De Palestijnse Film

Dit is een uitgebreid achtergrond artikel. Klik hier voor korte versie.
This article is also available in English.
Door: Jan Schnerr - Laatst aangepast op: 22 december 2020

met adviezen en suggesties van Margot Heijnsbroek

Hany Abu-Assad op de set van Omar, Bron

Inhoudsopgave

  1. Kennismaking met de Palestijnse film
  2. De link tussen Palestijnse film en Arabische film
  3. Recente geschiedenis, relevant voor de Palestijnse film
  4. De eerste periode: de beginjaren, 1935-1948
  5. De tweede periode: de tijd van het zwijgen, 1948-1967
  6. De derde periode: strijd en documentaires, 1968-1982
  7. De vierde periode: diaspora, creatieve film, 1982-2000/2005
  8. De vijfde periode: 2000/2005-heden
  9. Film in bezet gebied, in Israël, in diaspora
  10. Opleidingen en overige infrastructuur
  11. Uitstraling naar/samenwerking met buitenland


1 Kennismaking met de Palestijnse cinema

One of the best sources for understanding Palestinian culture is its cinema which has devoted itself to serving the national struggle.” (questia.com)

Sinds september 2020 is de (Engelstalige) website palestinecinema bereikbaar, een website met een zeer uitgebreide database met Palestijnse films: https://www.palestinecinema.com. De site bevat nu ongeveer 1000 titels. Niet alle films zijn door Palestijnen gemaakt: het enige criterium om een film op te nemen is of hij iets verheldert over het lot van de Palestijnen en/of hun conflict met Israël. In samenwerking met de Nederlandse makers van deze site palestinecinema, biedt het Kenniscentrum hieronder een achtergrondartikel over de culturele wortels van de Palestijnse cinema en de politieke context waarin die is ontstaan en gegroeid. Daarnaast wordt in andere artikelen in het Kenniscentrum, waar dat zinvol is, gelinkt naar films op palestinecinema.

Wat volgt hieronder?

De Palestijnse cinema (inclusief documentaires) zou gerangschikt kunnen worden in de hoofdcategorie Arabische cinema (zie paragraaf 2 hieronder). Dat geldt zeker voor het werk van Palestijnse makers, met Palestijnse thema’s en merendeels Palestijnse acteurs. Veel films door Palestijnen zijn tot stand gekomen buiten Israël/Palestina (par. 9), vaak van daaruit ook gefinancierd en soms sterk beïnvloed door de westerse films (ook: par. 11). De Palestijnse film kan beter begrepen worden tegen de achtergrond van de turbulente geschiedenis van Palestina en de Palestijnen in de laatste honderd jaar. Daarom een zeer korte blik op die geschiedenis (par. 3). Wij delen de ontwikkeling van de Palestijnse cinema in vijf perioden: par. 4 tot en met 8. De geschiedenis van Israël als Joodse staat en die van de Palestijnen in dat kader is een zeer gewelddadige. Het uitwissen van gebeurtenissen en het herschrijven van de geschiedenis door de ‘overwinnaar’ heeft mede tot gevolg gehad dat documentaires een belangrijke categorie zijn binnen de Palestijnse film. Paragraaf 9 behandelt de geografische verspreiding van de Palestijnen en hun filmproductie en onder par. 10 wordt kort ingegaan op de ondersteunende basis onder de Palestijnse cinema: de infrastructuur.


2 De link tussen Palestijnse en Arabische cinema

De Palestijnse film heeft met zijn sterk nationaal karakter een duidelijke eigen plaats binnen de Arabische film. In de eerste plaats door de zeer turbulente en tragische recente geschiedenis van het Palestijnse volk, vooral sinds in 1948 de staat Israël werd opgericht. In de tweede plaats doordat dit volk door de gebeurtenissen sindsdien over grote delen van de wereld verspreid is geraakt. ‘Arabisch’ refereert aan mensen die Arabisch spreken als eerste taal en die door een gedeelde geschiedenis en cultuur een verwantschap ervaren. Aan die omschrijving voldoen 22 landen: van Marokko tot Irak en van Libanon tot Oman. Religie is niet het criterium: hoewel de overgrote meerderheid van de Arabieren moslim is, zijn er ook Arabische christenen (onder wie Palestijnen) en Arabische joden. Deze globale omschrijving ziet af van vele etnische nuanceringen. Dat doet ook de voor de Arabische film belangrijke site van het Arab Film and Media Institute (AFMI). Voor de Palestijnse film is niet alleen het grote kader van de Arabische cultuur van belang maar meer direct ook de Palestijnse cultuur.

