Hannah Arendt op de zwarte lijst? Duitsland en het antisemitisme.

Door: Jan Schnerr - Geplaatst op: 10 januari 2021

Er is reden om dieper te graven in het Duitse anti-antisemitisme. In Duitsland rolt momenteel een campagne over het politieke landschap die zich officieel richt op de bestrijding van antisemitisme. Op zich is dat legitiem. Antisemitisme beschadigt zoals alle vormen van racisme het onderling vertrouwen in de maatschappij en in extreme gevallen de rechtstaat zelf. Het van overheidswege bestrijden ervan moet echter wel effectief gebeuren en vooral integer. Gelet op de doelwitten van de campagne rijzen er wat die integriteit betreft vragen. Onheilspellende voorbeelden waren het vertrek van Peter Schäfer als directeur van het Jüdisches Museum in Berlijn in 2019 en van Dr. Stefanie Carp als artistiek directeur van de Ruhrtriennale afgelopen zomer

Hannah Arendt

Schäfers museum had een twitterbericht verstuurd over een petitie van 240 Joodse en Israëlische wetenschappers die kritiek uitten op een anti-Israëlboycot resolutie van het Duitse parlement (Bundestag, ingediend op 17/05/2019). Israël en de Israëllobby in Duitsland namen aanstoot aan die tweet en werden daarin gesteund door Trumps ambassadeur in Berlijn. Schäfer vertrok acht dagen later. In Duitse media werd al de vraag opgeworpen of Hannah Arendt ook op de zwarte lijst zou worden gezet in het huidige Duitsland. Een absurde vraag? Stel dat zij via de tijdmachine in het Berlijn van 2021 neerdaalt om het proces van een van ‘BDS’ verdachte persoon te verslaan. Om vanaf de perstribune een vervolg te schrijven op haar boek uit 1963 over het Eichmann proces en de banaliteit van het kwaad. Hoofdstuk I, Het gerechtshof, zou als volgt kunnen beginnen.

 

De rechter keek de verdachte aan met een doordringende blik.

  ‘Enfin, dus u vindt dat de Joden geen recht hebben op een eigen land?’

  ‘Zo in zijn algemeenheid kan ik dat niet gezegd hebben.’

In de beklemmende stilte die volgde was alleen het geritsel hoorbaar van de in zijn papieren rommelende aanklager. Diens hoofd werd nog roder dan het was. Hij kreeg het laatste woord:

  ‘Ik heb hier de brief van de Beauftragte für Antisemitismus van de Bondsrepubliek die ondersteund wordt door vijf andere Beauftragten waaronder die van Berlijn en München. Ik citeer: Betrokkene, nota bene zelf van Joodse afkomst, heeft bij verschillende gelegenheden gezegd, al dan niet bij implicatie, dat hij het Existenzrecht van de Joodse staat ontkent. Dit alleen al lijkt mij voldoende, meneer de rechter.’

Een ongeduldig gebaar van de rechter snoerde de beklaagde bij voorbaat de mond:

  ‘De feiten zijn duidelijk, morgenochtend uitspraak in verband met de urgentie van de zaak.’

 

Het heeft geen zin om over de afloop van een denkbeeldige rechtszaak te fantaseren. Tot zo’n zaak zal het hopelijk niet komen. Waarschijnlijk komt de Duitse politiek tijdig tot bezinning en zal zij in navolging van verschillende rechterlijke uitspraken de apparatsjiks gaan afremmen in hun vorauseilender Gehorsam. Overigens zal dat niet eens meer zo gemakkelijk zijn. De Beauftragten hebben al een paar jaar de tijd gehad om hun bureaus te vullen met punctuele functionarissen en hebben met hun verhaal ruime mediale aandacht gekregen. Een bureaucratie die door de hoogste politieke niveaus in de startblokken is gezet heeft een lange remweg. Antisemitisme ‘tsaren’ als Katharina von Schnurbein, Felix Klein, en Samuel Salzborn – respectievelijk voor de EU, Duitsland en Berlijn – zullen nog geruime tijd bij ons blijven. Door de resolutie van de Duitse Bondsdag zijn deze functionarissen in een riante positie gebracht. Om de blik te richten, niet op extreemrechts maar op critici van het Israëlische systeem.

Onder het maaiveld

Het ‘kleinere’ probleem met zo’n campagne zou zijn dat er een enkele lezing, een discussie of optredens worden afgeblazen, waarna een paar rechterlijke uitspraken de klagers gelijk geven en daarna ebt het weg. Helaas, zo niet in Duitsland. Toen zes journalisten van Der Spiegel de lobby in kaart bracht die tot de resolutie in de Bondsdag leidde, kwamen onder andere Felix Klein (in Duitsland een deel van de uitvoerende macht!) en het massablad Bild in actie: “Der Spiegel verbreidde antisemitische clichés”. Het grotere probleem is dat in dit klimaat burgemeesters, parlementariërs, ambtenaren, redacties, tentoonstellingsmakers en tienduizenden anderen zich wel drie keer bedenken voordat zij hun handen branden aan ‘Israël’. De vorauseilende Gehorsam waait als een kille wind door redactielokalen en culturele instellingen. In Nederland is dat in zekere mate ook al jaren zo, maar alles wat met Israël of het Jodendom heeft te maken weegt op de Duitse ziel als een steen die vele malen zwaarder is. De (enige) liberale Israëlische krant Haaretz sprak de afgelopen maand van een heksenjacht: “In Germany, a Witch Hunt Is Raging Against Critics of Israel”. En: “Scholars are boycotted for signing a petition, artists are subjected to background checks and critical texts are censored”. Dat is wat nu onder het maaiveld gebeurt. Het is desastreus voor een vrij discussieklimaat en begint nu ook negatief uit te pakken voor Joden die naar buiten komen met een kritische mening over Israël. Het is op den duur funest voor pogingen om het antisemitisme in kaart te brengen, de werkelijke omvang vast te stellen en daar een integere en effectieve strategie tegenover te zetten.

Ook de karaktermoord in het geval van Dr. Stefanie Carp, artistiek directeur van de Ruhrtriennale afgelopen zomer was uit oogpunt van integriteit van bedroevend niveau (zie ook Haaretz). Toch waagde geen Duitse politicus het zijn mond open te doen. De reacties (of het zwijgen) van politici en een flink deel van de media in deze gevallen maken een verkrampte indruk. Discussie op basis van de feiten – is er reden voor kritiek op Israël?, wordt die kritiek wel of niet overdreven? – wordt gemeden. Kritiek op de etnische opbouw van het Israëlische staatsbestel lijkt helemaal taboe. Deze verkramptheid in het Duitse publieke debat, zeker tegen de achtergrond van de radicalisering die in Israël plaatsvindt, begint te lijken op wat in Duitsland in andere gevallen ‘Realitätsverweigerung’ heet. Wat is de achtergrond daarvan? De routinematige verwijzing naar de periode 1933-1945 is anno 2021 te gemakkelijk. Zeker nu ook Israëlische en Duitse Joden worden aangepakt wegens kritiek op Israël. Een volgende column probeert er een vinger achter te krijgen door terug te gaan naar de jaren die volgden op de Duitse capitulatie. In de periode 1945 tot circa 1965 gebeurde iets dat lang nawerkt.

 

Citaat:

“De beschuldiging van antisemitisme is een stok waarmee je iemand een fatale klap kunt toebrengen, en politieke elementen die daar belang bij hebben, maken er gretig gebruik van (…) De medewerkers van het museum raakten op den duur in paniek.” (Peter Schäfer)