Israëlische Bedoeïenen

Dit is een uitgebreid achtergrond artikel. Klik hier voor korte versie.
Door: Jan Schnerr - Laatst aangepast op: 25 juli 2012

Het niet erkende Umm al-Hieran heeft (nog) wel een bord. Foto: Adalah.

Samenvatting

Bedoeïenen zijn woestijnbewoners in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Zij leven in stamverband en zijn moslim. In Israël leven de meesten in de Negevwoestijn, in het zuiden van Israël. In 1948 vormden zij 98% van de bevolking in dit gebied. De meesten van hen zijn toen verjaagd door de joodse strijdgroepen. Elders in Israël leven kleinere aantallen Bedoeïenen, evenals in de door Israël bezette gebieden. Nu wonen in de Negev 400.000 joden en rond 200.000 Bedoeïenen. Voor Israël is de Negev een gebied met strategische waarde: grondstoffen, militaire faciliteiten waaronder nucleaire installaties en het is ook militair strategisch van belang. Het gebied heeft een hard klimaat wat de door de regering gewenste joodse vestiging heeft tegengewerkt.

De relatie tussen de Israëlische regering en de Bedoeïenen is altijd gespannen geweest door de Israëlische etnische politiek: judaïsering van het land. Die had ertoe geleid dat de helft van de Bedoeïenen geconcentreerd werden in voor dat doel gebouwde steden: de “townships”. De leefomgeving daar is van zeer slechte kwaliteit. De anderen voeren een zeer moeizaam juridisch gevecht om de rechten op het land dat zij ooit in gebruik hadden. Zij zijn overigens Israëlisch staatsburger, evenals de Palestijnen in Israël. Maar evenals die laatsten hebben zij een tweederangs positie. Sinds enkele jaren escaleert de spanning. De niet in de townships wonende Bedoeïenen strijden om de rechten op een deel van het land dat bij hen behoorde. Zij zijn al zeer lang aan de verliezende hand. Bovendien zijn van de 45 dorpen waar hun leven zich concentreert er 35 niet erkend door de regering. Dat betekent dat er geen faciliteiten zijn en de druk om te vertrekken naar de townships groot is. De regeringen onder leiding Netanyahu voeren sinds enkele jaren de druk verder op. Daardoor krijgt inmiddels de kwestie van de landrechten en de “unrecognized villages” internationaal veel aandacht, ook van de Israël-boycot beweging (de “BDS beweging”). Vooral het voortdurend verwoesten van huizen en andere gebouwtjes door het leger heeft internationaal aandacht getrokken.

Het concentratiebeleid ten aanzien van de Bedoeïenen van de Negev vertoont overeenkomsten met het beleid in de bezette gebieden. De achtergrond wordt gevormd door het zionistische uitgangspunt dat het “land van Israël” in joods bezit moet zijn. Dat leidt er onder andere toe dat agrarische bevolking en (in het geval van de Bedoeïenen) half nomadische bevolking zijn land en gedeeltelijk zijn cultuur en sociale samenhang zal moeten opgeven en in zeer dicht bevolkte stedelijke omgevingen met geen of weinig toekomst verder zal moeten leven. Het Joods Nationaal Fonds (JNF) speelt een belangrijke rol in dit beleid. Een hoogleraar van de Ben Goerion Universiteit in de Negev, Oren Yiftachel, heeft veel betekend voor de verdediging van de belangen van de Bedoeïenen. Binnen de Verenigde Naties en door het Europees Parlement is het Israëlische beleid veroordeeld.

 

ISRAËLISCHE BEDOEÏENEN

Bedoeïenen

Bedoeïenen zijn woestijnbewoners in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Zij leven in stamverband en zijn moslim. In Israël leven de meesten in de Negevwoestijn. Een kleine groep leeft op de Westelijke Jordaanoever en rond Jeruzalem. De meeste Bedoeïenen behoren tot de Arabische cultuur. Zij hebben een nomadisch, semi-nomadisch of sedentair bestaan. De Bedoeïenen in de Negev (of: “Naqab”) zijn te beschouwen als halfnomaden. Zij hebben veel contact met de Bedoeïenen  van de Sinaïwoestijn die tot Egypte behoort. Hun “bewegelijkheid” is in het verleden wel gebruikt door Israël (voor grensbewaking met name) maar zij werden uiteindelijk als een veiligheidsrisico voor de joodse staat gezien. Over de relatie tussen de Israëlische Bedoeïenen en de Palestijnen en het effect dat de verdeel- en heers-politiek van de Israëlische overheid daarop heeft gehad bestaan verschillende meningen. De Bedoeïenen die in Israël leven zijn evenals de Palestijnen in Israël “binnen de groene lijn”, Israëlisch staatsburger. Het aantal Bedoeïenen dat wel in Israël maar niet in de Negev leeft is kleiner, waarschijnlijk 50.000 tot 60.000.

