Geschiedenis, strategie

Door: Jan Schnerr - Laatst aangepast op: 14 juni 2012

Het leger in actie in de Westbank (2015).

De geschiedenis

De Westelijke Jordaanoever, de Gazastrook en de Sinaïwoestijn werden door Israël in 1967 veroverd. Het bevestigde daarmee zijn militaire dominantie in de regio. De politieke stromingen in Israël die tegen territoriale concessies waren, werden door de militaire successen versterkt. Alleen de Sinaï werd later grotendeels weer onder Egyptisch gezag geplaatst in het kader van een vredesverdrag. Onmiddellijk na de oorlog van 1967 werd begonnen met een, aanvankelijk kwantitatief bescheiden kolonisatieprogramma. Tot eind jaren ‘80 was de strategie om de Palestijnse economie te integreren in de Israëlische. De bezetting en het militair bestuur over de Palestijnen in de bezette gebieden stimuleerden onbedoeld het Palestijnse nationale streven. Dit liep uit op de opstand die in december 1987 begon: de 1e Intifada. In de jaren ’90 breidde de kolonisatie zich aanzienlijk uit. Internationaal veranderde dit het beeld van Israël: van pioniersmaatschappij met de kibboets als symbool, tot de staat die kolonisatie steunt ten koste van de autochtone bevolking. De Israëlische economie heeft zich in de eerste helft van de jaren ‘90 losgemaakt van goedkope Palestijnse arbeid uit Gaza en de Westelijke Jordaanoever. In die jaren werden ook circa 1 miljoen immigranten (joden respectievelijk veronderstelde joden) uit de voormalige Sovjet-Unie opgevangen.

Gedurende de eerste jaren had de bezetting een weinig gewelddadig en enigzins liberaal karakter. Handel tussen Palestijnen en bijvoorbeeld Jordanië was mogelijk. Minister van defensie Moshe Dayan ging ervan uit dat met rust in “de gebieden” de bezetting zolang als wenselijk was zou kunnen worden gecontinueerd. Dit werkte twintig jaar lang, tot in 1987 een jongere generatie Palestijnen tot actie overging: de 1e intifada. Daarna verhardde het bezettingsregiem zich.

Het zogenaamde Oslo-proces leidde begin jaren ’90 een niet geheel consistente beleids- of strategiewijziging in aan Israëlische zijde. Onder druk van de regering Bush I en in de nasleep van de 1e intifada. Een vergelijk met de Palestijnen in de bezette gebieden werd toen het doel van een deel van de Israëlische politieke top. De in gang gezette liberalisering van de tot dan sterk collectieve economie en de verwachte voordelen van een vergelijk voor het Israëlische bedrijfsleven speelden eveneens een rol. In de tweede helft van de jaren ’90 kwam een terugslag, met de komst van de regering Netanyahu. De regering Barak (Arbeiderspartij, 1999 – 2001) vormde de definitieve overgang naar een door Likoed en religieuzen gestuurde bezettingspolitiek die wordt gekenmerkt door het systematisch onmogelijk maken van een levensvatbare Palestijnse staat in “Judea en Samaria” (de Westelijke Jordaanoever). Zonder dat Israëlische regeringen overigens formeel afscheid namen van het Oslo-proces. Sinds 2012 komen signalen vanuit de politieke en militaire top in de richting van een unilaterale beslissing door Israël die zou kunnen leiden tot een Palestijnse “staat” op een klein grondgebied en met voorlopige grenzen.

Arrestatie van Palestijnen na de verovering van de Gazastrook (1967).

De kolonisten, het leger, de ideologie

De religieuze drijfveer voor kolonisatie is in de jaren ‘70 vooral verwoord en gekanaliseerd door de beweging Gush Emoniem: de Goddelijke opdracht om Eretz Israel (Groot Israël), het Heilige Land, weer onder beheer van het Joodse volk te brengen. De militaire drijfveer werd verwoord in termen van een Israël dat omringd door vijanden, verdedigbare grenzen moet hebben. In analyses wordt ook gewezen op de eigen dynamiek die het leger in de zionistische beweging heeft gekregen en de militaire dimensie van de joodse staat. De (niet-religieuze) generaal Sharon heeft begin jaren ’70 de religieuze en militaire drijfveren weten te verenigen in een politieke consensus ter ondersteuning van de kolonisatie. Het economisch motief is secundair geweest. Na de 1e en zeker na het begin van de 2e Intifada (2000) werd de wens om “geen Arabieren in ons midden te hebben” krachtiger. De vrees dat de Palestijnen binnen Israël “aangestoken” zouden worden door Palestijns nationalisme en de vrees voor Palestijns gewapend verzet, leeft vooral sinds 2000 sterk.