Wat is de plaats van de Arabische film naast de ‘Westerse’ film, bijvoorbeeld wat betreft stereotypen? Wat zijn en waren belangrijke thema’s nu en in de geschiedenis van de Arabische film? Hoe relevant is het gegeven dat film in de Arabische wereld ontstond in een tijd, eind negentiende eeuw, waarin Europese koloniale imperia het hoogtepunt van hun macht bereikten? Voor de zoektocht naar goede bronnen volgen hier enkele suggesties, waarbij wij het Arab Film and Media Institute (AFMI) als startpunt nemen.

Een keuze uit andere sites:


3 Recente geschiedenis, relevant voor de Palestijnse cinema

Palestina kent een geschiedenis van duizenden jaren. Voor het ontstaan van de latere specifiek Palestijnse cultuur zijn de perioden van het Ottomaanse Rijk (tot 1918) en de Britse overheersing (1918-1947) van belang. Met de joodse immigratiegolven (vanaf eind 19e eeuw) namen de etnische spanningen en het geweld toe. Dieptepunten van geweld en verdrijvingen waren de oorlogen van 1948, 1956 en 1967, de bombardementen op de Gazastrook en de Palestijnse volksopstanden van 1987 en 2000. Deze gewelddadige geschiedenis heeft diepe sporen getrokken ook door het Palestijnse filmlandschap. Dat geldt ook voor de bezetting door Israël van de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever met de daarboven hangende belofte van vrede en een eigen Palestijnse staat. Traumatische gebeurtenissen en de verwerking daarvan behoren tot de kern van het moderne Palestijnse levensgevoel. Het gevoel van verlies – van familie, vrienden, het vroegere huis, dorp, bezittingen, de boomgaard – en de vervagende herinneringen aan wat verloren ging. Het is allemaal verbonden met de Palestijnse film evenals in veel gevallen de dubbele identiteit – tot in de tweede en derde generatie – van degenen die hun land moesten verlaten en dat zelfs niet meer mogen bezoeken. Zie voor een uitputtende chronologie van Palestijnse films deze ingang.


4 De eerste ‘film’-periode: de beginjaren, 1935-1948

Er is weinig literatuur over de geschiedenis van de Palestijnse film, pas de laatste twintig jaar verschenen er publicaties. In een veel aangehaalde studie maken Nurith Gertz en George Khleifi (2008)1Nurith Gertz, George Khleifi. Palestinian Cinema: Landscape, Trauma and Memory. Edinburgh University Press, 2008. Het boek is hier te vinden op internet: http://www.jakedavidson.com/PCI6.pdf een indeling in vier perioden. Deze indeling hanteert ook Chloë Op de Beeck.2‘Palestijnse Cinema Nationale cinema in een staatloze natie.’ Masterproef Filmstudies en Visuele Cultuur, Universiteit Antwerpen, 2011 Wij volgen die indeling hieronder, voor de beschrijving van de perioden ook gebruik makend van Op de Beeck, maar aangevuld met een vijfde periode vanaf ca. 2005. Vanaf het ontstaan van Palestijnse cinema in 1935 tot de ‘Nakba’, de door de Palestijnen gebruikte term voor de massale verdrijving in 1948, werden er vooral documentaires gemaakt. De eerste was een korte documentaire door Ibrahim Hassan Sirhan in 1935: een filmpje van Prins Saud die een bezoek brengt aan Jeruzalem. De meeste zijn echter verloren gegaan en kunnen dus niet bestudeerd worden. Op grond van het feit dat er zo weinig uit deze periode, en ook uit de tweede, is overgebleven is er wel kritiek geuit op dit deel van de indeling van Gertz en Khleifi. Hun reconstructie is noodgedwongen grotendeels gebaseerd op filmbesprekingen en interviews, bij gebrek aan het originele materiaal.


5 De tweede periode: ‘de tijd van het zwijgen’, 1948-1967

In deze periode zijn er vrijwel geen films gemaakt door het vele geweld, het militaire bestuur over de Palestijnen in Israël en de desolate situatie waarin de Palestijnen buiten Israël zich bevonden. Vandaar dat men deze periode ook wel ‘the epoch of silence’ noemt (Gertz & Khleifi). Met de verdrijving van de Palestijnen in 1948 verdween het stadsleven in de kuststrook bijna volledig, meer dan 350 dorpen en stadswijken werden weggevaagd. Na 1948 viel er als het ware een culturele stilte in die ook de bioscopen en daarmee de filmproductie trof. De eersten die deze stilte doorbraken waren de intellectuelen, schrijvers en dichters. Pas daarna ontstonden politieke organisaties: Fatah in 1958, de PLO in de jaren ’60.