Voor de oorlog van 1948 waren er 65.000 tot 100.000 Bedoeïenen in de Negevwoestijn. Zij vormden 98 % van de bevolking in dat gebied. Op 11.000 na zijn zij door de joodse strijdkrachten in 1948 of kort daarna verdreven naar omliggende landen, met name Egypte, Gaza (toen Egyptisch) en de Westelijke Jordaanoever (toen onder Jordanië). Nu wonen er na ruim zestig jaar van joodse kolonisatie in totaal 600.000 mensen in de Negev, waarvan 190.000 tot 200.000 Bedoeïenen . Hun geboortecijfer overstijgt verre dat van de joodse Negevbevolking. Volgens recente Israëlische cijfers leeft 71,5% van de Israëlische Bedoeïenen onder de armoedegrens tegen 16,2% van de joodse bevolking.

Strategisch belang van de Negev voor Israël

De Negevwoestijn is voor het zionistische leiderschap strategisch altijd van groot belang geweest. Het gaat om 60 % van de landmassa van de joodse staat terwijl er nu (2012) slechts 8% van de bevolking woont. Er is altijd de vrees geweest dat de snel groeiende niet-joodse bevolking van de Negev banden zou kunnen aangaan met groepen in Egypte, Gaza en de Westelijke Jordaanoever (ten aanzien van de noordelijke regio Galilea speelt een vergelijkbare vrees). De Negev vormt als het ware een landbrug tussen Gaza en de bezette Westelijke Jordaanoever. De ontwikkeling van de Negev is voor Israëlische overheid hoge prioriteit. Tot de middelen behoren het stimuleren van joodse migratie naar de Negev, het uitbouwen van de infrastructuur voor joodse vestigingen, het aantrekken van particuliere investeringen, het bevorderen van toerisme en het verplaatsen van militaire bases naar de Negev. Het Joods Nationaal Fonds (JNF) speelt in dit beleid een belangrijke rol. Het project “Bleuprint Negev” van het JNF staat centraal in het Negevbeleid, dat moet leiden tot verbetering van de leefomgeving en een toename van de joodse bevolking met 70%. Hiermee hoopt men de scheve verhouding tussen het economisch potentieel en de geringe animo om in de Negev te wonen, te veranderen.

Er zijn belangrijke grondstoffen zoals olie in de noordelijke Negev en fosfaat (voor kunstmest). De Negev ontleent zijn belang voor Israël ook aan de vele militaire faciliteiten. Er is een enorm oppervlak voor oefenfaciliteiten en er zijn zeer goed te beschermen nucleaire installaties. Onder andere Dimona. Het beleid is om een aantal militaire bases vanuit Noord-Israël naar de Negev te verplaatsten.

In de laatste decennia zijn er meer dan 100 joodse nederzettingen gesticht. Er zijn twee nieuwe joodse steden gepland. Het kolonisatiebeleid in de Negev zal in een afzonderlijk artikel worden behandeld in combinatie met de economische betekenis van het gebied. Op de economische betekenis van de Negev voor de joodse staat wordt nader ingegaan onder Bijzondere regio’s.

Vernielde “structuur” in de Negev. Foto: site 972mag.com

Het concentratiebeleid van Israël

Van de 190.000 Israëlische Bedoeïenen woont ongeveer de helft in een kleine “veiligheidszone” in het noorden van de Negev: de “Siyag”, ofwel “enclosure”). Het zijn grotendeels de nakomelingen van degenen die na de verdrijvingen rond 1950 zijn achtergebleven. De andere helft is onder druk van de autoriteiten en gedreven door armoede en landverlies, terecht gekomen in speciaal voor dat doel gebouwde “townships”. De in de veiligheidszone samengedreven Bedoeïenen die in 46 dorpen wonen, staan onder zware druk om ook naar townships te vertrekken. De meeste van deze 46 dorpen zijn niet-erkende dorpen: “unrecognized villages” (in 2011: 35). Deze krijgen geen aansluiting op elektriciteit, water en verharde wegen. Op bewegwijzering en landkaarten komen de dorpen niet voor. Bouwen is niet toegestaan.

