Syrië

Door: Jan Schnerr - Laatst aangepast op: 6 augustus 2012

Geel: bezet. Rood: VN-troepen (Undof) Bron: intifada-Palestine.com

Samenvatting

Rond Syrië vochten tijdens en na de Tweede Wereldoorlog de koloniale machten Frankrijk en Engeland een concurrentiestrijd uit. Ook de Verenigde Staten hadden geen belang bij uitbreiding van de Engelse invloedssfeer. Deze “Syrische crisis” is het streven naar een zelfstandige joodse staat ten goede gekomen. De goede samenwerking tussen de zionisten (later Israël) en Frankrijk die tot begin jaren ’60 heeft geduurd, is in deze periode totstandgekomen. In 1946 verkreeg Syrië onafhankelijkheid.

De jaren ’40 en ’50 zijn wellicht beslissend geweest voor het niet tot stand komen van een beginnende Syrische democratie. De gekozen president van Syrië weigerde, gesteund door het parlement, twee Amerikaanse wensen te vervullen: 1. Feitelijke erkenning van Israël door een wapenstilstandsaccoord te tekenen. 2. Tekenen van een overeenkomst die het ARAMCO (Arabian-American Oil Company) mogelijk maakte om Saoedische olie door Syrië naar de Middellandse Zee te transporteren. In maart 1949 leidde een door de VS gesteunde staatsgreep tot een militair bewind dat de Amerikaanse wensen vervulde. In 1963 grijpt in Syrie de Baath partij de macht. De koude oorlog was volop gaande. Rusland heeft de Baath partij sinds 1963 gesteund. Het heeft tot de dag van vandaag militaire steunpunten voor zijn zeemacht in Syrië en levert wapens.

In de oorlog van 1967 viel het Israëlische leger nadat het Jordanië had verslagen, Syrië aan in de Golan Hoogte. Dit strategische gebied (onder andere: water) en zijn hoofdstad Kuneitra werd bezet en “etnisch gezuiverd” en is tot op heden in handen van Israël. Op de Golanhoogte hebben de VN sindsdien ruim duizend manschappen gelegerd om het bestand te bewaren: de Undof. Confrontaties tussen Syrië en Israël vonden voortaan plaats in Libanon. Tot heden is er rust aan de Syrisch-Israëlische grens. De vrijheid van godsdienst voor de verschillende religieuze denominaties is een opvallend aspect van de Syrische dictatuur. Deze vrijheid heeft zich echter nooit uitgestrekt tot het politieke domein. Tot 2011 was er betrekkelijke rust in het binnenland.

In de jaren ’50 en ’60 richtte Syrië zich strategisch op Egypte. Na de Egyptische nederlagen tegen Israël in 1956, 1967 en 1973, die Egypte tot de status van “cliënt staat” van de VS brachten, ontstond vanaf de jaren ‘80 geleidelijk een strategische relatie tussen Syrië en Iran. Syrië faciliteert tot op zekere hoogte de steun van Iran aan Hezbollah en Hamas. Tot circa 2000 voelde Syrië zich ook bedreigd door de militaire alliantie tussen Israël en Turkije. De recente verwijdering tussen Israël en Turkije leidde in het eerste decennium van deze eeuw tot een toenadering tussen Syrië en Turkije.

In de relatie van Syrië met zowel Israël als Turkije is het waterprobleem zeer belangrijk.

Het Syrische regiem heeft het verzet tegen het Amerikaanse “imperialisme” en de Israëlische bezetting van Palestijnse gebieden altijd mede gebruikt als politieke legitimatie. De Syrische bevolking waardeert dat hun land niet hoeft te buigen voor Israël, zoals de Egyptenaren dat moesten onder het bewind van Sadat en van Mubarak. Deze claim van standvastigheid is gebaseerd op twee politieke factoren. 1. De weigering een vredesverdrag met Israël te tekenen zonder teruggave van de gehele Golan Hoogte. 2. De steun voor Hezbollah en enkele Palestijnse verzetsorganisaties waaronder Hamas. De belangrijkste realiteit is echter dat Syrië er na 1973 altijd voor heeft gezorgd dat zijn grens met Israël voor de joodse staat geen enkel probleem opleverde. Verder heeft Syrië nimmer problemen veroorzaakt rond de onteigening van land van de verdreven bewoners van de Golan Hoogte en de joodse nederzettingenbouw aldaar.

