Transfer, Jordaanse optie

Door: Jan Schnerr - Laatst aangepast op: 12 januari 2014

I IN HET KORT

“TRANSFER”, JORDAANSE OPTIE, ETNISCHE ZUIVERING

Avigdor Lieberman: bepleit uitruil van de”Triangle” (foto: Der Spiegel)

Het ideaal van de overgrote meerderheid van de zionistische joden is een joodse staat die ook in demografisch opzicht zoveel mogelijk joods is. Het streven naar een zuiver joodse maatschappij kwam al in de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw, ver voor de oprichting van de staat Israël, tot uiting in de politiek van “joodse arbeid”: joodse bedrijven dienden geen Arabische werknemers in te zetten. In 1949 waren er na de verdrijving van ongeveer 750.000 Palestijnen nog 150.000 oorspronkelijke bewoners over. De bevolkingsgroei onder de Israëlische Palestijnen is echter groter dan onder joden. Tegenwoordig zijn van alle inwoners van Israël (waarbij de joden in de bezette gebieden worden meegeteld) 20% niet-joods, vrijwel allemaal Palestijns. Dat wordt voor het joodse karakter van de staat als een bovengrens beschouwd. Vandaar dat veel wetten een stimulans bevatten om Palestijnen te doen emigreren maar hun terugkeer onmogelijk te maken. Dit wordt wel aangeduid met “stille etnische zuivering”.

De discussie over het op grotere schaal “kwijtraken” van Palestijnen, ook wel “transfer” genoemd begon onder joodse leiders al voor de Tweede Wereldoorlog. Later, nadat 1967 nieuwe gebieden waren veroverd en enkele miljoenen Palestijnen onder Israëlisch gezag kwamen, leefde de discussie weer op. Vooral toen de rechtse partij Likoed in 1977 aan de regering kwam. Waarschijnlijk vallen er momenteel bijna evenveel Palestijnen als joden (tegen de zes miljoen elk) onder Israëlisch gezag, inclusief de Palestijnen in de bezette gebieden. Nu de kans op een levensvatbare en werkelijk zelfstandige Palestijnse staat afneemt, dringt zich de vraag op wat de opvattingen binnen Israëlische politieke top zijn over “transfer” toe aan relevantie. Primair doet die vraag zich voor ten aanzien van de bezette gebieden maar is uiteindelijk ook van belang ten aanzien van de Palestijnen in Israël zelf.

Duidelijk is dat verdrijving, “transfer” en etnische zuivering in strijd zijn met het internationaal recht. Toch hebben veel Israëlische toppolitici en hoge legerofficieren zich uitgesproken voor een of andere vorm van transfer. In functie zijn zij terughoudender wat waarschijnlijk samenhangt met het gegeven dat westerse regeringen niet met dit thema geconfronteerd willen worden. Verschillende scenario’s zijn in de discussies genoemd;

  1. 300.000 Palestijnen die in Israël in het gebied “the Triangle” (de driehoek) wonen worden bij het Palestijns gebied op de Westoever gevoegd (en verliezen hun Israëlisch staatsburgerschap).
  2. De Gazastrook wordt onder Egyptisch bestuur gebracht. Gezien de dramatische effecten van de afgrendeling van Gaza is de verwachting bij sommigen dat vroeg of laat een uittocht naar Egypte zal ontstaan.
  3. Delen van de Westelijke Jordaanoever worden op enigerlei wijze in een bestuurlijk verband met Jordanië gebracht. Ook hier verwachten sommige voorstanders een uittocht als Israël het gebied niet tot ontwikkeling laat komen. Een dergelijke ontwikkeling zou zich sowieso voor kunnen doen als er een Palestijns staatje zou komen dat niet levensvatbaar blijkt te zijn. Er is ook een scenario van een massale gedwongen verdrijving van Palestijnen naar Jordanië. Veel voorstanders daarvan zijn te vinden in de religieus-zionistische hoek. Dit soort ideeën of verwachtingen worden samengevat met de term “Jordaanse optie”.

Officiële Israëlische functionarissen zijn zwijgzaam over dit onderwerp. De politiek van de regering, gericht op interne verdrijving van de Palestijnse bevolking van hun grond en hun concentratie in overvolle steden vrijwel zonder bouwgrond, zorgt ervoor dat “transfer” ook buiten zionistische kring een politiek thema blijft.

 

II ACHTERGROND EN ANALYSE

VIJF á ZES MILJOEN NIET-JODEN ALS PROBLEEM

De joodse staat en etnische zuivering: de achterliggende ideologie

Pro-Israëldemonstranten en Tea Party-activisten in de VS

Het zionisme vond zijn inspiratiebron aanvankelijk in het laat negentiende-eeuwse nationalisme. De kerngedachte daarvan was dat voor de ontplooiing van een volk etnische homogeniteit noodzakelijk is. Als namelijk verschillende volkeren (etnieën) door elkaar heen leven, dus niet elk een eigen grondgebied hebben en hun taal, godsdienst en tradities enz. niet de overheersende cultuur uitmaken dan zouden zij zich niet volledig kunnen ontplooien. Dit is een centraal uitgangspunt voor de zionistische beweging geworden: een eigen gebied waar joden het karakter van de staat bepalen en de identiteit van zijn bevolking.