Het concentratiebeleid ten aanzien van de oorspronkelijke niet-joodse bevolking in de Negev stoelt in principe op dezelfde ideologische en strategische overwegingen als het concentratiebeleid op de Westelijke Jordaanoever. In de Negev zijn daarin historisch vier fasen te onderscheiden.

  1. 1948 tot ongeveer 1953. De verdrijving uit de Negev van 85% van de Bedoeïenen . Begin van de concentratie van de achterblijvenden in de veiligheidszone. In deze periode waren de Bedoeïenen onder militair bestuur geplaatst.
  2. Circa 1953 tot eind jaren ’60. Verwoesting van bestaansmiddelen en beperking van de bewegingsvrijheid die voor een nomadische samenleving essentieel is. Een groot deel van deze periode vielen de Bedoeïenen nog onder militair bestuur.
  3. Eind jaren ’60 tot eind jaren ’80. Concentratie van de Bedoeïenen in de veiligheidszone (in de unrecognized villages, de niet erkende dorpen) en in zeven door de overheid neergezette townships. De levensomstandigheden in deze kunstmatige omgevingen staan bekend als zeer slecht. Tussen 1968 en 1989 bouwde Israël zeven steden (“townships”) voor Bedoeïenen in het noordoosten van de Negev. Ongeveer de helft van de Bedoeïenen werd daarin ondergebracht.
  4. Eind jaren ’60 tot heden. De omstandigheden in de niet erkende dorpen worden door overheidsbeleid in de loop van de tijd steeds slechter en de druk op de bewoners om te vertrekken naar townships wordt opgevoerd. Zeer geregeld (in 2010 29 maal) worden zulke dorpen met soms honderden inwoners, door het leger verwoest. Er wonen (2013) ongeveer 90.000 mensen in de niet erkende dorpen. De 46 dorpen beslaan minder dan 5 % van het grondgebied van de Negev.

Het recente concentratiebeleid

Op regeringsniveau lijkt een verdere escalatie te worden voorbereid. De regering Olmert stelde de Commissie Goldberg in (2007). Het rapport van de commissie had voor Israëlische verhoudingen een gematigde toonzetting maar was in juridische zin vaag. Dat laatste bood veel speelruimte voor de invulling die nog moest volgen. De regering Netanyahu verwierp het rapport en stelde in 2009 de Commissie Prawer (of: Praver) in die een harde concentratiepolitiek voorstelde. Onder druk van Yisrael Beiteinu werd in 2011 een nieuwe versie gemaakt waarin gedwongen verhuizing van 40.000 Bedoeïenen naar townships wordt voorgesteld en de Bedoeïenenbevolking uitsluitend nog wordt beschouwd als een veiligheidsvraagstuk binnen de joodse staat. De regering Netanyahu nam deze lijn in september 2011 over. Het doel is formeel: het “grondbezit van de Bedoeïenen te erkennen en hun economische positie te verbeteren”.

Mensenrechtenorganisaties verwachten echter dat het plan de basis zal vormen voor de gedwongen verplaatsing 30.000 tot 40.000 Bedoeïenen . Op basis van het Prawer rapport is een voorontwerp van wet opgesteld: “Law for the Regulation of the Bedouin Settlement in the Negev”. Het voorontwerp is door de regring Netanyahu goedgekeurd in september 2011. Op 27 januari 2013 hechtte de regering goedkeuring aan het zogenaamde Begin Plan. Dit plan heeft een mildere toonzetting dan het Prawer Plan maar wijkt daar op de wezenlijke punten niet van af: de niet erkende dorpen en de landrechten van de Bedoeïenen. Op basis van Begin/Prawer is het wetsontwerp “Bill on the Arrangement of Bedouin Settlement in the Negev” opgesteld. Regering en Knesseth zijn daarover (mei 2013) in gesprek. In juni heeft het stuk (meestal met Prawer Plan aangeduid) in eerste lezing de Knesseth gepasseerd.

Verzet tegen het concentratiebeleid

In maart 2012 heeft het VN Comité voor de Afschaffing van Rassendiscriminatie uitgesproken dat de “Law for the Regulation of the Bedouin Settlement in the Negev” discriminerend is en racistische praktijken zou legaliseren.

In 2013 spitst het verzet van organisaties van Bedoeïnen menserechtenorganisaties zich toe op de “Bill on the Arrangement of Bedouin Settlement in the Negev”. Ook de internationale boycotbeweging (“BDS”) heeft het concentratiebeleid tot aandachtspunt.