6 De derde periode: strijd en documentaires, 1968-1982

In deze derde periode ontdekten Palestijnse organisaties de invloed die beelden kunnen uitoefenen en gebruikten film als middel om de massa te bereiken. De films waren in de eerste plaats ‘revolutionair’ van karakter en gewijd aan de bevrijding van Palestina. Na de Zesdaagse Oorlog in 1967 richtte de PLO een eigen filmafdeling op, de Palestine Film Unit (PFU; later Palestine Cinema Institute (PCI)). Film had als doel de strijd te documenteren, de Palestijnse positie te rechtvaardigen en ook de publieke opinie van het westen te beïnvloeden (Gertz & Khleifi, 2008: 22-4). In 1970 moesten het kader van de PLO en zijn onderorganisaties na veel geweld uit Jordanië vertrekken naar Libanon. Film viel ook daar onder het toezicht van de politieke organisaties en werd niet gezien als een culturele en creatieve uiting, ook al waren er filmmakers die ijverden voor de opwaardering van de film en waren er relaties met de PLO-cultuurafdeling onder leiding van Ismael Shammout. Tijdens deze periode werden er meer dan zestig Palestijnse documentairefilms gemaakt, de meeste in de vier jaren van 1973 tot 1977. De bekende Jean-Luc Godard werkte aan sommige mee. Palestijnse film stond daarmee voor lange tijd vrijwel gelijk aan documentaire film. De titels van deze films reflecteren dat: By Soul and Blood (1971), Why We Plant Roses, Why We Carry Weapons (1973), The Guns Will Never Keep Quiet (1973), The Guns are Unified (1974). De filmmakers konden eigenlijk alleen verslag uitbrengen van de politieke situatie en het leven in de vluchtelingenkampen, omdat ze gefinancierd werden door de politieke organisaties (Shafik, 2001: 519). De kwaliteit van deze documentaires was bovendien vaak slecht door de beperkte technische achtergrond van de makers en de beperkte middelen die zij hadden (Alexander, 2005: 154).
De enige speelfilm die in deze derde periode gemaakt werd is Return to Haifa (1981/1982) door de oorspronkelijk uit Irak afkomstige Kassem Hawal. Het zou ook de laatste zijn die onder auspiciën van de PLO in Libanon kon worden gemaakt.

Goede bronnen over de Palestijnse film in deze periode zijn:

  • Nadia Yaqub (2018, zie literatuuroverzicht). Hier en hier twee informatieve interviews met haar.
  • Gertz & Khleifi (2008, idem).
  • Kaleem Hawa (oktober 2020, idem). Over de PFU en de contacten met gewapende strijd in Vietnam, Angola, Cuba, de linkse studentenbeweging in Europa en de communistische partijen in Frankrijk en Italië..


7 De vierde periode: diaspora, creatieve film, 1982-2000/2005

Deze periode begint met toenemende druk op de Palestijnse bevolking in de bezette gebieden. Het is ook de tijd waarin de Libanonoorlog (1982) en de eerste Palestijnse volksopstand (1987-1989) vallen. Toch heeft ook in deze tijd de Palestijnse cinema zich ontwikkeld en de belangstelling ervoor neemt, over de gehele periode gezien, zelfs toe. In de jaren ’90 begint de filmproductie toe te nemen (zie ook de tabel hierna). Er komen meer vrouwelijke filmmakers en er ontstaan faciliteiten zoals opleidingen voor regisseurs en andere vakgebieden binnen de filmindustrie. Er komen meer films met een persoonlijke expressie en met gebruik van moderne technieken.

Met het verjagen van het Palestijnse verzet onder leiding van de PLO, eerst uit Jordanië in 1970 en tien jaar later uit Libanon (naar Tunesië) verloor het fysieke verzet zijn uitvalsbases aan de grenzen van de Joodse staat. Een proces zette in waarbij de PLO zich afwendde van verzet en strijd en uiteindelijk in de vorm van de Palestijnse Autoriteit (PA), veranderde in een diplomatieke en bureaucratische machinerie. Daarmee verloor ook de militante Palestijnse film zijn basis. Filmmakers en PLO/PA verwijderden zich van elkaar. Een andere beeldcultuur ontstond in de bezette gebieden3https://www.nybooks.com/daily/2020/10/17/from-palestine-to-the-world-the-militant-film-of-the-plo/ (From Palestine to the World, the Militant Film of the PLO).