Israël heeft er nimmer blijk van gegeven geïnteresseerd te zijn in de val van de opeenvolgende Assad-regiems.

De Assads zijn enkele malen door de VS gesponsorde gespreksronden met Israël ingegaan. Zonder resultaat. Syrië was niet bereid zijn banden met de Sowjet-Unie en later Iran te verbreken. Israël stond de Golan niet af.

De twee Libanon-oorlogen in 1982 en 2006 waren tot op zekere hoogte ook krachtmetingen tussen Syrië en Israël. De Syrische troepen respecteerden overigens vrijwel altijd zorgvuldig de Israëlische posities in Libanon, Pogingen van de regering Obama om andermaal een vredesoverleg op gang te brengen werden in Israël feitelijk geblokkeerd doordat de Knesseth eventuele teruggave van de Golan afhankelijk maakte van een referendum.

In 2011 ontwikkelde zich een opstand tegen het regiem. De brandstof daarvoor (wapens, strijders) komt in toenemende mate uit het buitenland. De uitkomst zal voor de Palestijns-Israëlische verhoudingen op vele gebieden consequenties kunnen hebben, zoals: de invloed van Iran; de kracht van Hezbollah; het evenwicht in Libanon; de regionale ambities van Turkije; de invloed van Rusland. Israël wil niet dat bepaalde wapens in handen van Hezbollah komen. De Israëlische luchtmacht heeft in 2013 driemaal een bombardement uitgevoerd op Syrische wapendepots.

In Syrië leven 550.000 tot 600.000 Palestijnse vluchtelingen. Ruim 400.000 zijn officieel door de UNRWA geregistreerd. Circa 140.000 zijn “displaced persons”, die verjaagd zijn tijdens de oorlog van 1967.

 

SYRIË EN HET ISRAËLISCH-PALESTIJNS CONFLICT

Geschiedenis

Syrië behoorde eeuwenlang tot het Ottomaanse Rijk dat door de Turken was gesticht. De hoofdstad Damascus was al daarvoor, in de Europese middeleeuwen het centrum van het Arabische rijk van de Omayyaden. Sinds de Omayyaden dynastie hebben de sunnietische moslims zonder onderbreking de politieke macht uitgeoefend, dus ook in de Ottomaanse tijd. Tot 1971. Na de capitulaties van Duitsland en het Ottomaanse Rijk aan het einde van de Eerste Wereldoorlog in 1918 wees de Volkenbond in 1920 aan Frankrijk het mandaat toe over Syrië. Anders dan Engeland creëerde de Franse Republiek in zijn mandaatgebied republieken, ook in Syrië. Syrië was de spil in een concurrentiestrijd tussen de koloniale machten Frankrijk en Engeland. Officieel erkende Engeland de Franse invloedssfeer maar beide hadden wisselende en concurrerende coalities met Arabische heersers.

Tijdens en na de Tweede Wereldoorlog escaleerde het gevecht om invloed achter de schermen: de Jordaanse koning Abdullah en de Engelsen wilden een “Greater Syria” onder Abdullah, in combinatie met een indamming van de joodse expansie vanuit Palestina. De Engelsen hadden daarachter een nog verder reikende visie op Greater Syrië: Palestina, Libanon, Transjordanië en Syrië, later onder te brengen in een federatie met Irak. Frankrijk en de Verenigde Staten hadden geen belang bij uitbreiding van de Engelse invloedssfeer in het Midden-Oosten. Deze “Syrische crisis” is het streven naar een zelfstandige joodse staat ten goede gekomen. De goede samenwerking tussen de zionisten (later Israël) en Frankrijk die tot begin jaren ’60 heeft geduurd, is in deze periode totstandgekomen. In 1946 verkreeg Syrië onafhankelijkheid. De oorlog tussen de joden en de Arabieren in 1948/1949 werd afgesloten met een wapenstilstand, onder andere tussen de nieuwe staat Israël en Syrië in 1949. Deze overeenkomst bevatte talloze passages die door de partijen verschillend werden geïnterpreteerd, zoals die met betrekking tot de toegang tot het water van de Jordaanrivier. Spanningen aan de grens bleven. In 1955 bijvoorbeeld vonden bij een Israëlische aanval 50 Syrische soldaten de dood.