Een constante ideologisch factor die bij de verovering van land ten behoeve van de staat Israël speelde, zowel vóór als na 1967, is: er is een joods volk en een joodse natie; er is geen Palestijns volk en geen Palestijnse natie. In die visie behoren Palestijnen tot de Arabische natie en zouden zij daar (bijvoorbeeld in Jordanië) een eigen staat kunnen vestigen. Wat dat betreft loopt er een rechte lijn van David Ben-Goerion via Golda Meir naar Menachem Begin. Ben-Goerion sloot een geheime overeenkomst met Koning Abdullah van Jordanië om de Palestijnse staat te verhinderen, waarvan sprake was in de resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in 1947. Menachem Begin sloot in 1979 een verdrag met Egypte om dat land los te maken van het streven naar een Palestijnse staat. De Oslo-overeenkomsten leken een zekere koerswending in te leiden. Overigens wordt ook daarin de Palestijnse staat niet genoemd. Vanaf 2000 kreeg het proces van het stichten van nieuwe “settlements” nieuwe dynamiek, onder andere door de actieve steun van de Israëlische overheid en het leger voor nieuwe vestigingen, legaal (volgens Israëlisch recht) dan wel niet legaal. Eigendom van land in joodse handen speelde daarbij altijd een cruciale rol.

In het algemeen kan worden gezegd dat de kolonisatie en het militair bestuur van de Westelijke Jordaanoever (“Judea en Samaria”), los van specifieke- en groepsbelangen, past in de gemengd seculier-religieuze staatsideologie van Israël. Gaza heeft nooit die ideologische betekenis gehad.

De bewegelijke “strategie” van de bezetting

Israel heeft wel de macht over de bezette gebieden willen behouden maar nooit de verantwoordelijkheid voor de bezette Palestijnse bevolking. Joodse kolonisten in “de gebieden” vallen onder Israëlisch recht, Palestijnen in principe onder militair recht. Israël aanvaardt niet de verantwoordelijkheid die het als bezettende macht heeft voor de bezette bevolking op grond van de 4e Conventie van Genève.

De muur bij Oost-Jeruzalem.

In Gaza gaat het om anderhalf miljoen mensen, op de Westelijke Jordaanoever circa 2,5 miljoen. De vraag hoe controle uit te oefenen over deze bevolking leidde tot verschillende benaderingen: van het Allon Plan uit 1967, via een systeem van “dorpsliga’s” met benoemde burgemeesters in de jaren ’70 – begin jaren ‘80 tot aan de Israëlische uitwerking van de Oslo Akkoorden. Daarin was (vanaf 1995) sprake van een verdeling van de bezette gebieden in A-, B- en C-gebieden. De C-gebieden beslaan 62 % van het bezet gebied, inclusief Oost-Jeruzalem en vallen volledig onder Israëlisch burgerlijk en militair bestuur. B-gebieden vallen onder militair bestuur. In A-gebieden vindt samenwerking plaats tussen de Israëlische en Palestijnse veiligheidsdiensten, wat tot grote spanningen aan Palestijnse kant geleid heeft. Het leven van de bezette bevolking is onderworpen aan vele beperkingen: fysieke barrières, vergunningen, verboden. Dat varieert van een algemeen uitgaansverbod tot het slechts enkele dagen per jaar mogen betreden van een olijfboomgaard. Dit complexe controleregiem wordt wel aangeduid met de “matrix of control”. Landonteigening heeft sinds 1967 op zeer grote schaal plaatsgevonden met behulp van interpretaties van bovengenoemde wetten uit het verdere verleden (Jordaanse en zelfs Ottomaanse wetgeving), Israelische wetten en militaire orders. Er zijn veel analogieën met de gang van zaken, in de beginjaren van de Israëlische staat, eind jaren ’40 en de jaren ’50 toen ook op deze wijze vrijwel alle grond aan de joodse staat kwam.

Joodse staat en joods land

Jeruzalem is in 1980 geannexeerd en wordt actief “verjoodst”. Internationaal en door kritische Israëliërs wordt hiervoor wel de term “ethnic cleansing”, etnische zuivering gebruikt. Vanaf 2002 is “de Muur” gebouwd die er onder meer voor heeft gezorgd dat 95 % van de joodse bevolking nauwelijks meer wordt geconfronteerd met Palestijnen (nb: de fysieke scheiding neemt ook in Israël zelf toe). De Gazastrook is in 2005 ontruimd van joodse nederzettingen. De controle wordt door het leger sindsdien uitgeoefend van buiten af met als middelen een blokkade, bewaking vanuit de lucht met drones, aanvallen met geleide projectielen en af en toe een breed lucht- en grondoffensief. In de Westelijke Jordaanoever is het beleid volgens verschillende mensenrechteorganisaties gericht op ontworteling van de agrarische- en dorpsbevolking en concentratie in de genoemde A-gebieden.