In de jaren ’80 al komt er meer ruimte voor vernieuwingen. Vaak wordt op een meer impliciete manier commentaar gegeven op de situatie waarin de Palestijnen zich bevinden. Michel Khleifi’s, die met Europese financiering zijn eerste film maakte heeft daar een bijdrage aan geleverd met Noce en Galilée (1987). Rashid Masharawi heeft vanaf de jaren ’80 veel invloed gehad en vooral Elia Suleiman met zijn meer individualistische stijl. Een terugkerend aspect bij deze nieuwe generatie regisseurs is dat ze het Palestijnse leven willen documenteren. In de woorden van Edward SaïdIn fact, the whole history of the Palestinian struggle has to do with the desire to be visible’.

Het uitbreken van de Eerste Intifada in 1987 zorgt voor een filmisch keerpunt, in die zin dat Palestijnen meer toegang krijgen tot filmproducenten en media. Omdat het voor journalisten te gevaarlijk wordt om tijdens legeracties in de bezette gebieden te filmen, delen internationale televisienetwerken videocamera’s uit aan de Palestijnse bevolking om de gebeurtenissen ‘op de grond’ te filmen. Er worden Palestijnse filmbedrijfjes opgericht, vaak met tussenkomst van Europese of Amerikaanse bedrijven, die een audiovisuele basisopleiding aan kunnen bieden. Vanaf de jaren ‘90 krijgt Palestijnse cinema internationaal steeds meer erkenning. Palestijnse filmmakers hebben meer middelen en sommigen van hen krijgen een opleiding in het buitenland. Elia Suleiman is waarschijnlijk de meest bekende. Ook het aantal films neemt zoals gezegd toe, zeker zeker vanaf 1995, mede dankzij co-financiering met westerse producenten. Vrouwelijke filmmakers krijgen meer kansen en maken films die succes hebben zowel in Israël/Palestina als internationaal. Maar de totale productie blijft nog bescheiden.


8 De vijfde periode: 2000/2005 -heden

Rond het begin van de 21ste eeuw lijkt zich een vijfde periode in de Palestijnse cinema af te tekenen. Naast enkele doorgaande tendensen, zoals de gerichtheid op het westerse publiek en filmmarkt, zijn er ten opzichte van de vorige periodes ook enige verschillen:

  1. Bij het gestaag toenemend aantal co-producties is er vaak financiering uit meerdere bronnen: behalve Palestijnse, Israëlische en/of westerse, ook uit andere landen/werelddelen;
  2. Het aantal films stijgt explosief, voor zowel documentaires als fictiefilms, en daaronder zijn er veel ‘shorts’ van vooral jonge kunstenaars (in samenhang met 5).
  3. Er is méér variatie qua toegepaste filmtechnieken en -stijlen zoals animatie, respectievelijk science fiction, met als voorbeelden: The Wanted 18 en Nation Estate, en ook meer films met een expressieve, sterk persoonlijke inslag.
  4. Qua inhoud gaat het vaker over het ‘moderne’ Palestijnse leven. Maar soms reflecteren films juist op het verleden, met name op het toen sterkere volksverzet. Voorbeeld van het eerste: Bar Bahar; en van het tweede: Naila and the Uprising.
  5. Ook meer ‘eigen’ faciliteiten zoals opleidingen en ondersteuning voor regisseurs en andere beroepen binnen de filmindustrie. In samenhang neemt ook het aantal jonge filmmakers toe.
  6. Groeiende interesse voor film bij het Palestijnse publiek. Hiervan getuigt onder andere het succes van de jaarlijkse Palestine Cinema Days op diverse locaties in de West Bank, Jeruzalem, Gaza en Israël. Hier komen overigens niet alleen Palestijnse films aan bod, maar ook de internationale cinema.
Periode Docu lang Docu kort Fictie lang Fictie kort Totaal
1935 t/m 1948 0 0 0 0 0
1948 t/m 1967 0 0 0 0 0
1968 t/m 1982 9 9 6 0 24
1983 t/m 2000 35 14 13 5 67
2001 t/m 2010 135 108 29 63 335
2011 t/m 2020* 226 229 80 111 646
Totaal 405 360 128 179 1.072

* Cijfers op grond van de per 30-11-2020 in de database geregistreerde films
Bron: Margot Heijnsbroek; op basis van een eerste, vrijwel volledige inventarisatie (30/11/2020) van de database van palestinecinema

Zoals gezegd zijn vrijwel alle films uit de periode 1935 – 1948 verloren gegaan. In de periode 1948 – 1967 zijn vrijwel geen films gemaakt. Mogelijk komen in de toekomst nog enkele films aan de oppervlakte uit niet vrijgegeven Israëlische archieven.

