Israël eerste Intifada

Door: Jan Schnerr - Laatst aangepast op: 3 juni 2013

Demonstratie voor de intifada: Palestijnse christelijke vrouwen in Bayt Sahur; 1988
bron: Smith, Palestine and the Arab-Israeli Conflict

Samenvatting: Israël en de Volksopstand 1987

De eerste Palestijnse volksopstand (Palestijnse aanduiding: intifada = afschudden, namelijk van de bezetter) duurde van 9 december 1987 tot december 1989. De onrust heeft tot zeker 1993 voortgeduurd. Het was een opstand die voor Israël maar ook voor de leiding van de Palestijnse bevrijdingsbeweging (PLO), die in ballingschap in Tunis verbleef, onverwacht kwam. Het was een voornamelijk door lokale comités geleide volksbeweging. De plaatselijke leiding had het gebruik van wapens verboden. Daardoor drong via de internationale media het beeld door van kinderen en jongeren die stenen gooien naar een zwaar bewapend leger. Geleidelijk kreeg de PLO iets meer greep op de ontwikkelingen en kon zij pogingen doen om deze om te zetten in politieke winst in de internationale diplomatie. De frustraties die tot de opstand leidden vonden in de eerste plaats hun oorzaak in de toenemende kolonisatiepolitiek van Israël na het aan de macht komen van Likoed eind jaren ’70. Tussen 1967 en 1977 stroomden per jaar gemiddeld 770 kolonisten de gebieden binnen in de bezette gebiede Gaza en de Westelijke Jordaanoever. In 1977 waren er 5.000 kolonisten, in 1987 55.000. Vanaf 1981 deden Sharon en chefstaf Eitan deze strategie vergezeld gaan van een intensivering van de “ijzeren vuist” politiek (onevenredig geweld bij opstandigheid). Het verzet werd gedefinieerd als terrorisme. In opdracht van minister Rabin paste het leger de “ijzeren vuist”-gedachte toe: Arabieren zijn alleen gevoelig voor geweld. Dit hield onder andere in het op massale schaal slaan van arrestanten, vaak jongeren en zelfs kinderen (de “gebroken botten”-politiek). Gewapende kolonisten werkten samen met het leger.

De zorg van Israël betrof naast het neerslaan van de opstand evenzeer het tegengaan van de gedachte aan een politieke oplossing als resultaat van opstandigheid. Toenaderingspogingen vanuit de Amerikaanse regering vanaf 1988 werden aanvankelijk met succes tegengewerkt via de pro-Israëllobby in de VS. Tijdens de patstelling die duurde van medio 1989 tot medio 1990 werd in hoog tempo doorgebouwd aan nederzettingen. In 1991 vond een conferentie in Madrid plaats, later gevolgd door het Oslo-overleg in 1993. Ongewenste effecten van de intifada, vanuit Israël gezien, waren de heropleving van de PLO als politieke factor (die in Tunis volledig uitgeschakeld leek) en de groeiende betekenis van Hamas “op de grond”. Dat laaste veroorzaakt door het zeer harde optreden van het leger. Er was ook wantrouwen ontstaan aan de basis toen vanaf 1993 duidelijk werd wat de inhoud en de consequenties waren van de Oslo Akkoorden. Bijvoorbeeld de toenemende samenwerking tussen geledingen binnen de PLO en de Israëlische militaire instanties. De volksopstand van 1987 was de eerste gelegenheid waarbij een groot publiek in het westen beelden te zien kreeg die het positieve beeld van Israël verstoorden. Eind 1989 hadden 626 Palestijnen de dood gevonden en 43 Israëliërs. 37.400 Palestijnen waren gewond geraakt en tussen de 35.000 en 40.000 gearresteerd.

 

DE 1e INTIFADA: ISRAELS POLITIEK

Wat vooraf ging

Tot 1978 waren de joodse nederzettingen in bezet gebied tamelijk klein en lagen geïsoleerd van de Palestijnse bewoning. Tussen 1967 en 1977 stroomden per jaar gemiddeld 770 kolonisten de gebieden binnen. Dat veranderde in 1978 met de nieuwe Likoedregering die uitging van de visie van Ariel Sharon: de Arabische gemeenschappen moeten geïntimideerd worden en aangemoedigd om te vertrekken. De nieuwe locaties lagen dicht tegen bestaande dorpen en steden, meestal op heuveltoppen en namen Palestijns land in gebruik. Het gemiddeld aantal kolonisten per jaar steeg tot bijna 5960 (Smith). In 1977 waren er 5.000 kolonisten, in 1987 55.000. Vanaf 1981 deden Sharon en chefstaf Eitan deze strategie vergezeld gaan van een intensivering van de “ijzeren vuist” politiek (onevenredig geweld bij opstandigheid). In Gaza had het beleid om de (toen) 2.500 kolonisten ruim van water te voorzien negatieve gevolgen voor de watervoorziening voor 750.000 Palestijnen. De verbittering was algemeen in de bezette gebieden. De bereidheid tot verzet was het grootst onder jongeren.

