Wat gebeurde er op: 30 januari 2004

VN-hof moet zich niet buigen over barrière Israël

De muur bij Bethlehem (foto J. Schnerr).

De Verenigde Staten en veel vooral Europese landen, ook Nederland, vinden dat het Internationaal Gerechtshof in Den Haag geen oordeel mag vellen over de Israëlische afscheidingsmuur op de Westelijke Jordaanoever.

Zij sluiten daarmee aan bij het standpunt van Israël. Deze kwestie zou enkel in politieke onderhandelingen opgelost kunnen worden. Officieel heet het bouwwerk een “Separation Barrier”, internationaal werd het bekend als “The Wall” of zelfs “Apartheidsmuur”. Uiteindelijk zal de muur een lengte van 760 km hebben en de Westelijke Jordaanoever volledig afscheiden van Israël.

Israël heeft sinds zijn ontstaan in 1948 nooit formeel zijn grenzen vastgesteld. Het traject van de muur volgt in grote lijn de voorstellen van premier Barak in Camp David in 2000. Daardoor annexeert Israël in feite 16 % van het gebied van de door de internationale gemeenschap beoogde Palestijnse staat. De muur bestendigt de annexatie van Oost-Jeruzalem (250.000 kolonisten), haalt grote nederzettingen bij Israël (180.000 kolonisten) en loopt tot 20 km diep in Palestijns gebied. De insnijdingen bij Ariel en Maale Adumim delen dat gebied vrijwel in drie stukken. Volgens veel waarnemers zal het hierdoor bijna onmogelijk worden om een levensvatbare Palestijnse staat te vestigen.

Het Internationale Rode Kruis zou op 4 februari vaststellen dat de barrière in strijd is met het internationaal humanitair recht. De muur “berooft duizenden Palestijnen van toegang tot basisvoorzieningen als water, gezondheidszorg en onderwijs”, maar ook van toegang tot landbouwgrond. De bouw zou leiden tot “grootschalige onteigening van Palestijns bezit en ernstige beschadiging of vernieling van gebouwen en akkers”. Hoewel de organisatie begrip heeft voor de Israëlische veiligheidszorgen gaat de afscheiding “veel verder dan wat een bezettende macht volgens het internationaal humanitair recht is toegestaan”.

Volgens Israël is de bouw van de afscheiding veroorzaakt door de terreur van de Palestijnen. In de maand dat het besluit werd genomen, maart 2002, kwamen 135 Israëli’s om bij zelfmoordaanslagen. Daarom zou het recht van zelfverdediging aan de orde zijn. 2002 vormde het hoogtepunt van de tweede intifada, een deels gewelddadige volksopstand tegen de Israëlische bezetting. De opstand is inmiddels afgelopen waardoor het aantal aanslagen sterk is afgenomen. Israëlische politici zien dit als bevestiging van de begonnen bouw van de muur.

Het VN-Hof zal zich over de zaak buigen naar aanleiding van een verzoek van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Op 9 juli van het zelfde jaar zou het Hof oordelen dat de muur in strijd is met internationaal recht, net als de Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. Israël herkend het gezag van het Hof niet en hierdoor is de uitspraak verder niet bindend. Zie hier de tekst van het besluit.

Levin Zühlke – van Hulzen, 29-01-2015

 

achtergrond:

www.jaffadok.nl/israelische-muur-illegaal

www.jaffadok.nl/rechtspraktijk-hooggerechtshof

www.jaffadok.nl/apartheid-kolonialisme

www.jaffadok.nl/columns/twee-staten-de-realiteit-onder-ogen-zien

www.icj-cij.org/docket/index.php?pr=71&code=mwp&p1=3&p2=4&p3=6 International Court of Justice, Den Haag, 9 juli 2004