Jaar Docu Fictie Totaal
2016 39 16 55
2017 60 24 84
2018 51 13 64
2019 62 11 73
2020 19 9 28

Bron: Margot Heijnsbroek, zie hierboven

Opvallend in de cijfers is de explosieve stijging van de productie in de periode 2001 – 2010, die zich voortzet in het tweede decennium. Tussen 2001 en 2010 vallen de hoge aandelen van de korte films bij zowel fictiefilms als documentaires op. De periode 2011-2020 geeft een sterke stijging van het aantal fictiefilms te zien, zowel relatief als in absolute aantallen en een relatief grote stijging van het aantal korte documentaires en fictiefilms. De verklaring voor dit laatste ligt waarschijnlijk in de grote aanwas van jonge regisseurs, wat weer samenhangt met het hogere aanbod aan opleidingen en ondersteuning. In deze periode zijn ook belangrijke ondersteunende instellingen ontstaan, zoals de Qattan Foundation, het FilmLab: Palestine, Shashat en de Palestine Film Foundation. Dat de productie in 2020 lager gaat uitvallen heeft ongetwijfeld met de Corona-epidemie te maken.

In April 2020 verwoordde de UNESCO het succes van de Palestijnse cinema als volgt: ‘In the last 10 years, Palestinian films have achieved significant success and recognition in major international venues. In 2018, Palestine had its first-ever official pavilion at the Cannes Festival’. Wat niet betekent dat er geen structurele problemen meer zijn, zie hierna.


9 Cinema in Israël, in bezet gebied, in de diaspora

Israël

Palestijnse filmmakers in Israël hebben te maken met verschillende vormen van officiële en informele vormen van discriminatie. Wat betreft het overheidsbeleid ten aanzien van de minderheid van de Israëlische Palestijnen, zijn drie aspecten in dit verband relevant. In de eerste plaats is er al sinds 1948 het streven om de Palestijnse geschiedenis minder zichtbaar te maken. In de tweede plaats is er een vijandigheid ten aanzien van uitingen van Palestijnse identiteit. Verder is er, meer op het westerse publiek gericht, het beleidsdoel om een positief beeld van de joodse staat te creëren, waardoor binnen dat negatieve kader incidenteel promotie van Palestijnse culturele producten mogelijk is. Illustratief voor de verkramptheid die daarvan het gevolg is, is de affaire Suha Arraf die Villa Touma regisseerde en weigerde die als ‘Israëlisch’ te presenteren (de staat Israël had mede gefinancierd). De film was weinig politiek en zelfs in Israël nauwelijks controversieel, maar desondanks: ‘I have been blacklisted in Israel from receiving any funding … some heads of film funds called me a prostitute and a suicide bomber in the press.’ In dit interview met Suha Arraf over Villa Touma beschrijft zij een aspect van het Palestijnse levensgevoel: ‘The whole film is symbolic to the Palestinian situation, and the frozen situation they’re in – the frozen peace process, the status quo of the occupation and the refugee camps in the region. It isn’t an all-out official war, nor is it a time of peace; it is like a haemorrhage of war, a trickle of war that drains one out slowly.’ De laatste jaren hebben de rechtse regeringen onder leiding van Likoed de teugels voor kritische artistieke uitingen strakker aangehaald. Desondanks worden er juist in Israël door Palestijnse en joods-Israëlische regisseurs veel kritische films geproduceerd. Zoals Town on a wire (2015). Twee voorbeelden van films van of over Israëlische Palestijnen zijn: Bar Bahar (In Between) en Invisibles (2015).

Bezet gebied: de Westelijke Jordaanoever

De situatie voor het maken van films in dit gebied is de laatste tien jaar verbeterd. De uitgangssituatie was slecht. De drie miljoen Palestijnen in de Westelijke Jordaanoever zijn vrijwel allemaal samengedreven in kleine gebiedjes die onderling moeilijk bereikbaar zijn. Armoede, reisbeperkingen en acties van het Israëlische leger en de daarmee collaborerende Palestijnse veiligheidsdiensten zorgden (ook) voor een kunst- en filmvijandig klimaat. Toch blijkt (zie de tabel) dat er sinds het begin van deze eeuw een aanzienlijke stijging is in de productie van Palestijnse films. Veel films die zich afspelen in bezet gebied zijn gemaakt met buitenlandse steun of in het buitenland geproduceerd. In toenemende mate worden met kleine camera’s of mobiele telefoons films gemaakt van gebeurtenissen die met bezetting te maken hebben. Vooral de camera van de mobiele telefoon is uitgegroeid tot een krachtig middel van vreedzaam verzet tegen de onderdrukking waarmee de bezetting gepaard gaat. De opnamen die worden gemaakt genereren een wereldwijd toegankelijk, openbaar archief van het optreden van leger en politie, zoals het routinematig arresteren van kinderen en het slopen van scholen en huizen. Een zeer bekend voorbeeld is 5 Broken Cameras (2012) van de Palestijnse landbouwer Emad Burnat en Guy Davidi, een documentaire over de protesten in het dorp Bil’in in de Westelijke Jordaanoever. Voorbeelden van films/filmpjes uit of over de Westelijke Jordaanoever zijn:
200 meters (2020)
Inch’Allah (2012)
In the Image: Palestinian Women Capture the Occupation (2014)
The Sun and the Looking Glass (2020)

