Grote lijn

Door: Jan Schnerr - Laatst aangepast op: 15 februari 2013
Door het leger geblokkeerde toegang tot een Palestijnse boerderij

Door het leger geblokkeerde toegang tot een Palestijnse boerderij

Samenvatting: Militair Bestuur

De Palestijnen die in 1948 waren achtergebleven in de staat Israël werden tot 1966 onder militair bestuur geplaatst. Militair bestuur betekent dat alle bestuurlijke posities en alle organen van de staat die tezamen “de overheid” vormen, bezet zijn door militairen. In tegenstelling tot civiel bestuur, bestuur door burgers.

Na de veroveringen door Israël in 1967 werd in de bezette gebieden de Palestijnse bevolking onder militair bestuur geplaatst. In de Westelijke Jordaanoever, die niet is geannexeerd, vallen de Palestijnen nog onder militair bestuur. In de A- en B-gebieden (gecreëerd op grond van de Oslo Akkoorden) zijn civiele aangelegenheden in principe gedelegeerd aan het Palestijnse zelfbestuur, de Palestijnse Autoriteit.

Het leger is met het bestuur van de gebieden belast. Dat betekende dat de bevolking militaire commandanten als overheid kreeg. Militaire orders hebben kracht van wet. Militaire rechtbanken spreken recht. Beslissingen over bouwvergunningen (huizen, scholen, moskeeën, wegen, agrarische bouwwerken, e.d.), reisvergunningen, avondklokken, huisarrest, afsluiting van wegen, enzovoort, worden genomen door militairen.

Het vergunningenbeleid is de kern van het militair bestuur. Het heeft zeer grote invloed op het dagelijks leven van de Palestijnen, in de eerste plaats van hen die (nog) in gebied C wonen. De door het vergunningenbeleid geregelde aspecten van het leven variëren van het slaan van een waterput, het herstellen van riolering, de toegang tot een eigen boomgaard, bezoek aan een naburig dorp in verband met familieaangelegenheden (huwelijk, geboorte, begrafenis), ziekenhuisbezoek (ook de spoedeisende zorg), bezoek aan scholen en universiteiten, herstel van een moskee of huis, de toegang tot bepaalde wegen, het transport van bederfelijke waar, enzovoort. Dit regiem heeft in de praktijk ook enorme invloed op het leven in de kleine enclaves van de gebieden A en B waarin grote meerderheid van de Palestijnen in de bezette gebieden inmiddels is geconcentreerd. Het vergunningestelsel is zeer restrictief, ondoorzichtig en in zijn toepassing onvoorspelbaar. Het wordt wel aangeduid met de term “matrix of control”.

Aangezien later de joodse kolonisten in de bezette gebieden dezelfde status kregen als de joodse Israëliërs binnen de “groene lijn” ontstonden er in de bezette gebieden twee afzonderlijke rechtsstelsels: voor joden en voor niet-joden. Joden, ook kolonisten zijn staatsburgers en voor hen gelden de Israëlische wetten.

 

MILITAIR BESTUUR – GROTE LIJN

De voorgeschiedenis

De eerste ervaringen met militair bestuur door joden over Palestijnen werden opgedaan in de periode kort na het uitroepen van de staat Israël (1948) tot 1966. De nog in de nieuwe joodse staat wonende Palestijnen, van wie de meesten later staatsburgerschap kregen, werden onder militair bestuur geplaatst.

In 1967 bezette Israël tijdens de zesdaagse oorlog Oost-Jeruzalem, de Westelijke Jordaanoever, Gaza en de hoogvlakte Golan: sindsdien de “bezette gebieden” genoemd (Occupied Territories, OPT, “the Territories”). Daardoor kwamen enkele miljoenen Palestijnen onder Israëlisch militair bestuur.

Israël annexeerde Oost-Jeruzalem in 1980 en de hoogvlakte van Golan in 1981. Het deed dat eenzijdig, dat wil zeggen zonder onderhandelingen, zodat geen internationale erkenning volgde. Daarmee kwam in de Golan voor de niet-joodse inwoners die daar nog verbleven (vrijwel allemaal Druzen), een einde aan het militaire bestuur. Oost Jeruzalem werd geannexeerd in 1980. De honderdduizenden Palestijnen daar kregen de status van “residents”. Zij vallen onder de Israëlische overheid, maar hun status is inferieur aan die van joden die in de stad wonen. Op grond van verschillende wetten en regelingen kunnen zij bovendien de status van resident verliezen (zie verder 2B3.6). De Gazastrook viel onder militair bestuur tot 2005 toen het Israëlische leger en enkele duizenden kolonisten zich uit het gebied terugtrokken. De bezetting werd toen vervangen door een blokkaderegiem met geregelde militaire invallen en bombardementen.

