Knesseth, partijen

Door: Jan Schnerr - Laatst aangepast op: 25 februari 2013
Avraham Burg, Speaker van de Knesseth van 1999 tot begin 2003

Avraham Burg, Speaker van de Knesseth van 1999 tot begin 2003

Samenvatting

De dominante thema’s in de joods-Israëlische partijpolitiek zijn veiligheid, etnische kwesties, nationalisme en religie. Er is een grote tegenstelling, enerzijds tussen het naar binnen gericht zijn van het Israëlische politieke leven en de blinde vlek voor de Palestijnse en Arabische wereld en anderzijds de buitenlandse perceptie van het Midden-Oostenconflict. En met name (vanuit westers perspectief) de vraag wanneer en onder welke voorwaarden de in de Oslo Akkoorden overeen gekomen Palestijnse staat er komt, zodat de bezetting kan worden beëindigd. De blinde vlek voor de Palestijnse samenleving is in de Israëlische politiek een nog opvallender kenmerk geworden na het neerslaan van de gewapende Palestijnse opstand in de bezette gebieden (2000-2005), de bouw van de afscheidingsmuur en de terugtrekking uit Gaza plus de afgrendeling daarvan door het leger. Ook ontbreekt in het politieke centrum (openlijke) discussie over het lange termijn doel (vanuit Israëlisch perspectief) van de kolonisatie. Over vrijwel het gehele politieke spectrum ontbreekt een discussie over “de Palestijnse staat”, in een enigzins concrete vorm. Opvallend is ook, dat sociale kwesties als armoede en inkomensongelijkheid tot zeer recent nauwelijks politieke strijdpunten vormden.

Israëlische Palestijnen en kleine etnische minderheden maken 20 % van de bevolking uit maar hebben een lager opkomstpercentage bij verkiezingen. De meerderheid van de Palestijnen woont in de bezette gebieden; daar hebben echter alleen joodse burgers stemrecht.

Een waterscheiding in de Israëlische politiek was de periode van kort voor de Oslo Accoorden begin jaren ‘90 tot begin deze eeuw. Na een Likoed periode van 1977 tot 1992 volgden een aantal jaren waarin de Arbeiderspartij de toon aangaf. Er waren twee politieke bewegingen van strategisch gewicht. 1. Het Oslo-proces. 2. Een rigoureus privatiseringsprogramma. Het bedrijfsleven profiteerde van het tweede en steunde het eerste. Na 2000 viel deze “coalitie” uiteen en kregen de etnisch-nationalistische partijen onder leiding van Likoed de regeringsmacht. De Arbeiderspartij is sindsdien gemarginaliseerd. De ongelijkheid in de inkomensverdeling nam toe. Likoed en Kadima behielden niettemin de steun van een groot deel van de lagere inkomensklasse. Bij de verkiezingen van 1981 hadden de tegenpolen Arbeiderspartij en Likoed samen een reusachtige meerderheid: 95 (van de 120) zetels in de Knesseth. Dit is structureel gedaald tot (exclusief de partij Yisrael Beiteinu die in 2013 één lijst voerde met Likoed) circa 40. Er zijn verder ultra-orthodoxe partijen (Shas, Verenigde Torah Judaïsme), een nationaal-religieuze partij (Jewish Home Party) en Kadima (centrum).
Partijen die in meer of mindere mate afwijken van de consensus met betrekking tot het joodse karakter van de staat en de urgentie benadrukken van de oplossing van het conflict met de Palestijnen, zijn Meretz (zionistisch en sociaaldemocratisch), Balad en Hadash. Deze partijen opereren in de marge. De Palestijns Arabische kiezers hebben geen invloed op de samenstelling en het beleid van de regering.

 