De gedachte aan een zuiver joodse staat is al in een vroege fase van het zionisme opgekomen. Al rond 1900 waren veel zionisten van mening dat een “joods tehuis”, bijvoorbeeld in het toenmalige Palestina niet voldoende was. Er moest een staatsverband zijn waarin alle belangrijke politieke en economische beslissingen door joden werden genomen. Een staat waarin joden in principe alleen met joden behoefden samen te leven en samen te werken. Kortom, een joodse staat. Met joodse symbolen. Zie Jaffadok ISRAËL ZIONISME IDEEËNGESCHIEDENIS.

In Brits Palestina van de vorige eeuw hebben ook gematigder varianten van het zionisme bestaan. Een binationale staat bijvoorbeeld met twee gelijkwaardige gemeenschappen was (en is) volgens sommige zionisten denkbaar. Zo’n ontwikkeling werd in Brits Palestina in de jaren ’20 en de jaren ’30 van de vorige eeuw steeds onwaarschijnlijker door de ideologische weg die de joodse gemeenschap insloeg. Zowel joodse ondernemingen (vaak landbouwcollectieven) als de joodse vakbond kozen op ideologische gronden voor joodse arbeid. In plaats van het toendertijd veel voorkomende koloniale systeem van exploitatie van de lokale bevolking. Zie Jaffadok ISRAËL GESCHIEDENIS TOT-1949.

Dit is niet een economisch maar een ideologisch gedreven strategie: het zoveel mogelijk uit het zicht, maar mogelijk zelfs geheel doen verdwijnen van het niet-joodse element uit de joodse gemeenschap. Het werd de basis voor de joodse gemeenschap die zich na de Eerste Wereldoorlog in het Midden-Oosten heeft gevestigd. Ook na 1948, in de staat Israël bleef dit de overheersende tendens. Zo heeft Israël bijvoorbeeld na de veroveringen in 1967 zo’n vijftien jaar lang op grote schaal gebruik gemaakt van goedkope Palestijnse arbeid uit de bezette gebieden. Toch hebben de autoriteiten vanaf eind jaren ’80 joden en Palestijnen weer uit elkaar gehaald via complexe administratieve systemen en fysieke barrières. Zie Jaffadok: ISRAËL ETNICITEIT APARTHEID-KOLONIALISME.

“Verdrijving”, “transfer”, “etnische zuivering”, “Jordaanse optie”, “genocide”

Verdrijvingen op etnische basis hebben in de loop van de geschiedenis vaker plaatsgevonden. Daarover en over de internationaal rechtelijke aspecten bestaat uitgebreide literatuur (veel verwijzingen zijn te vinden in: themanummer tijdschrift al-Majdal, voorjaar/zomer 2012). Relevant is in dit verband de “uitwisseling” van Grieken en Turken in 1923. Die verdrijving heeft in de visie van een aantal zionistische leiders het idee van verdrijving van niet-joden een legale status gegeven (genoemd worden: Israel Zangwill, Edmond de Rothschild, Arthur Ruppin, Nachman Syrkin, Max Nordau, Leo Matzkin, Chaim Weizmann en David Ben Goerion).

Bij “transfer” gaat het om het streven of de wens om het joodse karakter van het land te versterken door tenminste een aanzienlijk deel van de niet-joden te verdrijven. Zionistische voorstanders gebruikten veelal de term “transfer” omdat die de suggestie van een ruil inhoudt: bijvoorbeeld “het als compensatie verkrijgen van vruchtbare grond in een ander land, binnen de Arabische natie” (Ben Goerion in 1938: “The matter here is not one of expulsion, but of organized transfer (…)”). De bekendste historische verdrijving in de geschiedenis van Israël is de “nakba” (ofwel: “catastrofe”. Jaffadok: PALESTIJNEN GESCHIEDENIS VERDRIJVING-NAKBA). Die vond plaats tijdens de joods-Arabische oorlog van 1947 tot 1949. Tijdens deze zogenoemde onafhankelijkheidsoorlog werden ruim 700.000 Palestijnen uit de nieuwe staat Israël verdreven en bleven er slechts 160.000 achter in het nieuwe Israël. Iets minder bekend en minder omvangrijk is de verdrijving die plaatsvond tijdens de oorlog van 1967 en in de nasleep daarvan tot in 1968. Deze episodes worden vrij algemeen aangeduid met “etnische zuivering“. Als een vorm van etnische zuivering zou ook beschouwd kunnen worden, de totale weigering om een terugkeer van vluchtelingen te overwegen. Ook over de terugkeer van een klein deel van deze vluchtelingen heeft Israël in het kader van het Oslo-vredesoverleg niet willen onderhandelen. Zie Jaffadok: PALESTIJNEN VLUCHTELINGEN POLITIEK. Met de term “Jordaanse optie” wordt gedoeld op een “transfer” van Palestijnen naar Jordanië: zie hierna. Soms wordt daarmee gedoeld op een federatief verband van Jordanië en een toekomstige Palestijnse staat.