De jaren ’40 en ’50 zijn wellicht beslissend geweest voor het niet tot stand komen van een beginnende Syrische democratie. In 1943, nog vóór de onafhankelijkheid vonden verkiezingen plaats. De president weigerde enkele jaren later, gesteund door het parlement, twee Amerikaanse wensen te vervullen: 1. Feitelijke erkenning van Israël door een wapenstilstandsaccoord te tekenen. 2. Tekenen van een overeenkomst die het ARAMCO (Arabian-American Oil Company) mogelijk maakte om Saoedische olie door Syrië naar de Middellandse Zee te transporteren. In maart 1949 leidde een door de VS gesteunde staatsgreep tot een militair bewind dat de Amerikaanse wensen vervulde. Tot 1955 vonden nog vijf coups plaats.

Syrië deed niet mee aan de Suezoorlog van 1956. De uit die “Suezcrisis” voortkomende wapenstilstand met Egypte bood Israël de mogelijkheid zijn aandacht naar de Syrische grens te verleggen. Aanvallen door het Israëlische leger stimuleerden de totstandkoming van een Syrisch-Egyptische unie die stand hield van 1958 tot 1961: de Verenigde Arabische republiek (VAR). In 1963 grijpt in Syrie de Baath partij de macht. De koude oorlog was volop gaande. Rusland heeft de Baath partij sinds 1963 gesteund. Het heeft tot de dag van vandaag militaire steunpunten voor zijn zeemacht in Syrië en levert wapens. De socialistische, seculiere gelijkheidsgedachte van de Baathpartij leidde tot steun van minderheden, zoals alawieten en christenen. In de oorlog van 1967 viel het Israëlische leger nadat het Jordanië had verslagen, Syrië aan in de Golan Hoogte. Dit strategische gebied en zijn hoofdstad Kuneitra werd bezet en “etnisch gezuiverd” en is tot op heden in handen van Israël.

1973 – 2011: rust aan de grens met Israël en in het binnenland

Er zijn (2012) 24 mln. Syriërs waarvan 74 % soenniten: tenmiste 10% Koerden, 16% alawieten en 10% christenen. Syrie is geen natiestaat maar een cultureel en religieus mozaiek met grotendeels kunstmatige grenzen. In 1971 greep Hafez al Assad, een alawiet, de macht. Hij maakte Syrië van een begeerde pion in het regionale machtsspel tot een invloedrijke regionale speler. In de oktoberoorlog van 1973 vocht Syrië mee aan Arabische kant maar beperkte zich tot een poging de Golan terug te veroveren. Dat mislukte. Op de Golanhoogte hebben de VN sindsdien ruim duizend manschappen gelegerd om het bestand te bewaren: de Undof die een gedemilitariseerde strook van enkele kilometers controleren. Confrontaties met Israël vonden voortaan plaats in Libanon, dat voor Israël na 1973 het voornaamste strijdgebied werd. Bijvoorbeeld in de Libanon-oorlog van 1982. Tot heden is er rust aan de Syrisch-Israëlische grens.

Vanaf 1976 waren er intern grote spanningen met de Moslimbroeders, die onder andere door de soennitische stedelijke middenklasse werden gesteund. Het Assad regiem herstelde de rust voor lange tijd door een massaslachting in de stad Hama in 1982 die 10.000 tot 20.000 mensen het leven kostte. De vrijheid van godsdienst voor de verschillende religieuze denominaties is een opvallend aspect van de Syrische dictatuur. Deze vrijheid heeft zich echter nooit uitgestrekt tot het politieke domein. Het harde regiem van Hafez al-Assad bracht rust in de politieke chaos die Syrië voordien kenmerkte, ook door gebruik te maken van groeps- en regionale loyaliteiten. In 2000 volgt Baschar al Assad zijn vader op. Tot 2011 was er betrekkelijke rust in het binnenland.

Volk en machtsverdeling

De alawieten (te onderscheiden van de alevieten elders), zijn een religieuze gemeenschap die uit de shiitische islam is voortgekomen. Zij werden in Syrie gediscrimineerd en onderdrukt. De alawieten waren in het pré-Assad tijdperk al wel oververtegenwoordigd in het leger maar sterk ondervertegenwoordigd in het politieke establishment. Met Hafez al Assad drongen zij in 1970/71 door tot de politieke macht. Zij domineren ook de inlichtingediensten. Hun machtsbehoud geldt onder analysten als het grondprincipe van de Syrische politiek. De soennitische meerderheid verloor zijn overheersende positie dus met de komst van de Assads.

