. Supreme Court HCJ

4. Diakonia Supreme Court HCJ rulings land

5. Adalah military courts

6. Kibush military courts

7. NYRBlog (NY Review of Books), Eyal Press, The Law in These Parts, 25-01-12

8. POICA ottoman law

9. Btselem Ottoman Land Code of 1858.

CITAAT:

1 “(…) Israel must stop land seizures; destruction of homes, infrastructure, orchards and farms; arbitrary arrests and imprisonment; torture; assassinations; expulsions; curfews; travel restrictions; abuse at checkpoints; raids; collective punishment; and other violations of human rights. Mission statement Jewish Voice for Peace (VS), website, april 2012.

2 “The Supreme Court today is making a horrible, horrible mistake by rendering petitions by or on behalf of Palestinians less and less worthy of the effort.” Michael Sfard, in een interview met Dimi Reider, 31/03/2012, op de website +972.