Palestijnen: een vreemd element in het “Land van de joden”

G. Wilders: bepleit(te?) “de Jordaanse optie”

Typerend voor het Israëlische nationalisme is de wisselwerking die al in een vroeg stadium van de joodse vestiging in Palestina ontstaan is tussen het religieuze en het seculiere (het niet godsdienstige) element binnen het zionisme. De eerste claims op het land Palestina kwamen niet uit joods-religieuze maar uit seculiere hoek. De claims waren politiek gemotiveerd en er werd steun voor verkregen onder Europese politieke leiders. Zie Jaffadok PALESTIJNEN GESCHIEDENIS VOOR-1948 BALFOUR-VERKLARING.

De op zich seculiere, dus niet-godsdienstige, opvattingen rond het “joodse thuisland” raakte geleidelijk verweven met religieuze opvattingen en (deels nieuwe) interpretaties van de heilige schriften. Dat proces van versmelting van seculier en religieus nationalisme zette zich voort na de oprichting van de staat Israël. Er wordt wel de term “staatsreligie” voor gebruikt. Bij dit proces heeft de socialistische stroming binnen het zionisme (“labor zionism”) in de eerste helft van de 20e eeuw een belangrijke rol gespeeld. Door Israel Shahak worden in dit verband niet-religieuze leiders genoemd als Lavie, Cizling, Ben Goerion, Kaplan, Sharett (Jewish Agency), Tratakover, Katznelson, Weitz (Jewish National Fund) en Golda Meir. De transfer gedachte vloeide grotendeels voort uit deze nationalistische ideologie omdat in deze opvatting de lokale “Arabieren” leefden op joods land.

Leiders van de naoorlogse Mapai (waaruit de latere Arbeiderspartij voortkomt) hebben een belangrijke rol gespeeld in het “salonfähig” houden van de transfer gedachte in het mainstream politieke spectrum van joods Israël. Deels door het actief deelnemen aan (grotendeels binnenlandse) discussies daarover en wellicht nog meer door het achterwege laten van fundamentele kritiek op de basisgedachte. Kritiek op het idee van een transfer uit de Israëlische maatschappelijke en politieke elite betrof vaak alleen de praktische uitvoerbaarheid ervan. Meer fundamentele kritiek op het idee van verdrijving van Palestijnen is er altijd geweest vanuit de zogenaamde vredesbeweging die een belangrijke deelnemer was in het publieke debat van 1975 tot eind jaren ’90.

De orthodoxe en ultra-orthodoxe religieuze stromingen zijn na de veroveringen in 1967 sterker geworden. De lijn volk – land – religie heeft zeker met betrekking tot het bijbelse “Judea en Samaria” (de Westelijke Jordaanoever) een grotere betekenis gekregen (Jaffadok: ISRAËL ETNICITEIT LANDEIGENDOM). Nu een geleidelijk toenemend aantal ook niet-religieuze Israëlische joden “Judea en Samaria” als deel van Israël is gaan zien en een eventuele Palestijnse staat nog slechts enkele kleine gebiedjes daarbinnen kan omvatten, is onder het grote publiek in principe een barrière tegen bepaalde vormen van “transfer” weggevallen.

De enorme nadruk op de eenheid van volk en staat en de (joodse) identiteit na de oprichting van de staat in 1948, leidde ook tot het spiegelbeeld: namelijk de stelling dat er geen Palestijns volk bestond. De stelling dat Palestijnen zich niet onderscheiden van Arabieren in het algemeen, dat zij tot een Arabische natie behoren en dat die Arabische natie grondgebied te over heeft, speelt nog steeds een belangrijke rol. Ook in de zionistische propaganda in het Westen, de zogenaamde “hasbara” (“voorlichting”). Er is ideologisch een directe relatie met de eerder genoemde etnische homogeniteit en dus met een mogelijke transfer om tot die gewenste homogeniteit te komen. Tot deze gedachtenwereld behoort ook de discussie in Israël over de vraag hoeveel procent van de bevolking (in Israël exclusief de bezette gebieden) niet-joods mag zijn, voordat dat een gevaar gaat worden voor de identiteit van de joodse staat. Het antwoord is veelal dat dat rond de 20% ligt.

Plannen en discussies: enkele voorbeelden

Vanaf het begin van de jaren ’30 van de vorige eeuw was “transfer van Arabieren” uit Palestina naar elders een geaccepteerd onderwerp van overleg en studie in de zionistische organisaties. In Palestina (de Yishuv) en in westerse landen. Hieronder een onvertaald gelaten citaat uit een artikel door Nur Masalha.

