U kent het verschijnsel van de platentektoniek: Amerika en Europa drijven uit elkaar. Met een snelheid van 2 centimeter per jaar. Dit geldt zowel voor de lidstaten als de niet-lidstaten van de Europese Unie. Hoe staat het met Amerika en Israël?
Van de Amerikaanse president Eisenhower is niet bekend dat hij in de jaren ’50 van de vorige eeuw een fan was van de jonge joodse staat. Toen Frankrijk, Engeland en Israël in 1956 gezamenlijk en buiten de Verenigde Staten om ten strijde trokken tegen Egypte was hij buitengewoon geïrriteerd. De Engelsen strafte hij hard af. Die staan sindsdien in het gelid als er ergens in de wereld wel of juist niet oorlog moet worden gevoerd. De Fransen werden al niet beschouwd als een echte bondgenoot en zijn dat ook niet meer geworden (totdat Nicolas Sarkozy een warme vriendschapsband met Washington smeedde, zonder erbij te vertellen dat dat te maken had met de tweederangs positie van La France in het nieuwe Duits-achtige Europa). Wat deed hij met Israël dat hem in die Suezoorlog van ’56 dus ook een streek had geleverd?
Eisenhower dreigde (Mearsheimer/Walt) nog wel om de steun in te trekken die de VS aan de jonge bondgenoot leverde. Hoewel dat toen al in het Congres veel weerstand gaf. Toch werd Israël, vergeleken met de ruwe behandeling die Engeland en Frankrijk in het openbaar ten deel viel, grotendeels buiten schot gehouden. In de jaren ’60 werden de verhoudingen beter. Vooral na de dood van Kennedy versnelde dat proces. Met “betere verhoudingen” wordt hier bedoeld dat de officiële betrekkingen steeds beter werden. De media en het Congres werden steeds pro-Israëlischer. De joodse pro-Israëllobby werd steeds invloedrijker (de fundamentalistische christenen vormden nog de “zwijgende meerderheid” en ontdekten pas eind jaren ’60 dat de joodse staat in feite de voorbode was van de Terugkeer van de Messias).
In de periode tussen de oorlog van 1967 en de oktoberoorlog van 1973, onder de presidenten Johnson en Nixon, ontwikkelde zich een strategisch bondgenootschap. De kern daarvan was de overtuiging bij een groot deel van de Amerikaanse politieke leiding dat Israël een nuttige bondgenoot was in de strijd tegen het communisme. Bij een ander deel van de politici zal toen al de inschatting hebben gespeeld dat het in de pas lopen met de pro-Israëllobby de eigen politieke carrière ten goede zou komen. Deze tweede overweging is niet uniek in het Amerikaanse binnenlandse politieke bedrijf. Er is een autolobby, een staallobby, de bankenlobby, de Cuba-lobby, enzovoort. Het unieke zit hem in de mate waarin de pro-Israëllobby uiteindelijk greep kreeg op het Congres en langs die weg de zittende president in gijzeling kon houden. Zelfs in de hoogtijdagen van de Rockefellers heeft geen belangengroep zoveel invloed gehad op de Amerikaanse politiek.
Maar wat speelde zich af onder dat hoogste politieke niveau? Daar bevonden zich al vanaf de jaren ’70 beleidsanalisten, hoogleraren en publicisten die zich afvroegen of de belangen van de VS en Israël wel in die mate parallel liepen als door politiek Washington werd gesuggereerd. De wijze waarop de Israëllobby soms met deze kritici afrekende is bij een groter publiek bekend geworden door de publicatie van het boek “De Israël-lobby” van John Mearsheimer en Stephen Walt. Maar er zijn altijd ook binnen het overheidsapparaat verzetshaarden geweest tegen de onvoorwaardelijke steun voor de politiek van Israël. De belangrijkste bevonden zich in het ministerie van Buitenlandse Zaken (het State Department), binnen de legertop en bij de geheime diensten. Het spreekt vanzelf dat daarover veel minder bekend is. Maar toch voldoende om een uitgebreid overzicht samen te stellen van aanvaringen tussen de VS en Israël onder het maaiveld van President en Congres (zie hieronder).
Wat is de toekomst van de “onverbrekelijke band”. Wie vanmorgen in het nieuws zag hoe de Israëlische premier Netanyahu de president van de supermacht, de VS waar hij nu te gast is, in het openbaar de les leest over een voor de VS strategische kwestie namelijk de kwestie Iran, die heeft misschien wel voor het laatst meegemaakt hoe een staart (Israël) met de grote hond (VS) probeert te kwispelen. En dat in een zaak die het directe Israëlische belang te boven gaat. Of het ook deze keer weer lukt? Het Aipac-congres, de achterban van Netanyahu in de VS, applaudisseerde minder hard dan bij andere thema’s die Israël direct aangaan.
Tot slot één voorbeeld uit de begintijd van de “onverbrekelijke band”:
In juni 1967 viel Israël het Amerikaanse marineschip USS Liberty aan, vanuit de lucht en vanaf zee. Het schip lag dicht tegen de kust van Egypte en Israël aan. USS Liberty verzamelde inlichtingen tijdens de zesdaagse oorlog die aan de gang was. Vooral door de vervolgaanval vanuit zee is de indruk blijven bestaan dat de actie erop was gericht geen overlevenden achter te laten. Het schip bleef echter drijven. Er waren 37 doden en 170 gewonden, 70% van de bemanning. Door de reacties van de Amerikaanse president en zijn minister van Defensie zijn veel vragen blijven bestaan. Door het Congres is nimmer een grondig onderzoek gedaan. In marinekringen bleef de opvatting bestaan dat Israël zich gehinderd voelde door de “luisterpost”.
Dit citaat en vele andere voorbeelden vindt u in het nieuwe artikel op Jaffadok: jaffadok.nl/wrijvingen-vs-israel
zie ook: Mearsheimer, John J. en Stephen M. Walt The Israel Lobby and U.S. Foreign Policy. Farrar, Straus and Giroux, 2007. (Ned. vert.:) De Israëllobby. Amsterdam/Antwerpen, uitg. Atlas, 2007.