Bezet gebied: de Gazastrook

De situatie voor het maken van films is in de Gazastrook veel slechter als gevolg van oorlogsgeweld, armoede en isolement. Ter illustratie een chronologie van het geweld dat over de bevolking heen is gekomen. Toch groeit ook hier het aantal films, voor het merendeel documentaires, maar ook wel enkele fictiefilms. Een recent voorbeeld van dat laatste:
Gaza mon Amour, 2020. Tarzan Nasser, Arab Nasser. De bBij de productie betrokken landen: Palestina, Frankrijk, Duitsland, Portugal en Qatar. 87 min. Taal: Arabisch
Toelichting: https://www.palestinecinema.com/movies/gaza-mon-amour
Trailer: https://www.youtube.com/watch?v=W9eSEZlB78Y
Een voorbeeld in de documentaire- sfeer (bevat ook schokkende beelden): Where should the birds fly? https://www.palestinecinema.com/movies/where-should-the-birds-fly

De diaspora

Inmiddels is ook in de diaspora – vooral in het Midden-Oosten, Noord-Amerika en Europa – een aanzienlijke Palestijnse filmproductie ontstaan. Sterker nog: bijna alle bekende Palestijnse regisseurs wonen in het buitenland, of hebben daar gewoond. Onder andere Elia Suleiman, Hany Abu-Assad, Cherien Dabis en Michel Khleifi. Van dit rijtje is Hany Abu-Assad een Palestijnse Nederlander, die ook wel in de VS woont. Een van de oorzaken van de grote rol van de diaspora is het gebrek aan ondersteuning door de Palestijnse Autoriteit. Daardoor wendden filmmakers zich vaak noodgedwongen tot sponsors in Europa en de Verenigde Staten.

Infrastructuur in bezet gebied

Bioscopen zijn een belangrijke schakel in iedere filmcultuur. De Palestijnse en de joodse filmculturen zijn van begin af aan grotendeels gescheiden geweest. De gouden tijd van het bioscoopbezoek door Palestijnen lag in de eerste helft van de twintigste eeuw. Vanaf 1948, met de overwinning van de joodse strijdgroepen, begon de neergang in het door de Joden beheerste gebied, de staat Israël. Die neergang zette door na de verovering door het Israëlische leger van wat nu ‘de bezette gebieden’ wordt genoemd. Diverse bioscopen werden later verwoest tijdens de eerste en de tweede Palestijnse volksopstand (vanaf 1987 respectievelijk 2000). Dit versterkte de moeilijkheid voor de Palestijnse film om zijn eigen publiek, de Palestijnen om wie het gaat, in het eigen land te bereiken. De afnemende bewegingsvrijheid van de Palestijnen in de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook deed de rest. Bioscopen, voor zover nog bestaand, lijden een kwijnend bestaan. De laatste jaren lijkt er evenwel sprake van een oplevende filminteresse te zijn, getuige de jaarlijkse Palestine Cinema Days.

Het ‘verdwenen’ Palestijnse filmarchief

Met de Israëlische invasie van Beiroet in 1982 kwam er goeddeels een einde aan het maken van films onder de hoede van de Palestijnse instanties. Nadat de PLO zijn hoofdkwartier overbracht naar Tunis, werden films nog maar op een beperkte schaal gesponsord. Een groot deel van het filmarchief in Beiroet bleek te zijn verdwenen. De zoektocht naar verloren gewaande films leidde in 2003 tot de vertoning van They Do Not Exist (uit 1974). De film Kings and Extras: Digging for a Palestinian Image (2004) van Azza El-Hassan gaat over deze speurtocht. Zelfs in 2020 werden weer drie herontdekte films vertoond. Vrij recent werd duidelijk dat het archief in het bezit is van Israël. De toegang is beperkt, Palestijnen zijn daarvan uitgesloten.


10 Opleidingen en overige infrastructuur

Opleidingen

Hieronder een niet-uitputtend overzicht van opleidingen.