By the 1930s the Balfour Declaration had become closely associated in official Zionist thinking with the practical colonisation of Palestine and the ethnic cleaning of the indigenous Palestinians. From the early 1930s onwards a series of specific plans, generally involving Transjordan, Syria and Iraq, were produced by the Yishuv’s “transfer committees” (a euphemism for ethnic cleansing committees) and senior officials. In 1930, against the background of the 1929 disturbances in Palestine, Weizmann, then president of both the World Zionist Organisation and the Jewish Agency Executive, actively began promoting ideas of Arab “transfer” in private discussions with British officials and ministers. He presented the colonial secretary, Lord Passfield, with an official, albeit secret, proposal for the transfer of Palestinian peasants to Transjordan whereby a loan of one million Palestinian pounds would be raised from Jewish financial sources for the resettlement operation. Lord Passfield rejected the proposal. However, the justification Weizmann used in its defence formed the basis of subsequent Zionist transfer arguments. Weizmann asserted that there was nothing immoral about the ethnic cleansing of the land; that the expulsion of Greek Orthodox and Muslim (“Turkish”) populations (“population exchange”) in the early 1920s provided a precedent for a similar measure regarding the Palestinians. (Nur Masalha, Middle East Monitor, 01/09/2013)

Tussen 1936 en 1939 vond een Arabische revolte in Palestina plaats. In de jaren daarvoor was de joodse gemeenschap door immigratie uit Europa sterk gegroeid en was daardoor assertiever geworden. Een en ander leidde tot een discussie over transfer van “Arabieren”, op een door de socialistische Mapai partij georganiseerd congres in 1937 in Zurich. Kort daarvoor had de Britse Peel Commissie de gedachte geopperd van een geografische scheiding van joden en Palestijnen. Transfer als politiek kreeg veel steun van de Mapai leiders. Er waren praktische maar geen morele bezwaren.

In 1951/1952 werd een plan uitgewerkt om christelijke Palestijnen te doen emigreren naar Zuid-Amerika. Het plan is onder meer besproken met Ben Goerion en Moshe Sharett (minister van buitenlandse zaken). De bezwaren die naar voren werden gebracht waren van praktische en politieke aard. Met name de te verwachten negatieve reacties vanuit de westerse kerken werden als tegenargument genoemd.

In 1955/1956 werden plannen uitgewerkt en besproken met onder andere Sharett, Levy Eshkol en Golda Meir om Palestijnse nederzettingen in Lybië te bevorderen. Als gevolg van de Suezoorlog bleef deze emigratie beperkt tot enkele honderden Palestijnen.

bron: speedymedia.blogspot.nl

De oorlog van 1967 leidde tot een opleving van het transfer idee. Zeer kort na het beëindigen van de gewapende strijd werden op hoog politiek niveau ideeën gelanceerd: door Abba Eban werd voorgesteld de vluchtelingen van 1948/1949 (die het leger in de veroverde gebieden weer tegenkwam) naar Arabische landen sturen, met name naar Syrië en Irak. Zowel Yigal Allon (naar de Sinaï) en Menahem Begin (eveneens: Sinaï) kwamen met voorstellen. Daarna was er tot in de tweede helft van 1968 sprake van het uitoefenen van druk op Palestijnen uit Gaza en de Westelijke Jordaanoever om te vertrekken naar Jordanië. Een speciale eenheid vanuit het bureau van de eerste minister, werkzaam in Gaza moest het vertrek van Palestijnen naar (wederom) Zuid-Amerika bevorderen. Ongeveer 1000 Palestijnen kwamen daar terecht. Voornamelijk in Paraguay.

In de nasleep van de invasie in 1982 in Libanon leefde de transfer-discussie weer op. Dit fenomeen – geweld, ontheemde Palestijnen en het opleven van de transfer gedachte – doet zich voor tot in de huidige tijd. Bijvoorbeeld na het uitbreken van de eerste Palestijnse volksopstand, de eerste Intifada eind 1987. Die leidde eind jaren ’80 tot het op de agenda zetten van de transfer door rechtse stromingen in de politiek. Daarbij ging het zowel om Palestijnen uit Gaza als uit de bezette Westelijke Jordaanoever. Plaatsvervangend minister van Buitenlandse Zaken en latere premier Benjamin Netanyahu was bijvoorbeeld in 1989 actief in deze discussie:

Israel should have taken advantage of the suppression of the demonstrations in China [Tiananmen Square], when the world’s attention was focussed on what was happening in that country, to carry out mass expulsions among the Arabs of the Territories. However, to my regret, they did not support that policy that I proposed, and which I still propose should be implemented.” (citaat: Tikun Olamblog, 13/01/2011). Vanuit de militaire bovenlaag kwamen tijdens deze volksopstand soortgelijke geluiden:

“[so that Palestinians would] face unemployment and a shortage of land and water and thus we can create the necessary conditions for the departure of the Palestinians from the West Bank and Gaza.” (gen. Shlomo Gazit, geciteerd door El. Intifada, 10/12/2007)

Het Likoedkabinet dat medio 1990 aantrad bevatte verschillende ministers die zich geregeld hadden uitgesproken voor een transfer: Yitzhak Shamir, Moshe Arens, Ariel Sharon, Yuval Ne’eman en Rafael Eitan. Het op gang komen vanaf 1991 van de vredesonderhandelingen in Madrid en Oslo schoof de transfergedachte weer naar de achtergrond.

