Eén staat

Door: Jan Schnerr - Laatst aangepast op: 13 juni 2013

Abbas: “soevereine Palestijnse staat”. Kolonist op bulldozer: “tweestaten oplossing”. Cartoon Fahd Bahady.

Samenvatting

In Israël is etnische democratie: de joden als etnische groep zijn dominant. Die dominantie is onder andere in wetten vastgelegd. Het bekendste voorbeeld is de Wet op de Terugkeer die alle joden waar ook ter wereld wonend, het recht geeft staatsburger te worden van Israël. Volgens de akkoorden waarop het vredesproces is gebaseerd (“Oslo”, 1993) zullen de Palestijnen een eigen staat krijgen. Daarom is de internationale politiek gericht op het “twee staten model“.

Er kunnen twee redenen zijn om toch te pleiten voor één staat voor Palestijnen en Joden in het gehele gebied van de Jordaan tot de Middellandse Zee.

  • De principiële overweging dat een staat op etnische basis met één dominante groep verwerpelijk is.
  • Het praktische argument dat een aparte Palestijnse staat als gevolg van de feitelijke situatie die door de vestiging van 500.000 joodse kolonisten in de bezette gebieden is ontstaan, al niet meer mogelijk is.

Diegenen die één staat bepleiten zijn meestal tevens van mening dat dat een staat met gelijke rechten voor iedere inwoner zou moeten zijn: een one-man-one-vote democratie. Onder de tegenstanders van zo’n staat zijn drie stromingen te onderscheiden.

  1. De religieuze stroming, joods dan wel (buiten Israël) christelijk, voor wie de joodse staat een bijbelse vervulling is.
  2. Diegenen die de Joden zien als een volk (een natie) dat een collectief recht heeft op zelfbeschikking en menen dat daar een eigen (joodse) staat bij hoort.
  3. De “practici” die zeggen: “Het samenleven van deze twee volkeren op volledig gelijke basis is een illusie, de klok kan niet teruggedraaid worden.”

Gelijke rechten voor ieder in één staat die Israël plus de bezette gebieden omvat zou inderdaad een einde maken aan Israël als joodse staat.

Tot 1974 stond de Palestijnse bevrijdingsorganisatie de PLO op het standpunt dat er een democratische staat moest komen voor Palestijnen en joden. Een staat met een bi-cultureel, multi-confessioneel en multi-etnisch karakter. Daarna schoof de PLO in de richting van een twee statenmodel onder druk van de internationale politiek. Onder de Palestijnse bevolking in de bezette gebieden vindt de gedachte aan één staat tegenwoordig geen brede steun. Men is men joods-Israël gaan zien als een in meerderheid geradicaliseerde en fanatieke gemeenschap. Het overgrote deel van de joden in Israël beschouwd “één staat” als een gevaarlijke opvatting die bestreden moet worden.

Een veel genoemd argument, ook van Palestijnse kant, tegen het één staat model is dat het kan uitlopen op een gewelddadige strijd tussen beide ethnische groepen. Bij de één staat oplossing gaat het om het gehele gebied van Israël, Oost-Jeruzalem, de Westelijke Jordaanoever en Gaza. In dat gebied gaat het om min of meer gelijke aantallen Palestijnen en joden: ongeveer 5,5 respectievelijk 6 miljoen.

In de politiek speelde “één staat” na de jaren ’70 dus een marginale rol. De laatste jaren is er geleidelijk weer meer aandacht voor en wel om twee redenen.

  • De spanning tussen de joodse meerderheid en de Palestijnse minderheid in Israël zelf neemt toe.
  • Het geloof in een levensvatbare Palestijnse staat in de bezette gebieden begint te tanen door de nederzettingenpolitiek van de Israëlische regering.

Voor zover er discussie was ging die tot voor kort “alleen” over de principiële vraag of een staat op etnische (lees: joodse) grondslag, ethisch geoorloofd is. De toenemende aandacht voor het concept van één staat maakt de discussie erover politieker. Hij vindt voornamelijk plaats in de Palestijnse diaspora in het westen.