Gaandeweg werden vanaf midden jaren ‘70 machtige families van soennitische grote ondernemers losgeweekt van de soennitische middenklasse. De Koerden waren en zijn verdeeld. Zij vormen geen bedreiging voor de dictatuur en worden min of meer met rust gelaten. De Koerden beschouwen overigens de zelfdefinitie van Syrie als een “Arabisch land”, als een zekere bedreiging voor de toekomst. Christenen kunnen tot nu toe vrij hun godsdienst beleven en hun zaken doen. Op de Golan leven enkele duizenden Druzen die door Israel in 1967 niet verdreven zijn om de loyaliteit van de Druzen in Israël niet op de proef te stellen. Druzen zijn in de verschillende landen loyaal aan de heersende overheid. Op de Golan na 1967 geldt dat ook voor de “Israëlische” Druzen. De in overig Syrie levende Druzen zijn loyaal aan het regiem Assad.

Economie

Na de nationalisaties door de Baath partij in de jaren ’60 is in de jaren ’70 het regiem begonnen om netwerken te bouwen van rijke ondernemers en hoge functionarissen van de staat. Tijdens de confrontatie met de moslimbroeders, die gesteund werden door de kleine soennitische ondernemers, stonden de grote ondernemers (ook soenniten) achter Assad. In de jaren ’80 en ’90 werd dit systeem met semi-staatsondernemingen die monopolies dreven, geperfectioneerd. Het stimuleerde een corrupte economie van snelle winsten, dus eerder gericht op handel dan op productie. Van het socialistisch karakter van Syrië was rond 1990 niets meer over. Vanaf de jaren ‘90 kan Syrië niet meer beschreven worden als een één-partijenstaat. Het is een staat die beheerst wordt door een aantal families en enkele geheime diensten. Vanaf 2000 zijn pogingen ondernomen om de economie te liberaliseren. De welvaartsverschillen namen echter verder toe en daarmee de instabiliteit van het systeem.

Palestijnen, Israël, het buitenland

Syrië was na de Tweede Wereldoorlog strategisch gericht op de leider van de Arabische wereld: Egypte. Na de nederlagen tegen Israël in 1956, 1967 en 1973, die Egypte tot de status van “client state” van de VS brachten, ontstond vanaf de jaren ‘80 geleidelijk een strategische relatie tussen Syrië en Iran. Syrië faciliteert tot op zekere hoogte de steun van Iran aan Hezbollah en Hamas. Tot circa 2000 voelde Syrië zich ook bedreigd door de militaire alliantie tussen Israël en Turkije. De recente verwijdering tussen Israël en Turkije leidde in het eerste decennium van deze eeuw tot een toenadering tussen Syrië en Turkije. In de relatie van Syrië met zowel Israël als Turkije is het waterprobleem zeer belangrijk. De oostelijke oever van het Meer van Galilea, in de Golan is Israëls belangrijkste toegang tot water.

Het Syrische regiem heeft het verzet tegen het Amerikaanse “imperialisme” en de Israëlische bezetting van Palestijnse gebieden altijd mede gebruikt als politieke legitimatie. De Syrische bevolking waardeert dat hun land niet hoeft te buigen voor Israël, zoals de Egyptenaren dat moesten onder het bewind van Sadat en van Mubarak. Deze claim van standvastigheid is gebaseerd op twee politieke factoren. 1. De weigering een vredesverdrag met Israël te tekenen zonder teruggave van de gehele Golan Hoogte. 2. De steun voor Hezbollah en enkele Palestijnse verzetsorganisaties waaronder Hamas. De belangrijkste realiteit is echter dat Syrië er na 1973 altijd voor heeft gezorgd dat zijn grens met Israël voor de joodse staat geen enkel probleem opleverde. Verder heeft Syrië nimmer problemen veroorzaakt rond de onteigening van land van de verdreven bewoners van de Golan Hoogte en de joodse nederzettingenbouw aldaar. Ook heeft Syrië in 1990 geparticipeerd in de Irak-coalitie rond de VS en heeft het zeer actief meegewerkt aan de “war on terror” onder leiding van de Amerikanen. In de jaren ’90 en de eerste jaren van deze eeuw verbeterde de relatie van Syrië met de VS en andere westerse landen, met name Frankrijk. In 2008 was Baschar al Assad eregast van de Franse president Sarkozy tijdens de “quatorze juilliet”-parade in Parijs. Israël heeft er nimmer blijk van gegeven geïnteresseerd te zijn in de val van de opeenvolgende Assad regiems.