DE KNESSETH EN DE POLITIEKE PARTIJEN

Politieke thema’s

De dominante thema’s in de Israëlische partijpolitiek zijn veiligheid, etnische thema’s, nationalisme en religie. Decennialang draaide het politieke leven om onderwerpen als oorlog, het leger, het joodse karakter van de staat, de demografische ontwikkeling (aantal joden ten opzichte van niet-joden), afscheiding van de niet-joodse (in de eerste plaats Palestijnse) wereld, de positie van de ultra-orthodoxen en de rol van de religie in het leger en in de publieke ruimte. Deze trend werd in recente tijden gevoed door het neerslaan van de gewapende Palestijnse opstand (de tweede intifada, van 2000 tot 2005) en de bouw van de afscheidingsmuur. Daardoor nam het gevoel van veiligheid-binnen-het-joodse-domein onder de joodse bevolking toe en nam de relevantie en ook de “zichtbaarheid” van het etnische conflict in het dagelijkse leven van de joodse bevolking af. In 2005 volgde in dezelfde lijn, de terugtrekking van de joodse kolonisten uit Gaza en de afgrendeling van dit gebied met zijn ruim anderhalf miljoen inwoners. Het dominante thema buiten Israël is de “Palestijnse kwestie” en met name de vraag wanneer en onder welke voorwaarden de in de Oslo Akkoorden overeen gekomen Palestijnse staat er komt, zodat de bezetting kan worden beëindigd.
De “vredesonderhandelingen” hebben, in elk geval tot zeer recent, in westerse media twintig jaar lang het nieuws gedomineerd. Dit in tegenstelling tot de Israëlische media die wat dit betreft een afspiegeling waren van de politieke discussies en strijd in joods Israël. De kolonisatie in de bezette gebieden is in de Israëlische politiek grotendeels een juridische strijd op het niveau van de details van het vergunningenbeleid: al dan niet toestaan van bepaalde (ook volgens het Israëlische recht) illegale nederzettingen. Wellicht aan te duiden als een machtsstrijd tussen de organen van de staat (regering, Knesset, Hooggerechtshof) en de nationaal-religieuze beweging. Opvallend is dat er in het politieke centrum geen (openlijke) discussies zijn over het lange termijn doel van de kolonisatie. Het internationale diplomatieke overleg en het feitelijke handhaven van de status quo van de bezetting, zijn geen onderwerp van politieke strijd.
Opvallend is ook, waarschijnlijk door het overheersen van etnische, nationalistische (inclusief veiligheids-) en religieuze thema’s, dat sociale kwesties als armoede en inkomensongelijkheid tot zeer recent nauwelijks tot politieke strijdpunten werden. Ook de uitzondering op dit patroon, de al decennia bestaande onvrede onder de mizrahi (joden van oriëntaalse afkomst) en hun protest in verband met de door hen gevoelde achterstelling, had in belangrijke mate een etnische achtergrond (maar dan binnen joods Israël). Israël is “hot issue” in de internationale politiek, maar de Israëlische politiek is naar binnen gericht.
De etnische segmentatie binnen joods Israël en de vertaling daarvan in politieke voorkeuren, komt in Jaffadok onder 3C1 aan de orde.

Een waterscheiding

Een waterscheiding in de Israëlische politiek was de periode van kort voor de Oslo Accoorden begin jaren ‘90 tot begin deze eeuw. Na een Likoed periode van 1977 tot 1992 volgden een aantal jaren waarin de Arbeiderspartij de toon aangaf. Via de Arbeiderspartij had de seculiere Ashkenasische elite (met Oost-Europese wortels) altijd politici voortgebracht die meer internationaal georiënteerd waren en goed thuis waren in de internationale politiek. In de jaren ’90 zorgden deze regeringen, onderbroken door een korte periode-Likoed, voor twee strategische bewegingen. 1. Het Oslo-proces dat Israëls positie in de internationale gemeenschap vestigde als partner die bereid is tot compromissen en uit is op een vergelijk met de Palestijnse bevolking (“vredesproces”). Eén van de gevolgen van dat vredesproces was meer ruimte voor Israëlische bedrijven op de internationale markt en bijvoorbeeld het beëindigen van de Arabische boycot.
2. De tweede beweging bestond uit een rigoureus privatiseringsprogramma dat een nieuwe klasse van succesvolle, rijke ondernemers deed ontstaan. Intern leidde dat tot politieke steun van die kant voor het vredesproces naast de steun van middengroepen die hoopten op een vreedzame en gunstige regeling onder leiding van de VS. Na 2000 viel deze coalitie uiteen en kregen de etnisch-nationalistische partijen onder leiding van Likoed de regeringsmacht. Bepalende gebeurtenissen waren het mislukken van “Camp David” in 2000 en het uitbreken van door Likoedleider Sharon geprovoceerde gevechten met Palestijnen. De Arbeiderspartij is sindsdien gemarginaliseerd. Daarna werden de Oslo Akkoorden feitelijk ontmanteld, zonder formele opzegging. De privatisering van de economie werd onder leiding van Sharon krachtig voortgezet. Door dat laatste ontstond binnen joods Israël een zeer ongelijke inkomensverdeling. Likoed (en Kadima, zie hieronder) behielden niettemin de steun van een groot deel van de lagere inkomensklasse omdat men de bedreigingen van de veiligheid (Palestijnen, Iran) als prioriteit wist neer te zetten ten opzichte van de bescherming van de welvaartsstaat. Binnen de collectieve uitgaven bleef het zeer grote aandeel “veiligheid” intact.