 

EEN STAAT

Israël nu: etnocratie

Er zijn veel staten waarbinnen etnisch verschillende groepen leven. Zulke staten hebben meestal wetten en democratische instituties zoals parlement, rechtspraak, etc. waarbij de staat neutraal is ten opzichte van de etnische verschillen. Landen dus waar vanuit de staat geen etnische discriminatie plaatsvindt en ook etnische minderheden gelijke burgerrechten hebben en ook in andere opzichten gelijk zijn voor de wet. In Israël is etnische dominantie (van de joden) geïnstitutionaliseerd, onder andere in wetten. Het bekendste voorbeeld is de Wet op de Terugkeer die alle joden waar ook ter wereld wonend, het recht geeft staatsburger te worden van Israël. In verband met Israël wordt wel gesproken van een etnocratie: de politieke macht zal altijd in handen van de dominante etnische groep (moeten) blijven. Participatie van de 1,5 miljoen in Israël (exclusief bezette gebieden) wonende Palestijnen en kleinere minderheden, zal nimmer (mogen) leiden tot invloed van enige betekenis op regeringsbeleid en wetgeving.
De joden die wonen in de bezette gebieden behoren tot de Israëlische democratie (of: etnocratie), vallen onder de wetten van het land en zijn staatsburger. De Palestijnen in de bezette gebieden zijn geen staatsburger en vallen onder militair bestuur. De twee bevolkingsgroepen hebben een lange geschiedenis van geweld achter de rug. Er heeft zich mede daardoor niet een algemene Israëlische identiteit (die door de verschillende “etnieën” gezamenlijk beleefd zou kunnen worden, met erkenning van onderlinge verschillen) ontwikkeld maar een joods-zionistische. Er wordt wel gesproken van een Israëlische identiteit of van “Israeliness”, maar dan betreft het uitsluitend de joods-Israëlische bevolking. Het is dus op het eerste gezicht het meest realistisch om te pleiten voor twee staten: een joodse staat en een Palestijnse staat.
Er kunnen twee hoofdredenen zijn om toch te pleiten voor één staat voor Palestijnen en Joden in het gehele gebied van de Jordaan tot de Middellandse Zee. 1. De principiële overweging dat een staat op etnische basis niet gewenst of verwerpelijk is. Met name omdat het doel in dit geval is, om de bestaande dominantie van één groep te continueren. 2. Het meer praktische argument dat een aparte Palestijnse staat als gevolg van de “feiten op de grond” al niet meer mogelijk is en dat het geen optie is of zou mogen zijn om de Palestijnen als tweederangs burgers te blijven behandelen. Diegenen die één staat bepleiten zijn om de laatstgenoemde reden meestal tevens van mening dat dat een one-man-one-vote democratie zou moeten zijn.

One-man-one-vote: voor- en tegenstanders

Onder de tegenstanders van een one-man-one-vote staat zijn drie stromingen te onderscheiden.
1. De religieuze stroming, joods dan wel christelijk, voor wie de joodse staat een hoger, metafysisch karakter heeft. Deze zionisten en de christen-zionisten zien in de inbezitname van het “Het Land van Israël” door joden een vervulling en een opdracht vanuit de goddelijke openbaring, met name in de thora en het oude testament.
2. Diegenen die de Joden zien als een volk (een natie) dat een collectief recht heeft op zelfbeschikking en dus op een eigen staat. Deze opvatting is enerzijds gebaseerd op het negentiende-eeuwse (oorspronkelijk) Europese nationalisme, maar heeft anderzijds te maken met opvattingen over het “eeuwige” antisemitisme en het gevaar daarvan voor joden-zonder-eigen-staat.
3. De “praktici”: “Het samenleven van deze twee volkeren op volledig gelijke basis is een illusie, de klok kan niet teruggedraaid worden.” Tot deze laatsten behoren ook progressieve zionisten (in de VS: liberal zionists) die stellen dat de culturele verschillen en de rol die identiteit inmiddels is gaan spelen, de one-man-one-vote staat tot een niet-realistische optie maken.
Er zijn vele varianten op deze argumenten en stromingen en ook combinaties ervan. Bijvoorbeeld: “Een staat op etnische basis is niet wenselijk en/of niet houdbaar, maar er gaan twee of drie generaties overheen voordat er een one-man-one-vote staat kan komen; laat er dan maar, desnoods tijdelijk een Palestijnse staat komen in de bezette gebieden.” Een radicale “oplossing” is: weliswaar één staat, maar dan een joodse staat in het gehele gebied (Eretz Israël). Dat zou als consequentie hebben dat, ofwel de Palestijnen binnen die staat blijvend tweederangs burgers worden, ofwel de Palestijnse bevolking (of een groot deel daarvan) wordt verdreven uit die joodse staat. Dit model wordt de “Jordaanse optie” genoemd. Daar wordt ook een subvariant besproken: een klein (op zichzelf niet levensvatbaar) Palestijns staatje wordt bij Jordanië gevoegd.
Het doel van de één-man-één-stem staat is een open democratie. Zelfs indien dit uitsluitend wordt toegepast op Israël binnen de Groene Lijn (dus exclusief de bezette gebieden), vereist het een fundamentele omwenteling:

