Samenvatting
Bij het uitbreken van de oorlog in 1914 woonden er 683.000 Arabieren in Palestina en 60.000 joden, van wie ongeveer 33.000 recente immigranten.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914 – 1918) hadden Engeland en Frankrijk grote koloniale belangen in het Midden-Oosten. Het Ottomaanse Rijk liep op zijn laatste benen. In de Engelse visie was er geen plaats voor Duitsland, maar wel voor Frankrijk. In1916 sloten de Engelsen en Fransen de Sykes-Picot overeenkomst waarin zij afspraken maakten over de invloedssferen in het Midden-Oosten, na afloop van de oorlog. De verwachting bij veel Arabieren van een sterke Arabische natie na de terugtrekking van de Ottomanen, gewekt door eerdere afspraken met de Engelsen, werd hier gefrustreerd. Men voelde zich verraden door de koloniale machten. In de “Balfour Verklaring” legde Engeland vast dat er in “Palestina” een “national home for the Jewish people” moest komen. Deze toezegging heeft drie decennia lang een zeer grote rol gespeeld in de driehoeksrelatie Engelsen – zionisten – Palestijnen.
De conferentie van San Remo in 1920 wees “Palestina” (inclusief het huidige Jordanië) en Irak toe aan de Engelse invloedssfeer. De Balfour verklaring maakte ook deel uit van de tekst van het in 1922 door de Volkenbond aan Engeland gegeven mandaat voor “Palestina”. Engeland splitste het mandaatgebied op in Palestina en Transjordanië. Het was voor het eerst dat Palestina als politieke eenheid verscheen.
De situatie waarin Palestina en zijn Arabisch-Palestijnse inwoners terecht kwamen was complex, als gevolg van de Britse beloften aan de Europese zionistische beweging. De zionistische lobby had in het regeringscentrum in Londen veel invloed. Daarnaast waren de Engelsen, geheel in koloniale traditie altijd op zoek naar locale elites of etnische groepen die het verre koloniale bestuur konden ondersteunen in ruil voor gunsten.
Engelse politieke elite was er in grote meerderheid van overtuigd dat de joodse immigranten in Palestina, gesteund door hun Europese zionistische leiders het meest geschikt waren voor die rol.
EERSTE WERELDOORLOG
Koloniale posities
Ten tijde van de Eerste Wereldoorlog (1914 – 1918) hadden Engeland en Frankrijk grote koloniale belangen, onder andere in het Midden-Oosten. De winning en het transport van aardolie nam in belang toe. De strategische betekenis van het Suezkanaal dat in handen was van de beide koloniale machten en andere zeewegen was zeer groot. Italië en Duitsland waren laatkomers in de race om koloniën. Tsaristisch Rusland was in verval. Het Ottomaanse Rijk liep op zijn laatste benen. De grootste opkomende macht, de Verenigde Staten, vochten mee in de oorlog maar trokken zich daarna op cruciale momenten terug van verdere interventies. De Engelsen beschouwden de goede contacten tussen de Duitsers en de Ottomanen als een bedreiging. Duitsland verkreeg concessies van Istanbul, bijvoorbeeld voor de aanleg van een spoorlijn naar Bagdad, Basra en de Perzische Golf. De Britten wilden een machtsevenwicht in het Midden-Oosten, na het verwachte uiteenvallen van het Ottomaanse Rijk. Daarin was in de Engelse visie geen plaats voor Duitsland, maar wel voor de Fransen. In 1916 sloten de Engelsen en Fransen de geheime Sykes-Picot overeenkomst waarin zij afspraken maakten over hun invloedssferen in het Midden-Oosten, na afloop van de oorlog. Tijdens de Russische revolutie (1917) werd het stuk door de Bolsheviken bekend gemaakt. De Arabische partners van de Engelsen voelden zich bedrogen: de verwachting van een sterke Arabische natie na de terugtrekking van de Ottomanen werd hier gefrustreerd. Ook de Balfour verklaring van 1917 was in strijd met de afspraken die in 1915 waren gemaakt met de belangrijkste Arabische leider (zie hierna: Husayn-McMahon). In de Balfour verklaring legde Engeland vast dat, “His Majesty’s Government views with favor the establishment in Palestine of a national home for the Jewish people …” Deze toezegging heeft drie decennia lang een zeer grote rol gespeeld in de driehoeksrelatie Engelsen – zionisten – Palestijnen. Een belangrijk punt was in dit verband dat de Balfour verklaring deel uitmaakte van de tekst van het in 1922 door de Volkenbond aan Engeland gegeven mandaat voor het bestuur van Palestina.