De begin 2011 afgezette Egyptische premier Mubarak heeft in een interview (de krant Al Youm Al-Sabaa, gepubliceerd 15/09/2013) verklaard dat premier Netanyahu hem in 2010 heeft benaderd met het voorstel de bevolking van Gaza over te brengen naar de Sinaïwoestijn.

(NB: De verdrijving van de niet-joodse bevolking van de Golan Hoogvlakte en de bevolkingspolitiek in Oost-Jeruzalem zullen als aparte onderwerpen op Jaffadok worden behandeld.)

De binnenlandse politiek: transfer en bevolkingspolitiek

Zowel bij het linkse blok, aangevoerd door de Arbeiderspartij als bij rechtse partijen met Likoed als grootste is de transfer niet of nauwelijks een morele kwestie geweest. Het ging om effectiviteit, haalbaarheid en politieke afweging. Zoals de verwachtte negatieve reacties van de westerse landen. Linkse politici, over het algemeen voortkomend uit de seculiere Ashkenasische (van oorsprong Europese) elite hebben doorgaans meer rekening gehouden met deze mogelijke negatieve reacties van westerse mogendheden op grootscheepse verdrijvingen.

Binnen het rechtse blok dat onder aanvoering van Likoed de Israëlische politiek vanaf eind jaren ’70 geleidelijk is gaan beheersen, is een onopgeloste spanning blijven bestaan tussen twee strategieën om “het Palestijnse probleem” op te lossen:

  1. De verdrijving op grote schaal als de meest effectieve methode.
  2. De erkenning van de onhaalbaarheid van een massale transfer en het als “second best” zoveel mogelijk scheiden van Joden en Palestijnen in afwachting van een toekomstige “oplossing”.

Het rechtse blok is politiek sterk afhankelijk van de religieuzen en de kolonisten en wordt ook door de radicale opvattingen van die groeperingen beïnvloed. Dit leidde na 1990 en versneld na 2000 tot bovenbedoelde scheiding en tot concentratie van vier miljoen Palestijnen op een aantal kleine gebieden binnen de Westelijke Jordaanoever en in Gaza. Dit concentratiebeleid is anno 2013 vrijwel afgerond. Strategie 2 (hierboven) is dus gekozen, althans voorshands en gerealiseerd met een minimum aan “opgeven van joodse grond” in het religieuze kernland: Judea en Samaria (de Westelijke Jordaanoever). Zie verder: Jaffadok: ISRAËL BEZETTING GESCHIEDENIS-STRATEGIE

Ruimtelijke planning en concentratie: anticipatie op verdrijving?

Een constante in de Israëlische binnenlandse politiek is een ruimtelijke planning die scheiding van joden en Palestijnen bevordert en die in het algemeen ook geografische concentratie van de Palestijnse bevolking tot gevolg heeft. Ook scheiding van Palestijnse gemeenschappen speelt in dat beleid een belangrijke rol. Dat geldt voor de bezette gebieden maar ook binnen Israël zelf (Israël binnen de “groene lijn”, dwz binnen de grenzen van 1967). En het geldt zowel voor de grootschalige ruimtelijke strategie als voor de fijnmazige ruimtelijke planning. Enkele voorbeelden van grootschalige planning zijn: de verdeling van de Westelijke Jordaanover in A-, B- en C-gebieden, ook lang nadat de Oslo Akkoorden geïmplementeerd hadden moeten zijn; de reisbelemmeringen binnen en tussen die gebieden; het isoleren van de Gazastrook van de Westelijke Jordaanover; de reisbelemmeringen van en naar Oost-Jeruzalem; aparte wegen voor joden en Palestijnen; enzovoort. Deze segregatiepolitiek op nationaal niveau en de zeer fijnmazige en complexe segregatiepolitiek op lokaal niveau is tot nu toe het meest grondig en systematisch beschreven door Dr Victoria Waltz c.s., in de hierna (onder literatuur) genoemde studie “THE FABRICATION of ISRAEL, … etc.”.

Deze Israëlische plannings- en concentratiepolitiek is niet een “transfer”-politiek in de zin van verdrijving naar andere landen. Het heeft wel tot gevolg dat een van oorsprong grotendeels agrarische bevolking gedwongen wordt zijn band met de grond en zijn oorspronkelijke woonplaats op te geven. Dit aspect en het element van ruimtelijke concentratie van mensen op basis van etnische criteria maakt een eventuele grootschalige “etnische zuivering” wel beter uitvoerbaar, los van de vraag of er recente en officiële plannen in die richting bestaan.