De militaire reactie van Israël

Van 9 december 1987 tot december 1989 werd Israel geconfronteerd met een spontane uitbarsting van verzet van de Palestijnse bevolking. De felste verzetshaard was de Gazastrook waar het hardste bezettingsregiem heerste. Maar ook over de Westoever breidde deze “Intifada” zich uit. Na 1989 heeft de onrust nog tot zeker 1993 voortgeduurd. Het einde van de intifada wordt soms gesteld op 1993, soms 1992. De militaire reactie van Israël werd vormgegeven door Yitzhak Rabin, de minister van Defensie. Het verzet werd gedefinieerd als terrorisme. Ook hij ging uit van de “ijzeren vuist”-gedachte van zionistische leiders uit de jaren ’30: Arabieren zijn alleen gevoelig voor geweld en een overmaat aan geweld is nodig is om hen te confronteren met de zinloosheid van verzet tegen de joodse staat. Het op massale schaal slaan van mensen (de “gebroken botten”-politiek), het routinematig vernielen van huizen en eigendommen en het intensieve en vaak willekeurige gebruik van traangas droeg ook een ander kenmerk van de ijzeren vuistgedachte: “Arabieren” zijn een collectiviteit en kunnen dus als zodanig worden gestraft. Het zoeken en straffen van individuele “schuldigen” heeft daarnaast lage prioriteit. Dit leidde tot verdergaande uitwassen bij legeronderdelen, waarbij soms in afgezette wijken iedereen een dergelijke behandeling kreeg, inclusief bejaarden en zeer jonge kinderen. Arrestanten werden routinematig mishandeld. Gewapende kolonisten werkten samen met het leger.

In politiek opzicht reageerde Israël door de PLO verantwoordelijk te stellen voor het “gecoördineerde geweld”. In feite heeft de PLO, vanuit het hoofdkwartier in Tunis waar men eveneens werd verrast door de opstand, pas laat gereageerd. Daarna heeft “Tunis” met wisselend succes getracht de ontwikkelingen te sturen. In de bezette gebieden zelf was al het besluit genomen om geen wapens als messen en geweren te gebruiken. Vandaar het beeld van stenen gooiende Palestijnen, meest jongeren in die eerste twee jaren van de Intifada. De zorg van Israël betrof niet alleen het neerslaan van de intifada maar evenzeer het tegengaan van de gedachte aan een politieke oplossing als resultaat van opstandigheid.

In 1990 vonden gewelddadigheden plaats die voor een deel een Israëlische reactie waren op de internationale druk om overleg te openen met de PLO (zie hieronder).

De volksopstand van 1987 was de eerste gelegenheid waarbij een groot publiek in het westen beelden te zien kreeg die het positieve beeld van Israël verstoorden. Eind 1989 hadden 626 Palestijnen de dood gevonden (en 43 Israeliërs), waren er 37.400 gewond geraakt en tussen de 35.000 en 40.000 gearresteerd.