Bij het uitbreken van de oorlog in 1914 woonden er 60.000 joden in Palestina, van wie ongeveer 33.000 recente immigranten. De Arabische bevolking, inclusief christelijke Arabieren, had een omvang van 683.000.
Verdeling van het Midden-Oosten
Tijdens de vredesconferentie van Parijs van januari 1919 – januari 1920, werden verschillende verdragen gesloten. Onder meer het bekende Verdrag van Versailles dat het Duitse Rijk ontmantelde en de basis legde voor de Weimar Republiek en het Verdrag van Sèvres dat het einde van het Ottomaanse Rijk bezegelde. In 1920 volgde een conferentie in San Remo, waar op een vrij globale wijze invloedssferen werden vastgelegd: “Palestina”, Transjordanië en Irak in de Engelse invloedssfeer (Egypte viel daar al onder) en Syrië in de Franse. “San Remo” refereerde aan de Balfour verklaring en legde ook de basis voor de Volkenbond-mandaten. Op 24 juli 1922 kregen beide mogendheden de mandaten formeel van de vergadering van de Volkenbond. Engeland had reeds een half jaar daarvoor zijn mandaatsgebied onderverdeeld in Palestina (huidig Israël plus bezette gebieden; het gebied waarop volgens de Engelsen de Balfour verklaring betrekking had en dat sindsdien het Palestijns mandaatgebied wordt genoemd) en Transjordanië (huidig Jordanië). Dit was de eerste maal dat Palestina als politieke eenheid verscheen. Frankrijk splitste van Syrië een deel af, zodanig dat een land met een kleine christelijke meerderheid ontstond: Libanon.
Gebroken beloften
Het bestuur van Transjordanië gaven de Engelsen in handen van Abdullah, een telg uit het Hashemitische koningshuis dat de Arabische provincies van het Ottomaanse Rijk had bestuurd. Met dit huis had McMahon namens Engeland in 1915 een overeenkomst gesloten die inhield dat er een zelfstandige Arabische staat zou komen. Daar tegenover zouden de Hashemiten de Ottomanen verdrijven. Een leger onder Husayn, met als adviseur T.E. Lawrence (“Lawrence of Arabia”) had dat inderdaad gedaan. Deze Engelse manoevre werd beschouwd als een verraad van gemaakte afspraken. De gang van zaken heeft onder Arabieren in de hele regio grote verontwaardiging gewekt. De belofte van zelfbeschikking in een onafhankelijke Arabische staat met daarin onder andere Syrië, werd gebroken en vervangen door een “gelegenheidsoplossing”. Het verdrijven van de Engelsen en Fransen werd sindsdien een belangrijk doel voor vele politieke bewegingen. Op 16 september 1922 deelde Engeland formeel aan de Volkenbond mee dat de Balfour verklaring niet betrekking had op Transjordanië. De situatie waarin Palestina en zijn Arabisch-Palestijnse inwoners terecht kwamen was nog complexer, als gevolg van de Britse beloften aan de Europese zionistische beweging.
Zionisten als bondgenoten
De zionistische lobby had in het regeringscentrum in Londen veel invloed. Dat had onder andere te maken met de invloed van prominente personen die de zaak van de joden in Palestina bepleitten. Bijvoorbeeld Arthur Balfour, de toenmalige minister van buitenlandse zaken. Daarnaast waren de Engelsen, geheel in koloniale traditie altijd op zoek naar locale elites of ethnische groepen die het verre koloniale bestuur konden ondersteunen in ruil voor gunsten. Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog was de Engelse politieke elite er in grote meerderheid van overtuigd dat de joodse immigranten in Palestina, gesteund door hun Europese leiders (die in sterke mate op Londen georiënteerd waren geraakt) het meest geschikt waren voor die rol.
Literatuursuggesties:
1. Smith, Charles D. Palestine and the Arab-Israeli Conflict. A History with Documents. Boston/NY, Bedford/St. Martin’s, 7e ed., 2010
2. Bruce, Anthony. The Last Crusade: The Palestine Campaign in the First World War. John Murray, 2002
3. Hughes, Mathew. Allenby and British Strategy in the Middle East 1917-1919. Frank Cass Publishers, 1999
Sites en zoektermen:
1. encyclopeadia brittannica world war I palestine
2. bbc history middle east world war one
3. merip british mandate palestine
CITAAT:
“Indeed, the consequences of British promises to both remain the basis of Arab grievances to the present.” Smith, Charles D. Palestine and the Arab-Israeli Conflict. A History with Documents. Boston/NY, Bedford/St. Martin’s, 7e ed., 2010, blz. 57.