  1. De “joodse staat” zou een “Israëlische staat” worden waarin etniciteit geprivatiseerd is; dus de staat stelt zich daarin neutraal op (vergelijk: de VS sinds de burgerrechtenbeweging voor zwarten sinds de jaren ’60). Het staat joden en niet-joden (in casu met name Palestijnen) vrij om te wonen, werken, trouwen, et cetera, waar en met wie zij willen. Vanzelfsprekend binnen de grenzen van de wet, maar de wettelijke grenzen hebben dan niets met etnische afkomst te maken.
  2. Joods en Palestijns nationalisme zijn binnen die staat beide acceptabel en legaal. En vanzelfsprekend, zoals in elke democratie: binnen de grenzen van de wet.
  3. Beperking van individuele rechten op grond van etniciteit is niet meer aan de orde.
  4. De etnische minderheid (Palestijnen) participeert in de politieke macht en besluitvorming (waarbij zoals in een gezonde democratie, de politieke scheidslijnen geleidelijk door de etnische scheidslijnen heen gaan lopen, en bijvoorbeeld meer door sociaal-economische belangentegenstellingen worden bepaald).

De PLO: van één staat naar het “peace process”

In de visie van de Palestijnen was er tot in de jaren ’70 geen reden om anders over Palestina te denken dan als één. Parallel met de politieke inschatting van hun leiders (PLO) is de gedachte aan één staat in de decennia daarna voor de meerderheid van de Palestijnen steeds onaantrekkelijker geworden. In de eerste plaats omdat men psychologisch veel heeft geïnvesteerd in de als haalbaar geachte eigen staat, waarbinnen de Palestijn zijn waardigheid zou kunnen herwinnen en waarnaar ook de vluchtelingen die dat wensten konden terugkeren. In de tweede plaats is men joods-Israël gaan zien als een in meerderheid geradicaliseerde en fanatieke gemeenschap waarmee het zeer onaantrekkelijk is om als burger van dezelfde staat samen te leven.

Eén staat als bedreigend voor joden

Het pleidooi voor één joodsestaat. Ook al zouden joden in die staat nog lange tijd een meerderheid vormen wat op grond van de demografische ontwikkeling betwijfeld moet worden. Los daarvan zouden zij zeker nog lange tijd de economische macht in handen hebben.
Voor orthodox-religieuze joden is dat scenario een ramp van bijbelse betekenis. Voor andere Israëlische joden brengt het verlies van de huidige exclusieve status grote psychologische en economische nadelen met zich mee. Dit geldt niet in het minst voor de joodse sociaal-economische onderklasse (vergelijk de blanke onderklasse in het gesegregeerde Zuid-Afrika). Bovendien is de scheiding tussen joden en Palestijnen in Israël in vrijwel alle opzichten dermate consequent doorgevoerd, ook in fysieke zin via ruimtelijke ordening, de “Muur”, etc., dat joden zich een samenleven met andere etnische groepen nauwelijks meer kunnen voorstellen. In de joodse “diaspora” (voor zover de één-staat discussie in joodse kring plaatsvindt vindt hij vooral daar plaats) zou het verdwijnen van de exclusief joodse staat een probleem kunnen betekenen voor de beleving van de joodse identiteit. Het antisemitisme argument heeft als achtergrond dat de joodse staat de veilige haven in laatste instantie zou zijn voor joden die leven in niet-joodse samenlevingen. De joodse staat is in deze gedachtengang “na Auschwitz” de levensverzekering van de joden overal ter wereld.
Een veel genoemd argument, ook van Palestijnse kant, tegen het één-staatmodel is dat dat uitloopt op een gewelddadige strijd tussen beide etnische groepen. Daar staat in de historische ervaring tegenover dat na de omwenteling in Zuid-Afrika waar de dominante blanke groep zelfs een kleine minderheid vormde, het vaak voorspelde bloedbad is uitgebleven. Bovendien is niet aan te nemen dat een dergelijke majeure omwenteling anders dan gefaseerd zal plaatsvinden.