‘Settlers’ in actie bij Nabloes (maart 2015).

Een politieke vraag is of de Israelische top een concrete strategie voor de langere termijn heeft. Daarvoor zijn geen systematische aanwijzingen in officiële regeringsdocumenten. Er is een constante ideologische factor (zie hierboven) en op basis daarvan een voortschrijdende “strategie”. Die oriënteert zich op enkele vaste punten: 1. het joodse karakter van de staat en 2. land onder collectieve joodse zeggenschap. Het huidige beleid doet volgens veel waarnemers de kans afnemen dat ooit een levensvatbare Palestijnse staat totstand komt en doet de kans toenemen dat er te zijner tijd een uitstroom van Palestijnen ontstaat, al dan niet gepaard gaande met gewelddadigheden. Op strategisch niveau is terugtrekking uit de bezette gebieden vanaf 1967 binnen de politieke en militaire top in principe geen optie geweest. Ook niet binnen de top van de Arbeidspartij. In recente jaren is door enkelen (premier Olmert, onder andere) kortstondig een eenzijdige terugtrekking uit delen van de Westelijke Jordaanoever ter sprake gebracht: “convergentie” of: “alignment”. Daarbij werd gedacht aan een aan de Gaza-operatie, de “disengagement”, verwante gang van zaken: verhuizing van kolonisten.

Terwijl er in de jaren ’80 en ’90 nog een aanzienlijke weerstand onder de joodse bevolking was tegen de bezetting, is vanaf eind jaren ‘90 en zeker na het uitbreken van de 2e intifada de consensus rond het bezettingsbeleid toegenomen. Dat Israël erin is geslaagd het gewapend verzet te breken en het fysieke contact met de Palestijnse wereld vergaand heeft gereduceerd, heeft daar een belangrijke rol bij gespeeld.

Er wonen nu ruim 500.000 kolonisten in de bezette gebieden inclusief Jeruzalem. 250.000 daarvan wonen in de agglomeratie Jeruzalem (in en rond Oost-Jeruzalem), 180.000 in vijf grote bebouwingsconcentraties (“settlement-blocs”) en 70.000 in kleine nederzettingen. De internationale gemeenschap ziet de bezetting als illegaal en als een tijdelijkheid die via onderhandelingen moet uitmonden in een Palestijnse staat. Zoals aangegeven, wordt sinds 2012 het thema van eenzijdige terugtrekking op Israëlische voorwaarden weer naar voren gebracht vanuit de Israëlische top.

 

Literatuursuggesties:

1. Waltz, Viktoria. THE FABRICATION of ISRAEL. About the Usurpation and Distruction of Palestine through Israeli Zionist Spatial Planning, A Unique Planning Issue. Univ. van Dortmund, .

2. Zertal, Idith en Akiva Eldar. The Lords of the Land. The War over Israel’s Settlements in the Occupied Territoties, 1967 – 2007. Nation Books, NY, 2007 (Eng. vert.).

3. Said, Edward. From Oslo to Iraq, and the Road Map. Pantheon Books, NY, 2004.

4. Reinhart, Tanya. Israel/Palestine, How to end the war of 1948. Seven Stories Press, NY, 2002.

Sites en zoektermen:

1. Yeshayahu Leobowitz holiness of the land

2. israel article 49 fourth geneva convention

3. labor governments settlements

4. likud governments settlements

5. ariel sharon expansion settlements

6. gush emunim/bloc of faith

Suggesties voor scripties, werkstukken, nader onderzoek:

1. De “State of Israel” ten opzichte van het concept van “the Land of Israel”.

2. Vergelijking van de grenzen van een Palestijnse staat bij eenzijdige Israëlische vaststelling, met de “grenzen van ‘67”.

3. De historie van de Israëlische stelling, “er is geen partner voor vrede”.

CITAAT:

1. “How can we return the occupied territories? There is nobody to return them to.” Golda Meir, Premier van Israël, 8 maart 1969.

2. “(…) the Israel Defense Forces have long ago become the Settlements Defense Forces.” Uri Avnery, column Gush Shalom, 21 april 2012.