De verhoudingen in de Knesseth

Bij de verkiezingen van 1981 hadden de tegenpolen Arbeiderspartij (“Alignment”) en Likoed samen een reusachtige meerderheid: 95 (van de 120) zetels in de Knesseth. De kiezers zijn bij Israëlische verkiezingen voor meer dan 90 % joods. Israëlische Palestijnen en kleine etnische minderheden maken 20 % van de bevolking uit maar hebben een lager opkomstpercentage (in de bezette gebieden hebben alleen joodse kolonisten stemrecht). In de jaren ’80 en ’90 wisselden Likoed en de Arbeiderspartij elkaar in de regering af. De zetelaantallen voor Likoed/Arbeiderspartij waren als volgt: 1981 48/47; 1992 32/44; 2003 38/19; 2009 27/13.
Tijdens de tweede Palestijnse volksopstand richtte Sharon een eigen partij op, Kadima, die ook uit de Arbeiderspartij stemmen trok en eveneens seculier is. In 2009 kwamen Kadima en Yisrael Beiteinu op respectievelijk 28 en 15 zetels. Opvallend is dat het aantal zetels voor de kleinere partijen groeit (met een onderbreking in 2009): 1981 25; 1992 44; 2003 63; 2009 37 (inclusief Kadima en Ysreal Beiteinu: 80). Tot deze groep behoren onder meer: Shas, Verenigd Torah Judaïsme, Hadash en Balad. Het onderscheid seculier, niet-seculier werd scherper aangezet. Nationaal-religieuze kiezers en partijen werden uitgesprokener. Dat geldt overigens ook voor de Palestijnse partijen (“the Arab parties”): Balad, United Arab List en de gemengd Palestijns-joodse partij Hadash. In 2011 waren 13 Knesseth-leden van Palestijnse afkomst. Zeer opvallend is de “coming out” zowel in de politiek als in het dagelijks leven, van de ultra-orthodoxen, in de laatste twee decennia. Israël kent een kiessysteem dat is gebaseerd op evenredige vertegenwoordiging met een lage drempel (2 %), waardoor telkens nieuwe partijtjes toetreden en anderen uit de Knesseth verdwijnen.
In januari 2013 was de uitslag in zetels, Likoed/Beiteinu 31, Yesh Atid (nieuwe partij, centrum rechts) 19, Arbeiderspartij 15, Jewish Home Party (religieus, niet ultra-orthodox) 12, Kadima 6. Twee ultra-orthodoxe partijen behaalden samen 17 zetels. Het “nationaal-religieuze kamp” kreeg dus 61 zetels. De analyses naar aanleiding van deze verkiezingen kwamen neer op ofwel “het vredeskamp is iets sterker geworden” (namelijk als men Yesh Atid daartoe rekent), ofwel “nationalistisch rechts is sterker geworden”. In dit laatste geval worden ook de machtsverhoudingen binnen de partijen in de analyse betrokken, zoals de verschuiving naar rechts binnen Likoed. Ook het stemgedrag van de jongeren zou een aanwijzing vormen voor een structurele verschuiving naar rechts en nationalistisch. Veel analyses wijzen op de voortgaande versplintering van de Israëlische partijpolitiek en toenemende spanning tussen het religieuze en het niet-religieuze segment in de Knesseth.

Het partijenlandschap

Likoed (21 Knesseth zetels in 2011; in 2013 samen met Beiteinu 31) heeft zijn wortels in de revisionistische beweging uit de jaren ’30 van de vorige eeuw. Kenmerkend is altijd geweest, een zeer hard standpunt ten opzichte van de niet-joodse bevolking. Na de onafhankelijkheid ontstond hieruit de partij Herut. Rond 1970 ging Herut op in de Likoed partij, opgezet onder leiding van Sharon. De kracht van Likoed is het vermogen om seculiere nationalistische krachten te verenigen met religieus nationalisme. Likoed heeft consistent als standpunt ingenomen: geen Palestijnse staat ten westen van de Jordaanrivier; hoogstens beperkte autonomie. Netanyahu is laatste jaren de leider en premier.