De studie van Waltz is te vinden op: http://www.palaestina-portal.eu/Waltz/finalonefile.pdf

Jordanië en de “Jordaanse optie”

Jordanië en Israël hebben een lange gezamenlijke grens. De bevolking van Jordanië bestaat (de schattingen lopen sterk uiteen en zijn politiek omstreden) voor 50 tot 70 % uit Palestijnen. Dat is voornamelijk het gevolg van de twee grote verdrijvingen, in 1948 en 1967. Een deel van de Jordaanse Palestijnen hebben zich economisch en maatschappelijk goed kunnen ontwikkelen. Een deel heeft geen staatsburgerschap. De Palestijnse gemeenschap in Jordanië is “partner” bij de stilzwijgende afspraak dat de macht in Jordanië gelijkelijk is verdeeld tussen de Palestijnen en de rest van de bevolking (“Transjordaniërs”) op grond van demografische factoren. Tot deze afspraak behoort de aanname dat beide zo’n 50% van de bevolking uitmaken en dat het koningshuis neutraal is.

Binnen Israël en in zionistische kringen daarbuiten circuleert al tientallen jaren het idee van de “Jordaanse optie”. Deze komt er in de kern op neer dat Jordanië de Palestijnen van Israël “overneemt”, zodat dit een majeure stap kan doen naar een exclusief joodse staat. De Palestijnen in Gaza (ruim 1,5 miljoen mensen) blijven in dit soort Jordanië-discussies tegenwoordig (in tegenstelling tot de trandferdiscussies enkele decennia geleden) meestal buiten beschouwing. De Jordaanse optie is geworteld in de gedachte dat Jordanië deel is van het historische Palestina. Na 1977 toen Likoed voor het eerst aan de regering deelnam, begon de Jordaanse optie meer aandacht te krijgen in politieke kringen. Het werd in rechtse kring een alternatief voor een Palestijnse staat op de Westelijke Jordaanoever en Gaza (waaruit Israël toen de kolonisten nog niet had teruggetrokken).

Yitzhak Shamir die in 1983 premier werd, schreef in 1982: “reduced to its true proportions, the problem is clearly not the lack of a homeland for the Palestinian Arabs. That homeland is Trans-Jordan, or Eastern Palestine (…)” Deze gedachten zijn strijdig met een stilzwijgende afspraak die decennialang de basis vormde voor de Israëlisch-Jordaanse betrekkingen: Israël respecteert dat het Jordaanse koningshuis het voor het zeggen heeft in het buurland. Daar staat tegenover dat Jordanië honderdduizenden vluchtelingen opving tijdens de etnische zuiveringen van eind jaren ’40 en 1967/1968 (zie ook: Jaffadok MIDDEN-OOSTEN JORDANIË). De terughoudendheid van officële Israëlische regeringsfunctionarissen met betrekking tot de Jordaanse optie (ook van een uitgesproken politicus als Sharon) heeft te maken met genoemde stilzwijgende afspraak maar houdt ook rekening met Amerikaanse belangen.

Gazanen stromen de Sinaï in: Egyptische optie? (wideasleepinamerica)

Er zijn verschillende varianten van de Jordaanse optie. In de eerste plaats een harde etnische zuivering. Daarbij worden de Palestijnse inwoners van de Westelijke Jordaanoever verdreven naar het huidige Jordanië. Degenen die iets dergelijks bepleiten, koppelen dat meestal aan uitbreken van een toekomstige grote crisis, zoals een oorlog. Varianten op deze Jordanië-is-Palestina visie zijn constructies waarbij Jordanië het bestuur over de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever overneemt, zij het onder een Israëlische (militaire) paraplu. De term “regional solution” wordt in dit verband wel gebruikt.

De Jordaanse regering is mordicus tegen dergelijke constructies. De verdrijvingsoptie zou de politieke stabiliteit van Jordanië ondermijnen en kunnen leiden tot het einde van het koningshuis en tot een burgeroorlog. Toch gaan de Jordaanse regeringen en de koning zeer prudent om met deze kwestie omdat de politieke elite zeer afhankelijk is van de as VS-Israël. Indien men zoals veel Jordaanse politici niet meer gelooft dat Israël uit is op een levensvatbare tweestatenoplossing, dan is de vrees voor enigerlei Jordaanse optie op termijn, logisch. De huidige politieke stabiliteit van Jordanië wordt overigens ook in rechtse Israëlische kringen naar waarde geschat (blog abupessoptimist, 14/11/2011).

De positie van de Israëlische Palestijnen

Na de verjaging van Palestijnen in 1948/1949 en afgezien van incidentele verwijderingen en deportaties, hebben de Palestijnen die in Israël zelf wonen niet te maken gehad met grootscheepse etnische zuivering. Zij zijn echter politiek, economisch en cultureel gemarginaliseerd in verband met het feit dat zij nimmer gelijkwaardige inwoners kunnen zijn van een joodse staat. In die zin is hun toekomst binnen die staat in principe niet gegarandeerd. Vele wettelijke en administratieve regels zijn erop gericht het vertrek (bijvoorbeeld in verband met studie of huwelijk) te vergemakkelijken maar de terugkeer in feite onmogelijk te maken.