De overige gebieden werden niet ingelijfd, onder andere omdat dat tot de vraag zou leiden of deze Palestijnen Israëlisch staatsburger zouden moeten worden. Israël voelde daar niets voor omdat het een joodse staat wilde blijven. Daarbij speelde de zorg om het “demografisch evenwicht” een rol: Palestijnen moesten een beperkte minderheid blijven. Israël wilde ook voorkomen dat de nationale aspiraties van de Palestijnen weer zouden opleven, door het onder één regiem brengen van de Palestijnen in Israël en in de bezette gebieden.

Het leger bestuurt

Het leger werd met het bestuur van de gebieden belast. Dat betekende dat de bevolking militaire commandanten als overheid kreeg. Militaire orders hebben kracht van wet. In 2005 waren er 1500 militaire orders voor de Westelijke Jordaanoever (en 1400 voor de Gazastrook). Militaire orders kunnen van lagere commandanten komen. Militaire rechtbanken spreken recht. Beslissingen over bouwvergunningen (huizen, scholen, moskeeën, wegen, agrarische bouwwerken, e.d.), reisvergunningen, avondklokken, huisarrest, afsluiting van wegen, enzovoort, worden genomen door militairen. Het militair bestuur heeft een integraal mandaat. Bijvoorbeeld: de officiële erkenning van de voortgezette onderwijsinstelling in de kolonistennederzetting Ariel als universiteit, was formeel een zaak van het militaire bestuur. Minister Ariel Sharon introduceerde in 1980 de term “Civil Administration” (civiel of burgerlijk bestuur) voor het militair bestuur, voornamelijk om redenen van internationale beeldvorming (ook wel: “the Military Government’s Civil Administration”). Voor die tijd werd de term “military government” gebruikt. Op regeringsniveau is de minister van Defensie verantwoordelijk voor de bezette gebieden. De inlichtingendienst Shin Beth die daar een zeer belangrijke rol speelt, valt onder de minister president. Aan het hoofd van het militair bestuur staat een generaal van het Israëlische leger. In gebied C (“Area C” volgens de Oslo Akkoorden) dat ruim 60 % van de Westelijke Jordaanoever omvat het mandaat van het militair bestuur ook alle civiele aangelegenheden rond Palestijnse gemeenschappen, bedrijven, families en individuen. In gebied B (bijna 20 %) zijn dat formeel alleen “veiligheidsaangelegenheden” en in gebied A (18 %) valt formeel alles onder de PA (de Palestijnse Autoriteit of Palestijnse Nationale Autoriteit). Als het Israëlische leger meent dat de veiligheid gevaar loopt, dan kan zij dit zelfbestuur opzij zetten, wat in het verleden inderdaad is gebeurd.

(Zie verder voor structuur militair bestuur en de rechtspraak:  Israel/Bezetting/Kolonisatie/Militair-Bestuur en Israel/Bezetting/Rechtspraktijk,Hooggerechtshof)

De “matrix of control”

Het vergunningenbeleid is de kern van het militair bestuur. Het heeft zeer grote invloed op het dagelijks leven van de Palestijnen, in de eerste plaats van hen die (nog) in gebied C wonen. De door het vergunningenbeleid geregelde aspecten van het leven variëren van het slaan van een waterput, het herstellen van riolering, de toegang tot een eigen boomgaard, bezoek aan een naburig dorp in verband met familieaangelegenheden (huwelijk, geboorte, begrafenis), ziekenhuisbezoek (ook de spoedeisende zorg), bezoek aan scholen en universiteiten, herstel van een moskee of huis, de toegang tot bepaalde wegen, het transport van bederfelijke waar, enzovoort. Dit regiem heeft in de praktijk ook enorme invloed op het leven in de kleine enclaves van de gebieden A en B waarin grote meerderheid van de Palestijnen in de bezette gebieden inmiddels is geconcentreerd.

Het vergunningestelsel is zeer restrictief, maar het is ook ondoorzichtig en de toepassing maakt het voor Palestijnen onvoorspelbaar (op de achtergrond, meestal onzichtbaar, speelt tevens de invloed van de Shin Beth). De ondoorzichtigheid komt onder meer voort uit het feit dat concrete regels in de loop van decennia zijn vastgelegd in een groot aantal “militaire orders”. Deze orders en de wijzigingen daarop worden slecht en soms niet gecommuniceerd naar de bevolking, waardoor deze daarover altijd in een bepaalde onzekerheid leeft. Voor de toepassing van de orders in de praktijk (zoals door ondergeschikte militairen bij doorlaatposten) gelden binnen het militaire apparaat systemen die deze toepassing een dagelijkse onvoorspelbaarheid geven.

Van het vergunningenbeleid moet formeel nog worden onderscheiden het thema van sancties. Sancties kunnen gericht zijn tegen individuele Palestijnen (arrestatie, detentie, reisverbod, etc.) en collectieve strafmaatregelen (avondklok, etc.). Een voorbeeld: administratieve detentie; een militaire commandant kan iemand om “veiligheidsreden” laten aanhouden en administratief laten vastzetten gedurende 6 maanden. Die periode kan onbeperkt verlengd worden.