Yisrael Beiteinu (12 Knesseth zetels in 2011) is opgericht in 1999 en concurreert met Likoed op de uiterste rechtervleugel. De partij is sterk afhankelijk van het leiderschap van Avigdor Lieberman. De grote stroom Russische immigranten in het begin van de jaren ’90 heeft de electorale basis geschapen voor de partij. Deze kiezersgroep is door het relatief hoge opleidingsniveau economisch snel geïntegreerd, maar is in tegenstelling tot de Likoed achterban nauwelijks religieus. De partij is openlijk voorstander van verdergaande discriminatie van Israëlische Palestijnen (die het Israëlische staatsburgerschap hebben).
Kadima (23 Knesseth zetels in 2011; in 2013 6) werd in 2005 opgericht door Sharon die een ontruiming wilde doorzetten van de voor de staat zeer kostbare, kleine nederzettingen in Gaza en daartoe geen kans zag als Likoed leider. De partij won de verkiezingen van 2009 maar verloor de regeringsvorming.
De Arbeiderspartij (15 zetels in 2013) en haar voorloper Mapai (en de voorlopers daarvan) waren de bepalende politieke groepering in joods Palestina en later Israël vanaf de Eerste Wereldoorlog tot 1977. Deze stroming bracht zowel politici als ideologen voort: Ben Goerion, Moshe Sharett, Golda Meir, Levi Eshkol, Moshe Dayan. Het ideologisch bouwwerk van de huidige Joodse staat inclusief de strategie van de kolonisatie van de Westoever, de annexatie van Jeruzalem, de rol van het leger en de tweederangs positie van de Israëlische Palestijnen komen voort uit de visie van de top van de Arbeiderspartij. De partij heeft tot in de jaren ‘90 in Europa met succes het imago in stand gehouden van een sociaaldemocratische partij naar Europese snit.
Binnen de overige partijen als Shas, Verenigde Torah Judaïsme en de National Religious Party (in 2013: Jewish Home Party) overheerst het religieus fundamentalisme en een radicaal zionistische visie op Israël en de Palestijnen. Gemiddeld zijn deze partijen (dan wel hun voorgangers) de laatste decennia opgeschoven van rechts naar extreem rechts. Partijen die in meer of mindere mate afwijken van de consensus met betrekking tot zionisme en het conflict met de Palestijnen zijn Meretz (zionistisch en sociaaldemocratisch), Balad en Hadash. De Palestijns Arabische kiezers hebben geen invloed op de samenstelling en het beleid van de regering.

 

Literatuursuggesties:

1. Benvenisti, Meron. Son of Cypresses: Memories, Reflexions and Regrets from a Political life. Berkeley, University of California Press, 2006.

2. Benny Morris. “The Fruit of Israel’s Labor”. Site National Interest, 19 Januari 2011

3. Sprinzak, Ehud. The Ascendance of Israel’s Radical Right. New York, Oxford University Press, 1991.

4. Jan Elshout, De mythe van een twee-statenoplossing door onderhandelingen. Internationale Spectator, Jaargang 64 nr. 12, december 2010.

5. Factsheet EAJG, Arbeiderspartij en toekomst links Israël.

Sites en zoektermen:

1. Knesseth.gov.il

2. Sammy Smooha Isreali elections

3. Haneen Zoabi election committee

4. Economist Israel’s election 2013

5. Commentary Israeli elections

6. BICOM elections analysis

7. Israelvotes

8. Jan Elshout. Website International Dialogues, 09/08/2012

Suggesties voor scripties, werkstukken, nader onderzoek:

1. Standpunten ten aanzien van “Groot Israël” in de Knesseth

2. Israëlische partijprogramma’s en de grote strategische vraagstukken

3. De wippositie van de orthodoxen bij de regeringsvorming

CITAAT:

1. “(…) Israelis have become accustomed to their political leaders being caught up in corruption scandals. The fact that Olmert faces two doesn’t impress a jaded Israeli electorate as a disqualifying factor.” Richard Silverstein ivm verkiezingen in januari 2013, blog Tikun Olam, 24 oktober 2012,.
2. “Israelis talk about their internal problems, as if the conflict [rond de bezetting] had somehow disappeared behind . . . a wall. (…) The issue is seen as something to clear with the United States.” Gideon Levy, in een interview dd. 08/09/10, op: www.newleftproject.org