  1.  De Qattan Foundation, hun Culture and Arts Programme, en daarbinnen: http://qattanfoundation.org/en/cap/audiovisual-arts/ramallah-doc, http://www.qattanfoundation.org/sites/default/files/u2/2016_cap_audiovisual_equipment.pdf en http://qattanfoundation.org/en/audiovisual-equipment.
  2. Het FilmLab: Palestine: https://www.flp.ps/programs
  3. Shashat. Richt zich op vrouwelijke filmmakers. https://english.wafa.ps/page.aspx?id=HSqte1a117489149085aHSqte1
  4. De Dal Al Kalima Universiteit in Bethlehem. O.a.: https://www.daralkalima.edu.ps/en/page/1493722112 en
    http://www.bsff.daralkalima.edu.ps/
  5. De Bir Zeit Universiteit. O.a. https://www.birzeit.edu/en/study/programs/contemporary-visual-art

Overige ondersteuning

Enkele andere organisaties die belangrijk zijn voor de Palestijnse ‘filmindustrie’.

  1. Palestine Film Foundation (PFF). De PFF organiseerde het eerste London Palestine Film Festival in 1999 en werd als ‘PFF’ opgericht in 2004. Doel: het festival organiseren, het stimuleren van Palestijnse cinema en het archiveren van audiovisueel materiaal over Palestina.
  2. Het nationale Palestine Film Institute (PFI). Het creëren van netwerken ten behoeve van financiering, promotie, advisering, contacten leggen. Ook het behoud van audiovisueel erfgoed. Zie ook onder ‘Infrastructuur’.
  3. Het Palestine Film Platform, in het leven geroepen door het PFI. Via het PFP-platform worden films, ook historisch interessante films (gratis) gestreamd.
  4. Het ‘Filmlab: Palestine’ werd in 2014 opgericht als een niet-commerciële organisatie die zich richtte op de Palestijnse jeugd in vluchtelingenkampen in Jordanië, om hen in staat te stellen met filmische middelen hun persoonlijke geschiedenis te verbinden met het Palestijnse collectieve geheugen. De organisatie is uitgegroeid tot een pijler van de Palestijnse filmscene: ‘It offers a suitable workspace for Palestinian filmmakers, with production equipment and post-production facilities’.
  5. Het kwartaaltijdschrift Bidoun (vanaf 2004), wil een brug slaan op het gebied van kunst en cultuur – en dus ook film – tussen de Palestijnse diaspora en het Midden-Oosten.

Infrastructuur, juridisch en overig

De UNESCO werkt in samenwerking met de Europese Unie en het ministerie van Cultuur van de Palestijnse Autoriteit, aan versterking van de infrastructuur voor de Palestijnse cinema. Dit vanuit de constatering dat, ‘While Palestine has no shortage of talented filmmakers or powerful stories, the country is in dire need of an improved legal environment to help the national film industry develop and thrive’. UNESCO noemt de volgende punten:

  1. Het ontbreken van een juridisch kader (bescherming geestelijk eigendom, etc.)
  2. Gebrek van gegevens en archieven betreffende de Palestijnse cinema, door het ontbreken van copyright regeling en een nationaal registratiesysteem.

Deze en andere taken (zie hierboven) moeten worden opgedragen aan het Palestine Film Institute als een onafhankelijk uitvoeringsorgaan.


11 Uitstraling naar/samenwerking met buitenland

Uit een recent onderzoek door Eibhlin Priestley blijkt dat van de 55 films en documentaires uit de MENA-regio (Midden-Oosten/Noord-Afrika) die in het Westen (Priestley kijkt met name naar de VS) in de periode 2009-2019 het meest succesvol waren, een opvallend groot aantal ontstond in of betrekking had op Palestina/Israël. Het overgrote deel van die films is gemaakt in co-productie met Europeanen of Amerikanen. Dat geldt helemaal voor de financiering met als opvallende uitzondering de voor een Amerikaanse Oscar genomineerde film Omar, die bijna 100% Palestijns gefinancierd werd. Gebrek aan overheidssteun en aan professionele infrastructuur, maar ook de wens om films bij een Westers publiek te vermarkten, zijn daarvan de redenen. De resulterende afhankelijkheid, die voor de gehele MENA-filmregio geldt, heeft aanzienlijke invloed op de artistieke producten, vaak op de wijze waarop dat verhaal wordt verteld en soms op het verhaal zelf. Zie ook Untold Stories (Irit Neidhardt) die nader ingaat op de rol van Europese instanties. Daarbij moet bedacht worden dat in Europa en de VS de meeste screeningsmogelijkheden zijn én dat de makers het belang zien om via film veel mensen daar te bereiken met informatie vanuit een Palestijnse visie. Op zich is dat dus geen diskwalificatie van dit soort films. Daarnaast zijn er ook jonge Palestijnse filmmakers die vanuit hun eigen Palestijnse identiteit films willen maken, met een meer persoonlijke expressie, en gericht op een Palestijns publiek.

