De VS en Rusland bereikten dit weekeind overeenstemming over de ontmanteling van Syrië’s chemische wapenarsenaal. De reacties zijn verdeeld. Wie zijn de verliezers?
Het aanzien van John Kerry is geschaad. De persconferentie waarop hij en passant de mogelijkheid opperde dat Syrië zijn strijdgas zou opgeven (“maar dat doen ze niet”), maakte een geïmproviseerde indruk. Obama lijkt voorlopig even wat ruimte te hebben. Maar hoe lang? De Republikeinen zijn alweer los van de ketting. En, heel pijnlijk, congresleden die hadden beloofd hem politiek te helpen bij een stemming vóór een luchtaanval op Syrië, staan in hun hemd. Ook pijnlijk: mede op verzoek van Obama had Netanyahu (en in zijn voetspoor de pro-Israëllobby AIPAC) geholpen om ze over de streep te krijgen. Frankrijk is als een klein land opzij gezet. De minister van Buitenlandse Zaken Fabius staat nu te kijk als de strijdlustige, pro-Amerikaanse blindegeleide hond van Washington. David Cameron lag al hijgend in de hoek (en de Duitsers, met hun voorzichtige internationale optreden, krijgen geleidelijk een meer centrale positie in Europa).
En Israël? Netanyahu’s ministers hebben opdracht gekregen geen verbale aanvallen op de Amerikaanse president te doen. Dat verhult teleurstelling en onzekerheid. Onzekerheid zou voortkomen uit de vrees dat in de VS een politieke oplossing van de Syrische crisis zal leiden tot een politieke oplossing (in plaats van een militaire) van de “Iran-crisis”. Sterker nog: dat de VS in de “Greater Middle-East” in de toekomst minder bereid zullen zijn conflicten te militariseren en in plaats daarvan politieke oplossingen gaan zoeken. Dat past om meerdere redenen niet goed bij Israël.
Enkele commentatoren vermoeden dat Netanyahu iets in ruil heeft gekregen van Obama. Als dat zo is dan kan dat “iets” betrekking hebben op de gesprekken over de Palestijnse staat. Of, wie weet, Zuid-Libanon. Daar heeft het nog een niet afgemaakt karwei liggen.