Israël critici wordt regelmatig verweten dat ze “meten met twee maten”: ze besteden onevenredig veel aandacht aan de rechteloosheid in de bezette Palestijnse gebieden, terwijl er op veel plaatsen in de wereld groot onrecht heerst.
Het “meten met twee maten” is een standaarduitdrukking in het gesprek over Israël en de Palestijnen. De redenering gaat ongeveer als volgt. “De mensen die geregeld protesteren tegen de rechteloosheid in de bezette Palestijnse gebieden zijn selectief in hun verontwaardiging. Er is op veel plaatsen veel onrecht in de wereld. Met vaak meer doden dan in Israël/Palestina. Maar deze Israël-critici richten zich eenzijdig op Israël. Dat is selectieve boosheid; dat is meten met twee maten.”
Laten we dat verwijt eens analyseren aan de hand van de situatie van de Oeigoeren, een volk in de Chinese provincie Xinjiang. Ik neem niet de burgeroorlog in Syrië: alle westerse regeringen spreken al voortdurend hun afschuw uit over dat bloedbad en sommige bewapenen zelfs het verzet. Ik neem ook niet de Tibetanen: van Michelle Obama tot Angela Merkel wordt er door onze politieke elite al alles aan gedaan om het treurige lot van dat volk in de schijnwerpers te houden.
Ik kies voor deze vergelijking met de Oeigoeren omdat,
- de Oeigoeren net als de Palestijnen al sinds eind jaren ’40 van de vorige eeuw met bezetting en onderdrukking te maken hebben,
- omdat in het westen ook rond dat volk geen koloniaal schuldgevoel bestaat,
- omdat ook met dat volk de meeste westerlingen geen culturele verwandschap voelen,
- omdat ook bij de Chinees/Oeigoerse kwestie het etnische element een rol speelt,
- en omdat het sinds de opkomst van internet goed mogelijk is je op de hoogte te stellen van wat in die verre landstreek gebeurt.
In veel opzichten is de ellende van de Oeigoeren dus goed vergelijkbaar met de situatie van de Palestijnen. Toch hoor je weinig over de eersten en veel over de Palestijnen. Waarom? Wat zijn de verschillen?
Het eerste punt van vergelijking heeft betrekking op de westerse regeringen. Met name de mate waarin onze eigen regeringen zich distantiëren van de regering die verantwoordelijk is voor de onderdrukking. Zo bekeken is er een groot verschil tussen de benadering van China en van Israël. De “leider” van het westen, de Amerikaanse regering, steunt actief de Israëlische regering. Ten aanzien van China is daar uiteraard geen sprake van. De Europese Unie en de Nederlandse regering doen met enige nuancering hetzelfde. Voor een demonstrant die in een democratie leeft is dit een vrij fundamenteel verschil. Zijn eigen regering veroordeelt wel de schending van de mensenrechten in China. maar veroordeelt die niet of werkt er zelfs aan mee in Israël.
Het tweede verschil zou ik willen benoemen als: de effectiviteit. Druk uitoefenen (door de VS en Europa) op Israël zou een zeer groot effect hebben op de situatie van de Palestijnen. Economisch is het kleine Israël helemaal afhankelijk van het westen en militair in belangrijke mate. Druk uitoefenen op China ten behoeve van mensenrechten helpt niet op afzienbare termijn en is op korte termijn waarschijnlijk contraproductief (wat iets anders is dan dat ik een pleidooi houd voor geen diplomatieke actie). Dit effectiviteitscriterium zal sommige puur ethisch bevlogen activisten misschien niet aanspreken, maar dat is dan naar mijn mening ten onrechte. Als regeringen geen druk uitoefenen op China, wetende dat het op afzienbare termijn niets helpt, is dat al niet sterk. Maar als regeringen geen druk uitoefenen (op Israël) terwijl zij weten dat dat zeer veel zou uitmaken, is dat in moreel opzicht extra zwak. Daar komt dan nog het vorige punt overheen: VS en EU helpen Israël zelfs in vele opzichten.
Een derde verschil is de behandeling in de media, althans tot voor enkele jaren. Om verschillende redenen hebben de westerse media zich lang gehouden aan het “framework” (onuitgesproken uitgangspunten) dat door de Israëlische voorlichting wordt uitgedragen. Die impliciete denkwijze komt in grote lijnen neer op: “Joden werden altijd bedreigd, zullen altijd gevaar blijven lopen, moeten dus een “veilige haven” hebben en hebben het recht, nu zij die “veilige haven” hebben (de joodse staat Israël), om naar eigen goeddunken geweld te gebruiken om zichzelf te verdedigen.” Kritische media, die informatie niet door de zeef van een “framework” halen zijn essentieel in een democratie. Een deel van de verontwaardiging over de Israëlische bezettingspolitiek heeft te maken gehad met verschil in berichtgeving over de politiek van Israël enerzijds en die van allerlei andere onprettige regimes anderzijds.
Een vierde verschil dat ik nog noem is de morele dimensie van het Israëldebat. De Tweede Wereldoorlog is in het westen geëvolueerd tot algemeen moreel ijkpunt. Daarbinnen is de jodenvervolging de centrale meetlat geworden van Goed en Kwaad. De verdedigers van Israël proberen de critici te benaderen vanuit die hoge burcht van het door deze geschiedenisopvatting (en het geschiedenisonderwijs en de filmindustrie) gesanctioneerde Goede. Dat dwingt (of dwong, waarschijnlijk is ook op dit vlak een verandering gaande) de Israëlcritici tot een soort hindernisloop. Terwijl men kritiek levert op basis van morele uitgangspunten die vanuit de opvoeding vaak geassocieerd worden met “de Oorlog”, wordt men aangevallen met argumenten-bij-associatie (zoals: antisemitisme) die weer ontleend zijn aan diezelfde oorlog. Dit morele judogevecht leidt wederzijds tot meer aandacht voor het Israëlisch-Palestijns conflict dan voor welk conflict in de wereld dan ook.
Dit laatste punt is de reden dat ondergetekende zelden is gecharmeerd van vergelijkingen met de Tweede Wereldoorlog. Die vond al weer 70 jaar geleden plaats, er kwamen 60 miljoen mensen bij om het leven, over de oorzaken en gevolgen zijn historici nog volop in discussie, de Arabieren hadden er bijzonder weinig mee te maken en het ontstaan van de staat Israël had er minder mee te maken dan velen denken.
Conclusie: De eerste twee punten leiden terecht tot ruime aandacht voor het Israëlisch-Palestijns conflict. Het derde fenomeen is (langzaam) minder belangrijk aan het worden. Het vierde punt zal alleen maar meer gaan opspelen. Ten eerste omdat ons onderwijs de Tweede Wereldoorlog in Europa nog lang zal presenteren als de centrale episode in de wereldgeschiedenis. Ten tweede omdat met de emancipatie van de Europese moslims een andere kijk op de Tweede Wereldoorlog als morele kapstok het publieke debat zal verrijken.