Het Europees Parlement heeft op 5 juli 2012 een resolutie aangenomen die de Israëlische politiek ten aanzien van de niet erkende dorpen veroordeelt. Het Parlement dringt er bij Israël op aan om zijn voornemen “to regulate Bedouin communities in Negev”, op basis van het Prawer Plan terug te trekken.

Ook in de erkende nederzettingen duurt de strijd om het eigendomsrecht van de grond voort. Prof. Yiftachel heeft met de regionale raad van niet erkende dorpen en twee mensenrechtenorganisaties een alternatief plan gemaakt.

Dubbele strijd: landrechten en erkenning van dorpen

Tot 1948 hadden de 65.000 tot 100.000 Bedoeïenen tussen de twee en drie miljoen dunam land in gebruik (1 dunam = 1000m²). In de jaren ’70 konden zij claims indienen op land dat voor 1948 in bezit was. De claims beliepen 1,5 miljoen dunam. Claims op 500.000 dunam weidegebied werd afgewezen. Daarna werd tussen de 200.000 en 350.000 dunam door rechters toegewezen. Een deel van de claims is vervolgens, vermoedelijk uit angst voor repercussies, blijven hangen. In 2008, toen de Commissie Goldberg aan zijn werk begon, ging de strijd nog over 650.000 dunam. Het daarop volgende rapport Prawer stelt voor om 180.000 tot 200.000 dunam aan de Bedoeïenen toe te wijzen.

De juridische strijd rond de niet erkende dorpen leidde in 2003 tot “gedeeltelijke erkenning” van tien van de 45 dorpen. Deze tien zijn zeer dicht bevolkt; er wonen 35.000 mensen. Zij hebben bestuurlijke bevoegdheid over 58 dunam en vormen geen aaneengesloten gebied. Ter vergelijking: in de tien andere, joodse regionale bestuursraden in Zuid-Israël wonen in totaal 45.000 mensen; zijn hebben de beschikking over elf miljoen dunam (cijfers 2011, Merip, Jonathan Cook). De tien erkende dorpen kregen een bestuursraad, waarover joodse functionarissen toezicht houden. Speciale wetgeving zorgde er in 2009 voor dat deze raad voorlopig geen verkiezingen zal organiseren. Ook in de erkende nederzettingen duurt de strijd om het eigendomsrecht van de grond voort. Voor de niet erkende dorpen heeft Prof. Oren Yiftachel met de regionale raad van niet erkende dorpen en twee mensenrechtenorganisaties een alternatief plan gemaakt. Vertegenwoordigers van de Bedoeïenen wenden zich de laatste jaren in toenemende mate tot de VN en andere internationale organisaties. De huidige Israëlische regering lijkt daarop te reageren met versnelde uitvoering van zijn beleid.

Analogie met bezet gebied

Het concentratiebeleid ten aanzien van de Bedoeïenen van de Negev vertoont overeenkomsten met het beleid in de bezette gebieden. Op de Westelijke Jordaanoever bijvoorbeeld leven 27.000 Bedoeïenen , die grotendeels afstammen van de verdrevenen uit Negev in en kort na 1948. Het militair bestuur in bezet gebied heeft in de afgelopen jaren plannen bekendgemaakt om deze Bedoeïenen te verdrijven uit de zogenaamde C-gebieden. De C-gebieden beslaan zo’n 60 % van de Westelijke Jordaanoever. Israël zal naar de mening van veel waarnemers in een eventuele vredesregeling zijn zeggenschap over deze C-gebieden niet willen afstaan. De verdreven Bedoeïenen komen dan terecht in de stedelijke gebieden die onder gezag staan van de Palestijnse Autoriteit (A- en B-gebieden in de Oslo terminologie). In een recente Policy brief van al Shabaka (zie verwijzing hieronder) analyseert Munir Nuseibah enkele hoofdlijnen in de judaïsering van het land, zowel in Israël als in de bezette gebieden.

Oren Yiftachel; Ben Goerion Universiteit, Be’er Sheva, Negev. Hij werkte o.m. in Zuid-Afrika.

NGO’s en publicisten

Organisaties die zich inzetten voor de Bedoeïenen zijn onder meer: Adalah (The Legal Center for the Arab Minority Rights in Israel, Negev Bureau), ACRI, Regional Council for the Unrecognized Villages, Bimkom, Human Rights Watch, B’tselem en Physicians for Human Rights (PHR-Israel). Bekende publicisten zijn onder meer: prof. Thabet Abu Ras, prof. Oren Yiftachel en de journaliste Amira Hass.

Een actieve zionistische organisatie is Rehavim (formerly the National Land Protection Trust). Een rapport van deze organisatie, “There is a Solution – Program”, geeft de achterliggende zionistische gedachtegang rond de verplaatsing van de Bedoeïenen weer.