Opvallend is de felle één-staatdiscussie onder joodse “liberals” (in de Amerikaanse betekenis van het woord) in de diaspora. Een minderheid onder hen komt tot de conclusie dat een joodse staat niet democratisch kan zijn, in elk geval in de historische werkelijkheid niet geworden is. Bijvoorbeeld Ilan Pappe. Een meerderheid van de liberals houdt vast aan de mogelijkheid van Israël als joodse democratie met (dus) daarnaast een Palestijnse staat. En is daarom tegenstander van het nederzettingenbeleid dat zo’n Palestijnse staat in hun ogen onmogelijk maakt. Richard Silverstein en Peter Beinart zijn exponenten van deze visie. Maar zij zijn ook typerend voor de twijfel die deze stroming bevangt als gevolg van de voortdurende bezetting en de nederzettingenpolitiek. Gershom Gorenberg is een voorbeeld in Israël zelf van fel verzet tegen dat beleid van de Israëlische regeringen. Daar tegenover staat de joodse mainstream in de VS en waarschijnlijk ook in Europa. Die houdt primair vast aan het joodse karakter van de staat Israël, stelt de veiligheid van de joodse staat voorop en hecht aan democratische structuren naar westers model binnen dat kader.

Variant: bi-nationale staat

Onder een bi-nationale staat wordt meestal verstaan een staat die voor twee (of meer) etnische groepen of volken die binnen zijn grenzen leven, deels aparte structuren en wetten heeft. Dat is een fundamenteel onderscheid met de eenheidsstaat. Een burger in een eenheidsstaat heeft vooral individuele rechten: stemrecht, vrijheid van godsdienst, bewegingsvrijheid, etc. In een bi-nationale staat zijn veel van zulke zaken geregeld voor elk collectief, elke etnische groep apart. Zoals in dit geval de Palestijnen respectievelijk de joden als wettelijk gedefinieerde groepen.
Het concept van een bi-nationale staat wordt door vrijwel niemand als ideaal gezien, maar wordt meestal voorgesteld als “second best” en/of als onvermijdelijke overgangsfase.

De relevantie van de één-staatdiscussie

Met “de één-staat oplossing” vrijwel altijd gedoeld op het gehele conflictgebied: Israël tot aan de Jordaan, inclusief Jeruzalem, de Westelijke Jordaanoever en Gaza. Dat betekent dat het gaat om min of meer gelijke aantallen Palestijnen en joden (ongeveer 5,5 respectievelijk 6 miljoen). Als onderhandelingsmodel speelt het model in de politiek een marginale rol, omdat de gehele internationale gemeenschap streeft naar een aparte Palestijnse staat: het twee staten model. Toch krijgt de discussie over het één staat model – in de zin van een democratie zonder etnische discriminatie – geleidelijk meer aandacht en wel om twee redenen.

A. De spanning tussen de joodse meerderheid en de Palestijnse minderheid in Israël zelf (binnen de Groene Lijn, de grenzen van 1967) neemt toe. De scheidslijnen worden dieper en het discriminatoir karakter van wetten wordt aangescherpt. De Israëlische claim, joods èn democratisch te zijn wordt minder houdbaar. De druk op Israël om zijn niet-joodse minderheid als volwaardige burgers naar westerse maatstaven te behandelen zou groter kunnen worden. In demografisch opzicht hoeft dit vanuit een zionistische visie minder gevoelig te liggen: de Israëlische Palestijnen blijven namelijk tot in lengte van jaren ver in de minderheid. Principieel ligt dat anders: de eis van gelijke rechten tast evenzeer het idee van een joodse staat aan, ook al beperkt het zich tot Israël binnen de grenzen van 1967. Zeker als er voor die minderheid geen alternatief zou zijn, in de vorm van een eigen Palestijnse staat.

B. Als een levensvatbare Palestijnse staat in de bezette gebieden onmogelijk blijkt te zijn geworden, bijvoorbeeld als gevolg van het nederzettingenbeleid. Daardoor zou het fundamentele vraagstuk van het wel of niet democratisch zijn van de Israëlische staat zich uitbreiden tot de gehele bevolking van groot Israël: 6 miljoen joden en tenminste 5,5 miljoen Palestijnen.