Israël op het internationale vlak

Op het internationale toneel onderhandelden uiteindelijk de PLO en de VS met op de achtergrond Israël, gesecondeerd door de EEG, de VN en de Arabische Liga over een compromis. De PLO had al in een vroeg stadium openingen geboden. Ook eiste zij een Palestijnse staat op de Westoever en Gaza. Veel Palestijnen, met name Hamas waren nog niet zover omdat dit inhield dat het overgrote deel van het oorspronkelijke Palestina werd opgegeven. De Israëlische strategie in 1988/1989 en daarna, zowel onder Likoed als onder de Arbeiderspartij, was erop gericht om een alomvattende vredesovereenkomst te voorkomen. Dat begon al in een vroeg stadium. In april 1988 werd de tot compromissen geneigde topman Khalil al-Wazir van de PLO, door Israel vermoord, kort voor een internationale conferentie zou moeten plaatsvinden. Ook het optreden van het leger op de grond maakte het de Palestijnse politieke leiding zeer moeilijk om internationaal tot zaken te komen. Toenaderingspogingen vanuit de Amerikaanse regering vanaf 1988 werden meestal met succes tegengewerkt via de pro-Israëllobby in de VS. De lobby bleef lang op het standpunt staan, in lijn met de Israëlische opstelling, dat de PLO een terroristische organisatie is waarmee niet kan worden overlegd. Tijdens de patstelling die duurde van medio 1989 tot medio 1990 werd in hoog tempo doorgebouwd aan nederzettingen. Premier Shamir die was gesterkt door de verkiezingsuitslag van 1988, stelde verkiezingen voor onder Palestijnen in de bezette gebieden. Dit plan werd verworpen, zodat zij “affairs of daily life” zelf konden regelen. Dit werd buiten Israël gezien als afleidingsmanoeuvre en door de PLO verworpen. Het Amerikaanse Congres verhinderde telkens krachtig optreden van de Amerikaanse president. Dit had tot irritatie geleid bij de bondgenoten, met name in Europa. In mei/juni 1990 week de Europese politiek in de Veiligheidsraad ten aanzien van de PLO duidelijk af van de Amerikaanse. De oorlogsvoorbereidingen tegen Irak bracht deze bondgenoten weer terug onder de politieke paraplu van de VS. In 1991 vond een conferentie in Madrid plaats, later gevolgd door het Oslo-overleg in 1993.

Israël intern

Ongewenste effecten van de intifada, vanuit Israël gezien, waren de heropleving van de PLO als politieke factor en vooral de groeiende betekenis van Hamas “op de grond”. Hamas was in de jaren ’80 door Israël gesteund als tegenwicht tegen de PLO en Fatah (de belangrijkste partij binnen de PLO). De organisatie trok echter meer en meer het initiatief naar zich toe en neigde vanaf 1990 door het zeer harde optreden van het leger tot vormen van gewapend verzet. In die tijd groeide de frustratie van de achterban over de rol van de PLO. Dat wantrouwen werd bestendigd toen vanaf 1993 duidelijk werd wat de inhoud en de consequenties waren van de Oslo Akkoorden. Bijvoorbeeld de toenemende samenwerking tussen geledingen binnen de PLO en de Israëlische militaire instanties. Israël had de intifada en de beschuildiging van “terrorisme” inmiddels gebruikt om een fundamentele ommezwaai te motiveren: de vervanging van goedkope Palestijnse arbeid in Israël (veel Gazanen werkten voor joodse werkgevers), door tijdelijke arbeiders uit andere landen en door ingestroomde “Sowjet-Joden”. Dat leidde tot massale, structurele verarming in de Gazastrook, die bovendien in maart 1993 afgesloten werd. Eind 1993, begin 1994 leefde het geweld op, tussen Israël en Hamas. De PLO kreeg inmiddels een vorm van bestuur over een klein deel van de bezette gebieden. Israël had de PLO en Hamas uit elkaar gespeeld.

 

Literatuursuggesties:

1. Melman, Yossi, and Dan Raviv. Behind the Uprising: Israelis, Jordanians, and Palestinians. New York: Greenwood Press. 1989.

2. Karkar, Sonja. The first intifada 20 years later. The Electronic Intifada 10 December 2007

3. Hunter, Robert. The Palestinian Uprising: A War by Other Means. Berkeley/Los Angeles, 1991.

4. Shelley, Toby en Ben Cashdan, Palestine: Profile of an Occupation, London: Zed Books, 1989

5. Schiff Ze’ev en Ehud Ya’ari. The Intifada. Jerusalem: Schocken, 1990

6. Lockman, Zachary en Joel Beinin, eds. Intifada: The Palestinian Uprising Against Israeli Occupation. Washington DC, South End Press, 1989.

7. Nassar, Jamal R. en Roger Heacock, eds. Intifada: Palestine at the Crossroads. New York, 1990.

8. Lesch, Ann Mosley and Mark Tessler. Israel, Egypt and the Palestinians: From Camp David to Intifada. Bloomington: Indiana University Press, 1989.

9. Smith, Charles D. Palestine and the Arab-Israeli Conflict. A History with Documents. 7e druk. Boston/NY, Bedford/St. Martin’s, 2010.

Sites en zoektermen:

1. un.org documents resolutions

1. Encyclopedia Brittannica intifada

2. Electronic intifada first intifada

3. MERIP intifada 1987

4. Noam Chomsly intifada 1987

5. BBC 1987 first intifada

6. Der Spiegel intifada 1987

CITAAT:

(…,) the Israeli military learned the limitations of military power vis-á-vis an active civilian resistance consisting mainly of stone-throwing children and youth.” Baruch Kimmerling in: The Invention and Decline of Israeliness. State, Society, and the Military (paperback, 2005).