Waltz en Isaac geven uitgebreid feitenmateriaal en analyse van de Israëlische ruimtelijke planning, landverwerving en huisvestingsbeleid op etnische grondslag vanaf 1950 tot 2010. Onder andere het “National Judaising Plan” van 1950; het plan om dertig nieuwe steden te creëren en het streven om controle over de watervoorraden te krijgen. Zij besteden aandacht aan de relatie tussen deze doelstellingen en de wetgeving met betrekking tot “absentee property” en “state land”. Belangrijk is hun beschrijving van wat zij noemen “ethnocratic planning”: de twee onderscheiden systemen die van toepassing waren en zijn ten aanzien van joden respectievelijk Palestijnen en Bedoeïenen in Israël en de gevolgen die dat inmiddels heeft gehad voor de Palestijnse gemeenschap en de Bedoeïenen . Kassem Egbaria geeft in Waltz/Isaac een goede analyse van de uitwerking voor de Bedoeïenenbevolking van stadsplanning en stadsontwikkeling in de Negevwoestijn. (Op deze kwesties wordt ook ingegaan onder Israëlische Palestijnen.)

Oren Yiftachel. Stedelijke planning, politieke geografie en etnische grenzen zijn ook de centrale thema’s in het wetenschappelijk werk van Oren Yiftachel. Israëliër, deels opgeleid in Australië, werkzaam geweest aan verschillende universiteiten binnen en buiten Israël. Als hoogleraar aan de Ben-Goerion Universiteit in de Negev heeft hij zich ook speciaal met de kwestie van de Bedoeïenen beziggehouden en daarover gepubliceerd.

 

Literatuursuggesties:

  1. Waltz, Viktoria en Jad Isaac. The Fabrication of Israel. About the Usurpation and Destruction of Palestine through Israeli Zionist Spatial Planning, A Unique Planning Issue. (uitg. eigen beheer) Dortmund, 2010.
  2. Report of the Prawer Committee
  3. Conclusions of the Goldberg Committee
  4. Conclusions of the Council for National Security
  5. Principles for Arranging Recognition of Bedouin Villages in the Negev. Rawia Aburabia i.s.m. Oren Yiftachel e.a., mei 2011 (www.acri.org.il)
  6. “There is a Solution”. Programma opgesteld door Rehavim
  7. Yiftachel, Oren:
    1. Planning a Mixed Region: Political Geography in Galilee, Ashgate, 1991
    2. Planning and Social Control: Policy and Resistance in a Divided Society, Pergamon, 1995.
    3. Ethnic Frontiers and Boundaries (with A. Meir), Westview, 1997.
    4. The Power of Planning (with Hedgcock, Little, Alexander eds), Kluwer, 2002.
    5. Israelis in Conflict (with Kemp, Newman, Ram eds), Sussex, 2004.
    6. Ethnocracy: Land and Identity Politics in Israel/Palestine, Pennpress, 2006.
  8. (Tijdschrift) HAGAR Studies in Culture, Polity and Identities. Special Issue: Bedouin-Arab Society in the Negev; vol. 8 (2), Winter 2008. Eds. Ismael abu Sa’ad en Oren Yiftachel.

Sites en zoektermen:

  1. Adalah, The Legal Center For Arab Minority Rights In Israel
  2. dukium.org, Negev Coexistence Forum for Civil Equality
  3. ACRI, Bedouïns
  4. al Shabaka policy brief, Decades of displacing, Munir Nuseibah (2013)
  5. Rehavim, There is a solution
  6. bedouinjewishjustice blogspot
  7. JNF bleuprint Negev
  8. Merage Foundation Negev development
  9. High Steering Committee of the Arabs of Negev
  10. Bimkom, planners for planning rights
  11. RCUV, Regional Council for Unrecognized Villages in the Negev
  12. site:972mag.com, Bedouin

CITAAT:

  1. The Negev is the test of the nation in Israel”. David Ben Goerion, geciteerd in het “There is a Solution”-Program, Rehavim, januari 2010.
  2. The European Parliament calls for the protection of the Bedouin communities of the West Bank and in the Negev, and (…) for the withdrawal of the Prawer Plan (…)” Resolutie EP, aangenomen op 5 juli 2012.
  3. This transformation of the indigenous into an invader or a “Palestinian settler” (…) is key to understanding not only the Prawer Plan, but also the very logic of the State of Israel“. Neve Gordon en Nicola Perugini, al Jazeera, 10 juli 2013.