Over de haalbaarheid van een Palestijnse staat lopen de meningen uiteen. Het pessimisme neemt echter toe. Momenten die dit pessimisme hebben teweeggebracht zijn: het mislukte Camp David overleg in 2000, de politieke aardverschuiving naar rechts in Israël sindsdien, de tweede Palestijnse volksopstand (intifada) en de enorme uitbreiding van de nederzettingen in bezet gebied, vooral na 2000. Ook wordt genoemd (Rashid Khalidi) het overleg Bush – Sharon in 2004 waarbij “the facts on the ground”, dat wil zeggen de grote nederzettingenblokken, door de Amerikaanse president politiek werden erkend.

Conclusie

De internationale diplomatie inclusief de PLO gaat sinds 1991 uit van de komst van een Palestijnse staat. Daarom ging de één staat discussie tot voor kort “alleen” over de principiële vraag of een staat op ethnische (lees: joodse) grondslag, ethisch geoorloofd is. De laatste jaren kan echter een toenemende politieke belangstelling voor het concept van één staat worden waargenomen. Zowel bij voor – als tegenstanders. Dit hangt samen met de toenemende scepsis ten opzichte van de nog resterende mogelijkheden voor een Palestijnse staat. Een omwenteling op hoog politiek niveau (lees: bij de westerse regeringen) in de richting van de één-staatgedachte is op korte termijn nauwelijks denkbaar gezien de politieke energie die daarin sinds “Oslo” geïnvesteerd is. In Israël zelf wordt de discussie bijna gezien als verraad en blijft mede daarom ook in Palestijnse kring zeer beperkt. In de bezette Westelijke Jordaanoever is de één staat gedachte bedreigend voor het deel van de Palestijnse elite die onderhandelt en zaken doet met Israël en daar een bevoorrechte positie aan ontleent. Hamas, dat regeert in Gaza heeft nooit Israël erkend als joodse staat en staat daarom dichter bij de één-staatgedachte, zij het waarschijnlijk niet bij de seculiere vorm daarvan. Het intellectuele debat over het seculiere één-staatmodel vindt daarom voornamelijk plaats in de Palestijnse diaspora in het westen. Het debat over de concrete uitwerking van het één-staat model is vrij marginaal.

 

Literatuursuggesties:

  1. Heijden, Chris van der. Israël; Een onherstelbare vergissing. Amsterdam/Antwerpen, uitg. Contact, 2008.
  2. Gorenberg, Gershom. The Unmaking of Israel. HarperCollins Publ., New York, 2011.
  3. Kovel, Joel. Overcoming Zionism. Creating a Single Democratic State in Israel/Palestine. Pluto Press, 2007.
  4. Hilal, Jamil (editor) Where Now For Palestine – The Demise of the Two-State Solution. Londen/NY, Zed Books, 2007.
  5. Tilley, Virginia. The one-state solution: a breakthrough for peace in the Israeli-Palestinian deadlock. Manchester University Press, 2005.
  6. Abunimah, Ali One Country: A Bold Proposal to End the Israeli-Palestinian Impasse. NY, Picador, 2007.
  7. Hattis, Susan Lee. The bi-national idea in Palestine during Mandatory times. Haifa, Shikmona, 1970.
  8. Judt, Tony. Israel: The Alternative. New York Review of Books, 23 oktober 2003.
  9. Masalha, Nur. Expulsion of the Palestinians: The Concept of ‘Transfer’ in Zionist Political Thought, 1882-1948. Washington DC: Institute for Palestine Studies, 1992.

Sites en zoektermen:

  1. One democratic state group
  2. American Jewish Committee AJC one state
  3. One state declaration abunimah pappe
  4. Peter Beinart one state solution
  5. Jeffrey Goldberg one state solution
  6. Commentary Magazine one state solution
  7. 1not2 One State in Palestine, reading
  8. singlestate.org
  9. Avi Shlaim one state solution
  10. Khalil Shikaki polls one state solution
  11. Haneen Zoabi one state solution

CITATEN:

  1. Even at the beginning of the (…) Intifada [2000], polls showed that about 80 % of the Palestinians still wanted a two-state solution.” Tanya Reinhart in: Israel/Palestine. How to end the War of 1948, 2002.
  2. It’s time for a secular, democratic state to cease being part of a removed academic discussion, and instead be integrated into mainstream debate, if not dialogue in Palestine and Israel.” Ramzy Baroud, “Coexistence, Not Apartheid”, 23 mei 2008.
  3. “(…) even progressives sometimes fight the last battle, especially if it was a heroic fight for which they were born too late. One person, one vote was the answer in South Africa, they say; therefore it is the solution for Israel.” Gershom Gorenberg in: The Unmaking of Israel, 2011.