Literatuur

  1. Nurith Gertz, George Khleifi. Palestinian Cinema: Landscape, Trauma and Memory. Edinburgh University Press, 2008. “The first, serious comprehensive study of Palestinian film. (first published as Landscape in Mist: Space and Memory in Palestinian Cinema) in Hebrew in 2005 by Am Oved and the Open University, Tel Aviv.)
  2. Hamid Dabashi, ed. Dreams of a Nation: On Palestinian Cinema. London/New York: Verso, 2006 (met o.a. Edward Said (postuum), Ella Shohat, Hamid Naficy, Joseph Massa en de filmmakers Annemarie Jacir, Michel Khleifi, and Omar al-Qattan (filmmakers, critics and scholars discuss the extraordinary social and artistic significance of Palestinian film).
    1. https://www.researchgate.net/publication/240759725_Dreams_of_a_Nation_On_Palestinian_Cinema (bespreking).
  3. Chloë Op de Beeck, ‘Palestijnse Cinema Nationale cinema in een staatloze natie.’ Masterproef Filmstudies en Visuele Cultuur, Universiteit Antwerpen, 2011
  4. Nadia Yaqub, Palestinian Cinema in the Days of Revolution. Austin, University of Texas Press, 2018.
    1. https://filmquarterly.org/2018/09/14/cinema-of-the-palestinian-revolution-a-conversation-with-nadia-yaqub/ Interview met Yaqub (2018).
    2. https://mespi.org/project/palestinian-cinema-in-the-days-of-revolution/ Interview met Yaqub (2018).
  5. ‘Find a Story in a Grain of Dust’: the Search for Palestine’s Lost Cinema. Nathan Geyer, 28 november 2018. Over de zoektocht naar verdwenen films.
  6. Edward W. Said, “Invention, Memory, and Place,” Critical Inquiry 26, no. 2 (Winter 2000): 184. Ook: Edward W. Said, “Zionism from the Standpoint of Its Victims,” Social Text no. 1 (Winter 1979): 7–58
  7. Rona Sela, The Genealogy of Colonial Plunder and Erasure: Israel’s Control over Palestinian Archives. Social Semiotics 28, no. 2 (2018)
  8. Kaleem Hawa. From Palestine to the World, the Militant Film of the PLO. The New York Review, oktober 2020.
  9. Palestinian Cinema: A Guardian of Palestinian Identity, Doomed by Hope. Abir Abyad. Falls Church, VA Bachelor Degree, University of Virginia, 2014
  10. Suleiman, Elia. “Interviews -a Cinema of Nowhere.” Journal of Palestine Studies. 29.2 (2000): 95.
  11. White, Rob. “Sad Times: An Interview With Elia Suleiman”. University of California Press, Film Quarterly, Vol. 64, No. 1 (Fall 2010): pp. 38-45.
  12. Untold Stories. Irit Neidhardt. Westminster Papers in Communication and Culture © 2010 (University of Westminster, London), Vol. 7(2): 31-50. ISSN 1744-6708 (Print); 1744-6716 (Online)

Websites/zoektermen

  1. https://www.facebook.com/palestinefilminstitute/ met https://www.palestinefilminstitute.org/en/pfp-alumni (Palestine Film Platform)
  2. http://www.palestinefilm.org/ (Londen). “The Palestine Film Foundation (PFF) is a nonprofit initiative which seeks to develop an audience for and to encourage the development of a Palestinian cinema and cinema related to Palestine.”
  3. https://www.thisweekinpalestine.com/filmlab-palestine/ Filmlab: Palestine, “It aims at placing Palestine on the map of the International film industry and movie landscape.”
  4. jadaliyya. Bijvoorbeeld: https://www.jadaliyya.com/Details/41842/What-the-West-Wants-to-See-The-Success-of-MENA-Films-at-European-and-US-Film-Festivals-2009-20195
  5. Middle East Eye, Palestinian movies.
  6. https://www.lawrieshabibi.com/news/
  7. https://en.wikipedia.org/wiki/Cinema_of_Palestine https://en.wikipedia.org/wiki/List_of_Palestinian_films https://en.wikipedia.org/wiki/Arab_cinema
  8. https://www.imdb.com/search/ (Internet Movie Database)
  9. https://www.imdb.com/ met o.a. zoekfunctie: https://www.imdb.com/search/title/
  10. https://electronicintifada.net/content/coming-home-palestinian-cinema/6780 (Annemarie Jacir 27 February 2007)
  11. https://www.bidoun.org/ “Bidoun magazine is a quarterly publication founded in 2004 with the intention of filling a gaping hole in the arts and culture coverage of the Middle East and its Diaspora.”
Tags:  film