Deels overlappende belangen: Obama en Hamad bin Khalifa al-Thani van Qatar. Bron: allainjules.com

Vredesoverleg, samenwerking

De Assads zijn enkele malen door de VS gesponsorde gespreksronden met Israël ingegaan. Zonder resultaat. Syrië was niet bereid zijn banden met de Sowjet-Unie en later Iran te verbreken. Israël stond de Golan niet af. Het grootste deel van die periode, van 1976 tot 2005, waren Syrische troepen aanwezig in Libanon. De twee Libanon-oorlogen in 1982 en 2006 waren tot op zekere hoogte ook krachtmetingen tussen Syrië en Israël. De Syrische troepen respecteerden overigens vrijwel altijd zorgvuldig de Israëlische posities in Libanon, naar wordt aangenomen omdat zijn luchtmacht inferieur is aan de Israëlische. Eind jaren ’90 waren de relaties met de VS stabiel. Bij de dood van Hafez Al Assad in 2000 loofde president Clinton zijn “strategische keuze voor vrede. Wij hadden meningsverschillen maar ik respecteerde hem altijd.”

Syrië staat niettemin sinds 30 jaar op de zwarte lijst van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken, van landen die “terroristische organisaties” steunen: Palestijnse verzetsorganisaties, waarbij het in toenemende mate ging om Hamas en (het niet-Palestijnse) Hezbollah. In 2006 werden Amerikaanse sancties van kracht. In deze jaren initieerde Turkije vredesonderhandelingen tussen Syrië en Israël, in de nasleep van de verwoestende aanval die Israël in 2006 op Libanon had uitgevoerd. Deze gespreksronde werd afgebroken toen in december 2008 Israël Turkije volledig verraste met zijn aanval op de Gazastrook.

In de laatste paar jaar zochten de EU en de VS toenadering tot Damascus. De Franse president Sarkozy nam in 2008 het initiatief om Syrie uit zijn internationaal isolement te halen, in het kader van de oprichtingsconferentie van de Mediterrane Unie in Parijs. De vermeende betrokkenheid van Syrië bij de moord op de Libanese oud-premier Hariri in 2005 had tot dat isolement geleid. De Amerikaanse ambassadeur keerde begin 2011 terug. Pogingen van de regering Obama om andermaal een vredesoverleg op gang te brengen werden in Israël feitelijk geblokkeerd doordat de Knesseth eventuele teruggave van de Golan (en Oost-Jeruzalem) afhankelijk maakte van een referendum. Er is sinds een aantal jaren overleg gaande over een associatieverdrag EU-Syrie en de EU verleend hulp aan Syrië. De Europese Investeringsbank (EIB) heeft voor 1,3 miljard aan kredieten uitstaan. De Syrische economie groeide tussen 2001 en 2011 met zo’n vijf procent per jaar en er waren aanzetten voor een modernisering van de economische structuur.

Arabische lente

In 2011 ontwikkelde zich een opstand tegen het regiem, meer of minder geïnspireerd door de omwentelingen in met name Egypte en Tunesië en de door het Westen en enkele Arabische landen militair gesteunde “regime change” in Libië. De afgelopen honderd jaar zijn revoluties, ook die van 1963, telkens uitgegaan van de verarmde bevolking buiten de grote steden. Het harde optreden in 2011 tegen het verzet leidde bij de VS tot een kritische maar aanvankelijk terughoudende reactie. De uitkomst zal voor de Palestijns-Israëlische verhoudingen op vele gebieden consequenties kunnen hebben, zoals: de invloed van Iran; de kracht van Hezbollah; het evenwicht in Libanon; de regionale ambities van Turkije; de invloed van Rusland. Het (voorlopige) akkoord tussen Hamas en Fatah in mei 2011 wordt toegeschreven aan de schuivende panelen als gevolg van de onrust in Egypte en Syrie. De Amerikaanse en Israëlische doelen die (ook) hier sterk overlappend zijn, lijken gediend te zijn met een ontwikkeling, enigszins vergelijkbaar met die in Egypte in de periode Sadat/Mubarak: een autoritair bewind met een meer menselijk gezicht, dat de banden met Iran en Hezbollah verbreekt en (ook) betrekkingen aangaat met de Westerse militaire- en inlichtingenwereld.