De alomvattendheid van de beheersing van het dagelijks leven van de mensen, gecombineerd met de ondoorzichtigheid en de onvoorspelbaarheid van dag tot dag wordt door critici wel aangeduid met de term “matrix of control”. De term bevat impliciet ook een oordeel: het verlammende effect van het systeem is beoogd.

Geografische versplintering

De interactie tussen het militair bestuur en de geografische versplintering die op Palestijnen van toepassing is is een belangrijk aspect van de situatie in de bezette gebieden. De bezetting heeft in de bijna vijf decennia sinds 1967 geleid tot een versnippering van het gebied in kleine deelgebiedjes waartussen contact door de militaire “overheid” steeds moeilijker gemaakt is. Reizen tussen Gaza en de andere gebieden is vanaf 1991 vrijwel onmogelijk geworden. Een militaire verordening maakte een einde aan de algemene uitgaansvergunning naar Israël. Overal, ook op de Westoever, werd voor alle Palestijnen een pasjessysteem ingevoerd. Toegang tot Israël was voortaan voorbehouden aan Palestijnen met een vergunning.

Reizen tussen Oost-Jeruzalem en de Westoever, maar ook tussen steden en dorpen binnen de Westoever is zeer tijdrovend en vaak niet mogelijk. Contact met het buitenland stuit op veel hindernissen. De beperkte bewegingsvrijheid voor de Palestijnse bevolking leidt dagelijks tot problemen bij het bezoek aan ziekenhuizen, scholen, markten, landbouwgronden en dergelijke. Tot ongeveer 1990 kwamen veel Palestijnen uit de bezette gebieden naar Israel waar zij als goedkope arbeidskrachten werden ingezet. Daarna kwam de grote instroom van Joden uit de voormalige Sowjet Unie en werd mede om die reden besloten tot scheiding van de Joodse en de Palestijnse economie.

Twee rechtsstelsels

Aangezien later de joodse kolonisten in de bezette gebieden dezelfde status kregen als de joodse Israëliërs binnen de “groene lijn” ontstonden er in de bezette gebieden twee afzonderlijke rechtsstelsels: voor joden en voor niet-joden. Joden, ook kolonisten zijn staatsburgers en voor hen gelden de Israëlische wetten. De vraag wordt geregeld gesteld of dit gegeven gecombineerd met het fenomeen van het militair bestuur, kan worden gekwalificeerd als een systeem van “apartheid” (los van de precieze overeenkomsten en verschillen met de vroegere Zuid-Afrikaanse “Apartheid”). Bij de beantwoording hiervan speelt waarschijnlijk vooral een rol, de betekenis die men toekent aan de duur van de situatie en het realiteitsgehalte van de door de internationale gemeenschap beoogde zelfstandige Palestijnse staat.

Zie verder: Israel/Bezetting/Rechtspraktijk,Hooggerechtshof.

Internationaal recht

Aan de voortgaande bezetting van “de gebieden”, de kolonisatie ervan door Israëlische joden en de annexatie van Oost Jeruzalem en de hoogvlakte van Golan zitten veel internationaalrechtelijke aspecten vast, onder andere in verband met de Conventies van Genève. Zie Israel/Bezetting/Status-Gebieden en Israel/Etniciteit/Apartheid-Kolonialisme (een speciaal Jaffadok hoofdstuk 7 Recht is in voorbereiding).

 

Literatuursuggesties:

1. Zertal, Idith and Akiva Eldar. Lords of the Land: The War for Israel’s Settlements in the Occupied Territories, 1967-2007. New York, Nation Books, (Eng. vert.) 2007.

2. Cook, Jonathan. Disappearing Palestine; Israel’s Experiments in Human Despair. Londen/New York, Zed Books, (2e dr.) 2010.

3. Hajjar, Lisa Courting Conflict: The Israeli Military Court System in the West Bank and Gaza. Berkeley, Univ. of California Press, 2005.

4. Kretzmer, David. The Occupation of Justice: The Supreme Court and the Occupied Territories. Oxford, Oxford Univ. Press, 2002.

5. Felner, Eitan en Roly Rozen. Law Enforcement on Israeli Civilians in the Occupied Territories. Jeruzalem, B’Tselem, 1994.

6. Grinberg, Lev Luis. Politics and Violence in Israel/Palestine: Democracy Versus Military Rule. New York, Routledge, 2010.

7. Yavne, Lior. A Semblance of Law: Law Enforcement upon Israeli Civilians in the West Bank. Tel Aviv, (Rapport) Yesh Din, 2006

Sites en zoektermen:

1. Applied Research Institute Jerusalem (ARIJ) (o.a.:) military orders

2. Be tselem (o.a.:) annual report human rights

3. righttoenter (Right to Enter) Palestinian occupied territory

4. al-Haq

5. Adalah

6. BADIL Israeli Apartheid

7. Russell Tribunal on Palestine.

CITAAT:

There is still truth in the old saying, that the conflict here is a clash between an irresistible force and an immovable object.” Uri Avnery in zijn column van 15 september 2012