Boycot van Israëlische pr-campagne is terecht

Door: Jan Schnerr - Geplaatst op: 6 oktober 2014

Dit stuk werd eerder geplaatst in het dagblad Trouw op 2 oktober 2014.

Een culturele boycot moet zich niet op personen richten, betogen Sonja Zimmermann en Jan Schnerr. Maar acties tegen organisaties die aan de staat Israël zijn verbonden, zijn gerechtvaardigd.

Els Swaab en Ken Gould schrijven dat Israëlische kunst niet moet worden geboycot (Culturele boycot Israël snoert kritiek de mond, Trouw 25 september). Als zij bedoelen dat kunst vrijheid behoeft, dan hebben we een gezamenlijk uitgangspunt. Ook wij vinden in het algemeen uitwisseling met kunstenaars (en wetenschappers) waardevol, zeker ook met Israëlische. Dat een culturele boycot van Israël neerkomt op ‘het snoeren van de kunstenaarsmonden’ is dan ook onjuist. Het gaat om organisaties en samenwerkingsverbanden die de staat en zijn instellingen vertegenwoordigen. Of gesponsorde kunstevenementen die tot doel hebben het onderdrukkende systeem in Israël acceptabel te maken. ‘Spot on Israël’ die achter het door hen genoemde theateroptreden in Amsterdam stond, is zo’n organisatie.

Dehumaniseren

Wat is er gaande in Israël waardoor vijfentwintig jaar na de Zuid-Afrikaanse apartheid weer een internationale boycot op gang is gekomen? Ten eerste de zeer problematische behandeling die bijna de helft van de twaalf miljoen mensen tussen de Middellandse Zeekust en de Jordaan ondergaan. In casu de ruim 5,5 miljoen Palestijnen. Wat aan het oude Zuid-Afrika doet denken, is onder andere het systematisch dehumaniseren van mensen. De tweede overweging is de steun die de Nederlandse regering hieraan geeft.

Met de ‘problematische behandeling’ doelen wij op drie zaken. Allereerst de onderdrukking van bijna 4,5 miljoen Palestijnen die leven in de bezette gebieden, waaronder de Gazastrook. Daarnaast de discriminatie van de 1,2 miljoen niet-Joden, voornamelijk Palestijnen, in Israël zelf. Het derde punt is het discriminerende gegeven dat Joden van overal ter wereld zich in Israël, inclusief de bezette gebieden, kunnen vestigen, terwijl Palestijnen die afkomstig zijn uit dit gebied dat recht is ontnomen.

Civil society

Het kritische geluid uit de joods-Israëlische ‘civil society’ moet gehoord kunnen worden, stellen Swaab en Gould. Mee eens. Tegen hen is een boycot niet aan de orde. Sterker nog: dat kritische geluid wordt in Israël actief bestreden. Een discussie tussen bijvoorbeeld Gideon Levy en de door Swaab en Gould als ‘kritisch’ bestempelde schrijvers Amoz Oz en David Grossman zouden wij graag willen aanhoren. Ook al hebben de twee laatsten zich nooit principieel uitgesproken tegen het systeem van onderdrukking of de aanvallen op Libanon en Gaza.

Moet alles en iedereen op cultureel gebied maar geboycot worden? Nee. Als Amoz Oz een niet door Israël gesponsorde lezing zou komen houden, zouden wij eerder kiezen voor een artikel over de ethische kant van zijn werk bijvoorbeeld. Voor David Grossman geldt dat helemaal. En er zijn ook Israëlische kunstenaars en schrijvers die wij eerder zelf zouden uitnodigen dan ze te boycotten. Yael Bartana bijvoorbeeld. Of een Israëlisch-Palestijnse kunstenaar. Een culturele boycot dient zich niet op individuele personen te richten, ook niet als hun mening niet bevalt.

Degenen die besloten tot een actie tijdens een theateroptreden onlangs in Amsterdam, richtten zich tegen ‘Spot on Israel’. Het was een actie tegen een door de Israëlische overheid geïnspireerde pr-campagne: het voor een Westers publiek aanvaardbaar maken van een systeem van bezetting en discriminatie. Het Habimah theater treedt regelmatig op in illegale nederzettingen en heeft zich laten sponsoren door de staat. Dit ‘doelwit’ van de actie lijkt ons terecht. De vorm van een actie, in dit geval een korte verstoring in de zaal, mag natuurlijk ter discussie staan.

Sonja Zimmermann, Diensten en Onderzoek Centrum Palestina (DocP)
en Jan Schnerr, redacteur Jaffadok.nl, 02-10-2014