Het Westen, met name de VS, Frankrijk en Engeland, oriënteerde zich na het uitbreken van de opstand, in elk geval tot medio 2012, op de in het buitenland verblijvende oppositie. Deze Syrische Nationale Raad bleek binnen Syrië geen relevantie te hebben. De oliestaten Saoedi-Arabië en Qatar die ook religieuze bezwaren hebben tegen het religie-neutrale Syrië helpen soennitische opstandelingen met wapens. Ook in Libanon steunen zij de anti-Syrische soennitische krachten, met name de salafistische stroming daarbinnen. Rusland geeft de voorkeur aan een “geleide overgang” naar een post-Assad tijdperk. De Russische belangen zijn: het marinesteunpunt Tartus aan de Middellandse Zee, tegengaan van de verspreiding van de radicale variant van de soennitische islam, tegenhouden van westerse militaire interventies in het Nabije- en Midden-Oosten na Koeweit, Afghanistan, Irak, Libië en (op afstand) Bahrein.

Israël heeft zich ten opzichte van de ontwikkelingen in Syrië op de vlakte gehouden. Enkele hoge militairen hebben gespeculeerd over de mogelijke noodzaak van militaire interventie indien als gevolg van chaos binnen het regiem-Assad bepaalde wapens in handen van Hezbollah zouden kunnen komen. De Israëlische luchtmacht heeft in 2013 driemaal een bombardement uitgevoerd op Syrische wapendepots. Volgens analisten leidt een val van het regiem voor Israël niet per se tot een positief scenario. Een belangrijk effect van de strijd in Syrië is dat die waarschijnlijk de sektarische tegenstellingen voor langere tijd zal verscherpen. Medio 2013 ontwikkelde de strijd zich in de richting van een driedeling van Syrië: een belangrijk deel onder controle van de Assad-krachten; een strook onder controle van een verzameling van opstandelingenlegertjes; een noordoostelijk gebeid onder controle van de Syrische Koerden. Libanon en Irak raakten meer betrokken bij de strijd.

Palestijnse vluchtelingen

In Syrië leven 550.000 tot 600.000 Palestijnse vluchtelingen. Ruim 400.000 zijn officieel door de UNRWA geregistreerd. Circa 140.000 zijn “displaced persons”, die verjaagd zijn tijdens de oorlog van 1967. Het meerendeel van de Palestijnen in Syrië woont in Damascus. Zij worden geleidelijk het binnenlandse conflict ingezogen, evenals de christenen, de Koerden, de druzen en de Turkmenen (deze laatsten aan de kant van de oppositie).

 

Literatuursuggesties:

1. Seale, Patrick. Asad of Syria: The Struggle for the Middle East. Berkeley, CA: University of California Press, 1990.

The Struggle for Power in Syria: Politics and Society Under Asad and the Ba’th Party. I.B.Tauris & Co Ltd., (4e dr.) 2011.

3. Batatu, Hanna. Syria’s Peasantry, the Descendants of Its Lesser Rural Notables, and Their Politics. Princeton NY, Princeton University Press, 1999.

4. Lesch, Davis W. Syria: The Fall of the House of Assad. Yale University Press, 2012.

Syria and the USA: Washington’s Relations with Damascus from Wilson to Eisenhower. NY, I.B. Tauris & Co Ltd, 2012.

Sites en zoektermen:

1. Nikolaos van Dam.com

2. Joshua Landis Syria comment

3. Syrian crisis 1945

4. David Kenner Foreign Policy

5. Louay Hussein Joshua Landis

6. binaa-syria.com

7. mediawerkgroepsyrie

CITAAT:

“We are not, I admit, in a position to open hostilities against you at the present time. But you have insulted France and betrayed the West. This cannot be forgotten.” Generaal de Gaulle tegen Duff Cooper, de Engelse ambassadeur in Parijs; 4 juni 1945.

“… from 1974, when the embassy reopened after being closed for seven years following the Six-Day War […], until Hafiz al-Assad’s death in 2000, the United States was little concerned with Assad’s repressive domestic policies.” Richard W. Murphy, Am. ambassadeur in Syrië van 1974 tot 1978; Foreign Affairs, 20 maart 2012