Een politieke discussie die een voorbode zou kunnen zijn van problemen voor de Israëlische Palestijnen is die over de “Triangle”. Deze “driehoek” is een gebied in Israël zelf dat door joden minder aantrekkelijk werd gevonden voor vestiging en waar ongeveer 300.000 Palestijnen wonen. De discussie gaat over de vraag of dit gebied met zijn inwoners te zijner tijd “overgedaan” zou moeten worden aan de Palestijnse staat, in ruil voor gebieden met joodse bewoners (kolonisten) op de bezette Westelijke Jordaanoever. Deze discussie draagt de boodschap uit: de Israëlische Palestijnen zijn op langere termijn ongewenst. De “loyaliteitswet” moet tegen deze achtergrond gezien worden (over deze wet volgens welke niet-joodse inwoners een loyaliteitsverklaring zouden moeten afleggen: zie lit., factsheet EAJG). Sommige analisten (o.m. Shenhav) verwachten dat de spanning rond de Israëlische Palestijnen zal oplopen als er een Palestijnse staat is. Zie verder: Jaffadok: ISRAËL BEVOLKING ISRAELISCHE-PALESTIJNEN, ISRAËL ZIONISME TOEKOMST.

Toekomstscenario’s

De internationale gemeenschap houdt vooralsnog vast aan de tweestatenoplossing. Dat geldt ook voor de meeste critici van het Israëlische kolonisatiebeleid. Impliciet gaat men ervan uit dat zo’n staat levensvatbaar zal zijn en er niet op den duur per saldo een massaal vertrek van Palestijnen zal plaatsvinden. Bijvoorbeeld als gevolg van het door Israël isoleren van de nieuwe Palestijnse staat, enigzins naar analogie van de Gazastrook (waarvan de bewoners in de huidige situatie niet weg kunnen, ook niet richting Egypte). Zo’n scenario voor de Westelijke Jordaanoever zou op langere termijn alsnog een sluipende “Jordaanse optie” tot gevolg kunnen hebben. (Jaffadok: INTERNATIONAAL OPLOSSINGSMODELLEN TWEE-STATEN)

Een variant op het bovenstaande zou een scenario zijn waarin er vijandelijkheden ontstaan tussen de Palestijnse staat en Israël. Eventueel in samenloop met andere oorlogshandelingen, zoals tussen Israël en Libanon en/of Syrië. Indien het Israëlische leger Palestijns gebied binnentrekt, zoals is gebeurd tijdens de tweede Palestijnse volksopstand (de tweede intifada) en waarbij ook dichtbevolkte steden werden aangevallen, deels met zware wapens. In een dergelijke situatie zou een stroom vluchtelingen op gang kunnen komen, in de eerste plaats naar Jordanië, zoals ook gebeurde tijdens en in de nasleep van de oorlog van 1967.

Op een ander (door hem ongewild) scenario wordt gewezen door Koning Abdullah van Jordanië in een interview in december 2011. In dat scenario gaat Israël door met de kolonisatie van de Westelijke Jordaanoever en met de concentratie en onderdrukking van de Palestijnse bevolking daar. Dat zou een sluipende “Jordaanse optie” tot gevolg kunnen hebben. Bij die gelegenheid noemde de koning de optie van een federatie tussen het huidige Jordanië en een zelfstandige Palestijnse staat. Dat zou een “second best”-optie zijn ten opzichte van een volwaardige en levensvatbare Palestijnse staat die in Jordanië kennelijk nauwelijks meer als realistisch wordt gezien (zo ook: Agazi en Bdeir). “Second best”, aangezien ook met een dergelijke federatie de politieke stabiliteit van Jordanië waarschijnlijk gevaar zal lopen.

Een scenario dat sinds de terugtrekking door Israël uit de Gazastrook (weer) aandacht krijgt is gebaseerd op een visie die aan Ariel Sharon wordt toegeschreven: Gaza komt te zijner tijd onder Egyptisch beheer (zoals tot 1967) en het Palestijnse deel van de Westelijke Jordaanoever komt op een of andere wijze onder verantwoordelijkheid van Jordanië. Zonder dat Israël militair zijn greep op het gebied verliest.

In rechtse politieke kringen in Israël is eveneens en al eerder gespeculeerd over toekomstige afspraken met Jordanië over een of andere vorm van Jordaanse verantwoordelijkheid voor wat uiteindelijk Palestijns gebied zou kunnen worden.

Hierbij moet worden bedacht dat de uit de zionistische arbeidersbeweging voortgekomen politici (meestal van de Arbeiderspartij) weliswaar in het algemeen minder expliciet waren over de wenselijkheid van etnische zuivering, maar dat zij in verantwoordelijke posities daaraan altijd actief hebben meegewerkt. In een artikel over de kolonisatie van de Golan Hoogvlakte dat nog in voorbereiding is, zal daarop gedetailleerd worden ingegaan.

Jonathan Cook argumenteert dat etnische zuiverheid de uiteindelijke drijfveer blijft van de Israëlische politiek op lange termijn. Naast het “afstoten” van Gaza en de Westoever (zoals hierboven), het overhevelen van de kwart miljoen Palestijnen in de Triangle (zie eerder in dit artikel) zullen de Israëlische leiders zich concentreren op het gereedmaken van de regio’s Galilea en de Negevwoestijn voor het ontvangen van joden die in nederzettingen op de Westoever wonen die op den duur onhoudbaar zijn. Het bijeendrijven van de bedoeïnen in de Negev (het “Prawerplan”) moet tegen die achtegrond worden gezien. Joodse vestiging in Galilea is echter nooit een succes geworden. Cook verwacht daarom dat op de resterende Palestijnen in Israël druk zal worden uitgeoefend om naar hun “eigen staat” te vertrekken.

 

Literatuursuggesties:

1. Waltz, Viktoria en Jad Isaac (ed). The Fabrication of Israel. About the Usurpation and Distruction of Palestine through Israeli Zionist Spatial Planning. Author’s Edition, Dortmund, 2010.

2. Nakhleh, Issa.Transfer: The Expulsion of Palestinians from Palestine. Encyclopedia of the Palestine Problem (internet), 1990.

3. Shahak, Israel. A History of the Concept of ‘Transfer’ in Zionism. Journal of Palestine Studies, Volume 18, No. 3, Spring 1989.

4. Masalha, Nur. Expulsion of the Palestinians: The Concept of ‘Transfer’ in Zionist Political Thought, 1882-1948. Washington DC, Institute for Palestine Studies, 1992.

5. Masalha, Nur. The Politics of Denial: Israel and the Palestinian Refugee Problem. London/Sterling, VA, Pluto Press, 2003.

6. Cook, Jonathan Blood and Religion, The Unmasking of the Jewish and Democratic State. Londen/Ann Arbor, Pluto Press, 2006.

7. “Is Jordan Palestine?” Commentary, oktober 1988.

8. Sofer, Arnon. Israel, Demography 2000-2020: Dangers and Opportunities. Haifa, Univ. of Haifa, 2001.

9. Pappe, Ilan De ethnische zuivering van Palestina. (The Ethnic Cleansing of Palestine) Kampen/Leuven, Uitgeverij Omniboek/Davidsfonds, (2006) 2009 (2e druk).

10. Teveth, Shabtai. The evolution of ‘transfer’ in Zionist thinking. Tel Aviv, Moshe Dayan Center for Middle East and African Studies, Shiloah Institute, Tel Aviv University, 1989.

11. Schechla, Joseph. Prohibition, Prosecution and Impunity for the Crime of Population Transfer. Badil kwartaal tijdschrift al-Majdal, 2012 (item 1764-artikel 4).

Sites en zoektermen:

1. MERIP interventions, Ariel Sharon and the Jordan Option, Gary Sussman March 2005

2. Arnon Sofer transfer

3. Avigdor Lieberman transfer

4. Palestine Royal [Peel] Commission transfer of Arabs

5. Journal of Palestine Studies (23/03/2012), Ben Gurion and the Arab Transfer

6. Benny Morris expulsion Palestinians

7. July 18, 2004, Foreign Minister Jordania Marwan Muasher, interview Haaretz

8. Jordan-Is-Palestine Thesis Daniel Pipes

9. Factsheet EAJG, 23-10-2010, Loyaliteitswet: wel of niet ook voor joden?

10. Badil, al-Majdal Quarterly Magazine transfer, spring/summer 2012

11. Gadi Algazi, Azmi Bdeir, Haaretz 16-11-2002 transfer real nightmare

12. middleeastmonitor, Nur Masalha, 01/09/2014, Powerfull symbols

CITATEN:

1. “It must be clear that there is no room in the country for both peoples (…) There is no way but to transfer the Arabs from here to the neighbouring countries, (…) For this goal funds will be found.” Joseph Weitz, directeur Jewish National Fund’s Land Department, 1940. Geciteerd: J. Cook, Blood and Religion, 2006, blz. 97.

2. “Israel should have taken advantage of the suppression of the demonstrations in China, while the world’s attention was focused on these events, and should have carried out mass deportations of Arabs from the territories. Unfortunately, this plan I proposed did not gain support, yet I still suggest to put it into action.” Benjamin Netanyahu, plv. Minister van Buitenlandse Zaken, Yediot Aharonot, November, 1989. Gecit. door Issa Nakhleh.

3. “How much money is it going to cost? How many trucks will be needed? Where will the fenced deportation camps be established on the way to deportation? … And, the main thing: how many can we deport before the great powers intervene in the events here? Even the proponents of the transfer understand that the idea is impracticable.” Prof. Amnon (Arnon) Sofer, Koterit Rashit, 3 februari 1988. (gecit. door Israel Shahak)

4. “Even more than that, I think that we are missing the point about the key problem of the two-state solution. In my opinion, the ones who will suffer the most are the Palestinian Israelis. People will tell them: You don’t want to bear arms or to swear allegiance [to the state of Israel]? So go to your own state. Pressure will start for the transfer of Palestinian Israelis.“ Yehouda Shenhav, site al-Monitor, 10/10/2013